Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sterkte Toevlucht en Schaduw  (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sterkte Toevlucht en Schaduw (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want Gij zijt den arme eene Sterkte geweest, eene Sterkte den nooddruftige, als hem bange was, eene Toevlucht tegen den vloed, eene Schaduw tegen de hitte.Jesaja 25 : 4a.

Doch Jesaja vervolgt en zegt, dat Hij ook is: eene toevlucht tegen den vloed. In den Heere is ook dierbare levensbeveiliging. Gods Woord spreekt veelvuldig over den vloed. Om bij Jesaja te blijven dan wijzen wij u allereerst op Hoofdstuk 4 : 6, waar wij lezen: „en daar zal eene hut zijn tot eene schaduw des daags tegen de hitte, en tot eene toevlucht en tot eene verberging tegen den vloed en tegen den regen.
Ook Hoofdstuk 32 : 2: „en die man zal zijn als eene verberging tegen den wind en eene schuilplaats tegen den vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van eenen zwaren rotssteen in een dorstig land. In al deze plaatsen is de vloed der opstuwende wateren beeld van de opdringende macht der vijanden.
In onze lage landen bij de zee weten wij maar al te zeer, wat een watersnood be-teekent. Mensch en beest wordt met den dood bedreigd en zoekt angstig een schuilplaats in de gevaren. In het geestelijk leven is daar voor Gods kind de vloed der ongerechtigheden. O, wat kan het dan bang zijn. Hunne zonden zweven ten voor oogen. De schuld is zoo groot en de smetten zijn zoo inklevend. Zij zeggen, wee mijner, dat ik zoo gezondigd heb. Verborgene afdwalingen zijn er zoo menigvuldig. De keuze is in de ziel gelegd, om ware het mogelijk volmaakt voor God te leven en hoe worden zij nu bij den dag meer en meer gewaar, dat zij dat onmogelijk hier kunnen bereiken. De klacht wordt geslaakt: „een stroom van ongerechtigheden, had d'overhand op mij”. O, vlucht naar dien dierbaren Borg. Zijn gezegend Hoofd is bedolven, ten ondergegaan in de watervloeden van Gods heiligen toorn, om een toevlucht en schuilplaats te bieden. Gij, die daar omkomt met uzelf, die uw leven verliest, in Hem alleen is uw behoud. Velen zullen zich hebben willen verbergen in de ark van Noach, doch het kon onmogelijk. De Heere sloot achter hem toe.
Nu is hij veilig geborgen in de ark der behoudenis. Zoo is het voor de gunstgenooten des Meeren alleen veilig, als zij in Christus geborgen zijn naar lichaam en ziel. Zij mogen dan rust vinden in het afbetalend Borgwerk des Zaligmakers.
God is een Toevlucht voor de Zijnen, ook als de vloed der vijanden aanrolt als een waterstroom. Jesaja zegt, dat het blazen der tyrannen is als een vloed tegen eenen wand. De geest, de toorn der machtige vijanden is verschrikkelijk. Zij laten Zion niet los. Zij haten Gods erfdeel met een doodelijken haat. Als de slagregen nedervalt, als de waterstroomen komen, als de winden waaien en tegen een huis aanslaan, dan vindt de Christus daarin een beeld van de vele vijanden van Zijn kerk. Het huis valt, zoo het op een zandgrond is gebouwd, doch het blijft staan als het op de steenrots is gegrond.
Volk des Heeren, denk toch niet gering over die vijandelijke macht en rust niet voor gij den Borg tot een schuilplaats hebt. Daar kan Babel en Egypte niet bij. De wereld zal daar niets vermogen. Daar heeft de vijand boog en schild en vurige pijlen op verspild. Kruit en lood van den vijand zal daar niets kunnen uitrichten. De Heere toch is doorluchtiger en heerlijker dan de roofbergen. Wat een heerlijke weldaad zou het zijn, als in den tegenwoordigen tijd de kinderen Gods daar in dien schuilplaats eens vertoefden.
Dan zegt Daniël: „bij U schuil ik."
Dan is Daniël veilig in den kuil der leeuwen. Hananja, Misaël en Azarja worden door den gloed niet verteerd en als een vuurvast trio mogen zij als goud uitkomen, beproefd door den Heere. Er zijn psalmen die kunnen gezongen worden, wanneer men met laster bezwaard is, 't zij dan inwendig, soms ook uitwendig. Als men, ik bedoel Gods volk, de dadelijke beleving niet beoefent, in den eenigen Toevlucht kan men niet zingen. Doch als de Heere zich openbaart in Zijne zalige gemeenschap, dan wordt ervaren: „een hut, waarin zij 't woelen, den twist der tong niet voelen”. Wat een Goddelijke levensveiligheid is er in dien heerlijken Koning van Zion. Gerust, wel mag daarvan getuigd worden:
„Wat winden, die er waaien,
Wat regen, die er plast,
Het hooge huis van Zion,
Staat onbewegelijk vast.”

Maar dan ook smeekt het Godswoord nog van een gezegende levensverkwikking. De Heere is ook eene Schaduw tegen de hitte.
Hij zal verkwikking bereiden. Ons vers wordt nader verklaard door het volgende. De Profeet zegt daar: „Gelijk de hitte in eene dorre plaats, zult Gij de onstuimigheid der vreemdelingen nederdrukken; gelijk de hitte door de schaduw eener dikke woik, zal het gezang der tirannen vernederd worden.” Welk een schoon beeld uit het rijk der natuur om de volheid der genade in den Middelaar uit te drukken. Het beeld wil wijzen op een reiziger, die in woeste oorden, arm aan schaduw, verkwikking vindt tegen de brandende zonnestralen in de schaduw van een zwaren rotsteen. Ook als de zonnehitte getemperd wordt door een dikke wolk. Als Gods volk wandelt in de benauwdheden van verschillenden aard, maakt God hen levend. Hij doet hen ervaren, Zijne Goddelijke nabijheid. Hij verkwikt hun ziel. De drukwegen zijn vele en bang. Met Job moeten zij dan wel uitspreken: „de dagen des druks grijpen mij aan.” De Borg ondersteunt hen krachtiglijk in wegen van smart. Zoo leeren zij staren op het eind van des Heeren wegen. De smart wordt geheiligd. Ook zal de Heere hen leiden door de schaduwen des doods. Hij blijft hen bij in alle tegenspoeden, Gods stok en staf, zal hen altoos behoeden.
Kennen wij reeds den Heere Christus als onze Sterkte, als onzen Toevlucht, als onze Schaduw? Dit is de levensvraag, voor ons allen van de grootste beteekenis. Rust niet, mijn lezer voor gij dit weet. Wat een weldaad in dit leven, het te mogen weten. Maar ook, welk een troost in de ure des doods, het te mogen ervaren.
Bij alles, wat wisselt en keert, de kracht des Heeren, de bescherming des Heeren en de verkwikking des Heeren, zij blijven bevestigd in de trouw des Heeren voor al Gods volk en dat voor eeuwig.

Schiedam.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1936

De Wekker | 4 Pagina's

Sterkte Toevlucht en Schaduw  (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 1936

De Wekker | 4 Pagina's