Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Reformatie van '86, Gedenk' boek bij het halve-eeuwfeest der Doleantie, uitgave van J. H, Kok te Kampen. Prijs ing, ƒ4.25, geb. ƒ5.25.
Daar staan ze dan, als twee vriendennaast elkander: het prachtige werk van Dr. G. Keizer, De Afscheiding van 1834" en dit magistrale werk, dat in grootsch formaat de doleantie van 1886 belicht. Maar, wanneer wij wat nader kennis maken met deze beide vrienden, dan spreken ze elk een andere taal en hebben ze ook nog wel eens oneenigheid met elkander, al staan ze vlak naast elkander. Dr, Keizer betoogt, dat men niet op anachronistische wijze moet spreken bij de afscheiding van: afwerpen van het synodale juk, van het „ter hand nemen van de reformatie" en het „opzeggen van de gehoorzaamheid aan de synode" (blz, 564).
Veeleer, zoo gaat Dr. Keizer voort, vond De Cock met de zijnen, de methode van reformatie in de Heilige Schrift en in de geloofsbelijdenis, en deze methode veronderstelt een valsche kerk en dit niet slechts „in toepassing op het genootschap abstract gedacht, maar ook in toepassing op de plaatselijke kerk als afdeeling van dat genootschap" (blz. 566), En nu lees ik dit boek „de Reformatie van '86" en daar wordt telkens weer ons gezegd, dat De Cock zich afscheidde van de organisatie en dat die organisatie valsch was.
Deze beide vrienden moeten het nu maar onder elkander uitmaken — niet uitvechten, hoor  wie gelijk heeft, maar vooralsnog houd ik het met Dr. Keizer. Reeds hieruit blijkt, met welk een groote belangstelling wij kennis genomen hebben van dit Gedenkboek, De uitgever heeft eer van zijn werk, en de schrijvers is het wel toevertrouwd.
Als om strijd roemen zij allen het werk der doleantie en kan het opkomend geslacht zich weer eens verdiepen in de problemen, die de kerk vóór 50 jaar bezig hield. Het was toch wel een zeer warme tijd, waarin het vraagstuk der kerk en de belijdenis, en de leer der waarheid de harten van honderden, ja, van duizenden heeft vervuld.
Zelf heb ik nog iets van dezen tijd mee doorleefd, en ik wensch ons opkomend geslacht veel studiezin, en onderzoekingslust om boeken als deze te lezen. Het zal hun dan duidelijk worden, dat het strijden voor de kerk en voor de wettige openbaring van het Lichaam des Heeren geen aardigheidje noch een stokpaardje is, maar dat het behoort tot de heiligheden des Heeren, die ons tot strijden roepen om Zijn erve en Zijn waarheid te handhaven.
Hierom begroeten wij ook dit boek met dankbare blijdschap, want het geeft ons weer materiaal om te ontdekken, waar de fout schuilt bij het stellen van de controverse tusschen afscheiding en doleantie.
Wanneer wij dus dit boek aanbevelen om zijn rijken inhoud en breede uitzetting dan wil dat natuurlijk niet zeggen, dat wij geen aanteekeningen hebben. Vooreerst hebben wij ons afgevraagd: zijn de schrijvers van dit boek het onder elkander wel eens, wanneer het zeer principieele punten betreft.
In het hoofdstuk over „de Doleantie en de Afscheiding" lezen wij iets over de vesparatie" (een leelijk woord, vraagt het maar aan dien anderen vriend, of te wel, het boek van Dr. Keizer blz. 560).
Hiervan wordt gezegd: „daarbij nam de scheiding meer haar uitgangspunt in de belijdenis, de doleantie in het kerkelijk instituut" (blz. 265). Dus wordt betoogd, dat de leer bij afscheiding, en de kerk bij de doleantie uitgangspunt was. Nu lees ik wat bladzijden verder (blz. 296) en daar neemt zonder namen te noemen de eene schrijver den andere onderhanden, want in dat Hoofdstuk „de Doleantie en de Achtergeblevenen" staat „Er is gezegd, dat bij de Afscheiding de leer in het brandpunt van den strijd heeft gestaan, bij de Doleantie de kerk."
En dan wordt zeer terecht, aldaar opgemerkt, dat men toch voorzichtig zij met zulke onjuistheden, en wij lezen „voor den waren hervormer is de kerk nooit object des geloofs naast de leer. Hij heeft de Kerk lief om de leer."
Ik ben het met deze laatste woorden van harte eens, maar dan moeten deze beide schrijvers het maar onder elkander uitzoeken.
Vervolgens lezen wij op blz. 335, handelend over „het kerkbegrip der doleantie" dat de schrijver zegt ,.zooveel mogelijk wil ik vermijden, dat deze verhandeling wordt tot een bespreking van Kuypers kerkbeschouwing, maar me strikt beperken tot de kerken der doleantie".
Maar nu gaan wij verder, bïz. 363, en dan krijgen wij den indruk, dat Kuyper's kerkbeschouwing en de kerken der doleantie zoo ongeveer synoniem zijn. Wie het eene zegt, zegt ook het andere.
Waarom?
En de schrijver van blz. 363 vindt dat „in het Tractaat van de Reformatie der Kerken, dat door Dr. Kuyper in 1883 als een voorloopig Handboek van het Gereformeerde Kerkrecht werd uitgegeven” en dat volgens dezen schrijver „zeer grooten invloed gehad heeft op de doleantie van '86'. Daarom vertolken de kerken der doleantie Kuyper's kerkbeschouwing. Gij kunt het ook omkeeren, want die twee lijnen dekken elkander.
Maar het allermeest heeft ons verbaasd, wat te lezen stond op blz. 265, waar met een beroep op ons Gedenkboek gezegd wordt, dat wij als Christelijke Gereformeerden hoofdzakelijk kerkrechterlijke fouten constateerden, waarom wij met de vereeniging niet wilden meegaan.
Wij weerspreken dit hier ten stelligste.
Wij hebben het kerkrecht lief om de leer, zulke onderscheidingen tusschen het kerkrecht en de leer, alsof het eene los naast het andere kan bestaan, zijn voor de Gereformeerde Confessie ontoelaatbaar. Maar waarom heeft deze schrijver miskent, dat er „confessioneele” bezwaren zijn, die ons weerhouden hebben met de vereeniging van 1892 mee te gaan?
Waarom niet gezegd, dat wij als Christelijke Gereformeerde Kerk niet konden meegaan „omdat de vereeniging geschiedde op den grondslag van de eenheid in de gereformeerde belijdenis”, hetgeen wij om der waarheid wil hebben weersproken, terwijl de vereenigde Gereformeerde Kerken zelve hebben bewezen in haar strijd in zake „leergeschil-len”, dat deze eenheid verre te zoeken was.
Wij zouden nog meer kunnen aanteekenen. Het zij genoeg ten bewijze, met hoe groote belangstelling wij kennis genomen hebben van dit Gedenkboek.
Het boek is opgeluisterd door enkele interessante foto's, en mag als Studiemateriaal niet ontbreken in de boekenrij van allen, wien de historie der kerk lief is.
De twee vrienden, hier in den aanvang genoemd, staan bij mij op één plankje, heel vredig naast elkander. Boeken zijn mak.
Maar beginselen 1834-1886.


Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1936

De Wekker | 4 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1936

De Wekker | 4 Pagina's