Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologie van Karl Barth (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De theologie van Karl Barth (5)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe denkt Barth over God? Barths religieuze kennis-leer doet hem zeggen, dat God de gansch andere, de verborgene, de onkenbare is, naar een woord, dat hij op zijn manier aan den apostel Paulus meent te ontleenen: wij kennen Hem niet, doch worden veel meer van Hem gekend. Gal. 4 : 9 (m.i. staat er niet: „wij kennen Hem niet”). Uit deze uitspraak van Barth heeft men gedistelleerd, dat Barth alle positieve Godskennis loochende en hem bij de agnostisisten ingedeeld; niets is minder waar dan dit, We moeten de methode van redeneeren hier vasthouden, en die is niet of zus, of zoo, of ja, of neen, doch en ja en neen.
Wij kennen God niet, uit ons zelf klimmen we nooit op tot eenige kennis van God, maar wij worden veelmeer van God gekend. God kent ons en daalt als zoodanig tot ons neder en geeft in Zijn openbaring een getuigenis van Zichzelf.
Het ja wordt door het neen verduidelijkt en omgekeerd, het is hier dus: niet kennen en toch wel kennen, ontkenning en bevestiging beiden.
Dus Barth noemt God als zoodanig de onbekende, dat er geen weg van den mensch naar God toe is, en hij noemt God als degene, die ons kent, omdat er wel een weg van God tot ons is.
Hoe denkt Barth over de verhouding van God en mensch?
Barth accentueert heel scherp de transcendentie Gods, dat God staat boven alle dingen. Daaruit trekt hij de conclusie, dat er een absolute tegenstelling is 'tusschen God als de eeuwige en de mensch als de tijdelijke. Als zoodanig is er tusschen beiden geen gemeenschap mogelijk, er bestaat tusschen beiden een dualisme.
Maar tegelijkertijd zegt Barth, dat God nadert tot den mensch, dat Gods verticale lijn onze horizontale lijn snijdt. God komt in Jezus Christus tot den mensch. Trouwens als Barth's theologie de relatie Gods met den mensch loochende, hield ook zijn theologie op te bestaan, want heel het bestaan van kerk en theologie zijn er 't bewijs van, dat er gemeenschap is tusschen God en mensch. Hier hebt ge weer de zigzaglijn van het „ja” en „neen”, van het opheffen en bevestigen tegelijk. Wel is die relatie, volgens Barth een zeer eenzijdige.
Ze gaat van God uit, ja, dat zeggen wij ook, maar we zeggen ook, dat al gaat deze gemeenschap van God.uit, de mensch in die gemeenschap niet louter lijdelijk blijft, maar wel degelijk met zijn gansche bestaan daar in actief, werkzaam is. De mensch wordt niet alleen „bewogen” door God, doch beweegt zich nu ook daadwerkelijk naar God. Dat laatste schijnt Barth al te zeer uit het oog te verliezen.
Hoe denkt Barth over de besluiten Gods omtrent des menschen eeuwige toekomst? Barth gelooft in een verkiezing en verwerping.
Hoe denkt hij zich die verkiezing en verwerping? Dat de eene mensch is uitverkoren en de andere niet? Neen, zegt Barth, als dat zoo ware zou er sprake zijn van een bezit, dat de een heeft en de ander niet; dan zou tenslotte de verkiezing in de hand des menschen komen en dat z.g. bezit zou de souvereiniteit Gods aantasten.
Niemand mag zich in den tijd troosten met de gedachte: „ik ben uitverkoren” en niemand mag zich bewust zijn „verworpen te zijn”. De mensch is niet òf verkoren òf verworpen, maar hij is èn verkoren èn ver-worpen, Hoe Barth er toe komen kan op deze manier de verkiezingsleer van Paulus uit de Romeinenbrief te verklaren vindt zijn verklaring in het feit, dat Barth zich niet laat leiden door de overduidelijke uitspraken der H. Schrift, doch enkel en alleen door zijn paradoxaal irrationalisme, dat van geen of” en „of” wil weten, maar voortborduurt op het stramien van „en— „en”.
Hoe denkt Barth over den zondeval des menschen?
Er is van God uit een tegenstelling tusschen Hem en den mensch. En dit was de staat der rechtheid, dat de mensch van die tegenstelling niets wist. Hij moest niet weten, wat God van hem wist, n,l. dat bij een gansch andere is dan God.
En nu is dit zijn val, dat de mensch eet van den boom der kennis, die hem kennis kon aanbrengen van de tegenstelling tusschen God en mensch, welke kennis eerst alleen maar een bezit van God was. Zijn val is zijn weten, Wat God alleen wist weet hij nu ook. Hij weet zich als een tweede naast den Schepper; en de zondige mensch, die nu weet van zijn gescheiden zijn van God, doet in de religie een poging om dat gescheiden zijn op te heffen. In de religie wil hij het onmogelijke mogelijk maken, n.1, gemeenschap met God. Dat is valsche religie, want de ware religie overtuigt ons van de onmogelijkheid om te komen tot verkeer met God.
De z.g. religieuze mensch wil den souvereinen God dwingen met hem om te gaan en moet eigenlijk beginnen met deze pretentie te laten varen, In het laatste schuilt weer een groote dosis waarheid, maar als Barth de zonde van den mensch ziet in zijn weten, dat hij een gansch andere naast God is, dan vinden wij hier de bekende Barthiaansche antinomie weer terug. Wij immers zeggen, dat de mensch God kent en daaruit weet zijn plaats in te nemen onder en naast God, is zijn adelbrief, en zijn niet willen weten, dat hij maar schepsel is, dat is een stuk van zijn ellende.
Barth moest wel met zijn dialectisch paradoxaal denken tot zulk een voorstelling van des menschen val komen, dat erkennen wij, maar tegelijk erkennen wij, dat ons denken daar rechtdraads tegenin gaat, en volgens ons in de H. Schrift meer steun vindt dan het zijne.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1936

De Wekker | 4 Pagina's

De theologie van Karl Barth (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 september 1936

De Wekker | 4 Pagina's