Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn op Zondagmiddag, 1 Dec. j.1. in Amsterdam dingen gebeurd, die inderdaad een bespotting waren van de heiliging van den dag des Heeren.
Daar is in den Stadsschouwburg met subsidie van de gemeente Amsterdam een stuk opgevoerd, getiteld „De Beul”, wij zouden in ons blad den inhoud van dit tooneelstuk niet durven weergeven, zooals wij dien gelezen hebben in het Roomsch-katholieke Dagblad „De Tijd”, waarin de heer Leonardus van den Broeke een analyse van dit stuk gegeven heeft. Wij vinden het in een woord gezegd: „godslasterlijk” en wij kunnen alsnog niet begrijpen, dat zoo iets op Zondagmiddag in Amsterdam is opgevoerd. Dit had niet moeten en mogen gebeuren en de bevoegde instanties hadden Nederland dit moeten besparen. Maar nu het helaas geschied is, en de kerkeraad van de Ned. Herv. Gemeente van Amsterdam onmiddellijk daartegen geprotesteerd heeft, nu zouden wij er toch wel met kracht op willen aandringen, dat opvoeringen van „De Beul” in ons vaderland onmiddellijk verboden wordt. Wanneer dergelijke dingen getolereerd in plaats van geweerd worden en de bevoegde instanties zien dit alles lijdelijk aan, dan drijft men de goed gezinden in een richting, waarin wij ze tot geen prijs willen zien gaan. De Christenen in Nederland, maar allereerst die binnen Amsterdam hebben hier een taak te vervullen en er met kracht op aan te dringen bij de plaatselijke overheid, dat deze dit verbod onmiddellijk uitvaardigt. Dat moest ons even van het hart, opdat ook onze kerkeraden niet aarzelen toe te zien, en zoo noodig met kracht te protesteeren, wanneer ter plaatse „dingen” worden toegelaten, die de overheid, als Gods dienaresse had behooren te verbieden. Wij mogen niet zwijgen, wanneer God in het openbaar bespot en Jezus Christus, wiens komst in deze wereld op het aanstaande Kerstfeest weer zal worden herdacht, publiekelijk gehoond wordt.
In psalm 85 staat geschreven:

Voorwaar Gods heil is reeds nabij ’t geslacht
Hetwelk Hem vreest en Zijne hulp verwacht.
Opdat er eer in onze landen woon
En zich aldaar op ’t luisterrijkst vertoon.

In Duitschland laait de kerkelijke twist weer met groote kracht op. Wij hebben j dit niet anders gezien. De verwachtngen, die men bij het optreden van minister Kerll koesterde, zijn helaas niet vervuld. Deze heeft niets anders dan halfslachtige maatregelen genomen. Hij schakelde door het instellen van een Rijkskerk commissie den Rijksbisschop geheel uit, en toch bleef deze in functie. Dat deze commissie onmogelijk met de Belijdenis beweging zou kunnen samen werken stond voor ons van meet af vast, want deze commissie verklaarde bij haar optreden: „Wij aanvaarden de nationaal-socialistische volkswording op den grondslag van ras, bloed en bodem als een door God gegeven werkelijkheid van ons Duitsche volk, maar lijnrecht daarmede was in strijd, wat er onmiddellijk aan voorafging.
1e. dat de geheele werkzaamheid van de kerk op de erkenning van het Evangelie moet gericht zijn.
Dat de Belijdenis-beweging zich hiermede niet vereenigen zou, moet men in Berlijn dan ook verwacht hebben.
Minister Kerrl heeft dan ook tijdens het onderhoud, dat hij 28 Nov. j.l. met den Rijkskanselier gehad heeft, alle bevoegdheden ontvangen, die hij noodig had om de kerkelijke kwestie desnoods met geweld tot een oplossing te brengen. Na dat onderhoud heeft hij eerst de verschillende gouwleiders, wier antipathieën tegen de belijdeniskerk maar al te bekend zijn, bijeengeroepen. Daarna had hij het reeds door ons gemelde onderhoud met het voorloopig kerkelijk bestuur der belijdeniskerk en den broederraad der Pruisische synode. Deze bespreking vond in een hoogst gespannen sfeer plaats; minister Kerrl verloor voor de eerste maal sedert hij de onderhandelingen met de kerk voert, zijn kalmte en herhaalde malen uitte hij in de meest krasse bewoordingen dreigementen tegen de aanwezigen.
Eerst gaf hij een antwoord op het verzoek, dat hem drie weken geleden reeds gedaan was, om een meer evenredige verhouding in de door hem ingestelde kerkelijke raden te brengen. Zooals men weet. bestaan deze raden voor 80 of 90 percent uit Duitsch-Christelijke geestelijken (de aanhangers van rijksbisschop Müller), terwijl de belijdeniskerk er slechts met één, hoogstens twee personen in vertegenwoordigd is, waardoor dezen laatsten niet de minste medezeggenschap in kerkelijke aangelegenheden meer verzekerd is. Minister Kerrl zeide er niet over te denken, ook maar één Duitsch-Christelijk geestelijke uit de kerkelijke raden te ontslaan, of daarin meer leden der belijdeniskerk te benoemen. De oppositioneele kerk diende er zich, aldus de minister, eindelijk van bewust te worden, dat zij in volle loyaliteit tot Hitler. de Heilige Schrift diende te verkondigen.
Het antwoord, dat de leiders der belijdenisbeweging daarop gaven, liet aan duidelijkheid niets te wenschen over. Zij verklaarden, dat zij ten allen tijde bereid zijn den staat te dienen.
De Kerk is evenwel niet geroepen: God te dienen, door diensten aan den staat te bewijzen; het is integendeel de roeping der kerk, God te dienen door een vrije Verkondiging van de Heilige Schrift, waardoor tegelijkertijd de staat wordt gediend.
Onder geen voorwaarde kan worden toegestaan, dat de staat zich met de verkondiging der Heilige Schrift gaat bemoeien. De leiders der oppositioneele kerk wezen hierbij op het steeds stijgend gevaar van de nieuwe dwaalleer, zooals die door Rosenberg en tal van vooraanstaande leden uit regeering en partij wordt gesteund.
Op dat oogenblik, deelt men mede, zou minister Kerrl al zijn zelfbeheersching verloren hebben en dreigde hij zelf een verordening te zullen uitvaardigen, waarbij het voortaan verboden zou zijn het woord „dwaalleer” te gebruiken. Tegelijkertijd uitte hij de waarschuwing, dat hij de organen van de oppositioneele kerk al met ingang van Maandag 8 Nov. verbieden zou, (wat inderdaad ook gebeurd is), wanneer hun leider hem voor dien tijd niet hun volle medewerking hadden toegezegd. ’t Gaat dus hard tegen hard en wij bidden onzen broeders wijsheid en kracht toe, om in dezen strijd niet te vervagen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 december 1935

De Wekker | 4 Pagina's