Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologie van Karl Barth (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De theologie van Karl Barth (7)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe denkt Barth over den Christus? Barth gelooft onvoorwaardelijk in het volstrekte wonder, dat God mensch werd en tegelijk God bleef.
Wie de gelegenheid heeft om Barths „Apostolicum” verklaring op de twaalf art. des geloofs, vertaald door Ds. Miskotte, met aandacht te lezen, leest daar een roerende belijdenis omtrent Jezus Christus, Gods Zoon, onzen Heere, de Heer van levenden en dooden. Ik weet wel, sommige critici gaan zoover met Barth voor een heiden te verklaren, met te betwijfelen of hij wel in de Godheid van den Heere Jezus gelooft, enz. enz……. Ik doe met die critikasters nu eenmaal niet mee. Een andere vraag is het echter, of wij zijn belijdenis principieel in alles kunnen onderschrijven. Gelooft Barth in den historischen Jezus? Zeker, maar deze kan volgens Barth geen voorwerp van ons geloof zijn als Hij ook niet het vleeschgeworden Woord is.
En terecht!
De subjectieve moderne theologie met haar a-historisme en historisme had geen oog of loochende zelfs Jezus’ godheid en sprak j toch over geloof in den Christus. De historische Jezus werd zelfs verheven tot voorwerp des geloofs, ten koste van zijn godheid.
Dat Barth zulk een geloof in een historisch feit, Zijn geboorte en omwandeling op aarde, de naam van geloof niet waardig keurt, valt te verstaan.
Als Barth echter absolute scheiding maakt tusschen historie en koninkrijk Gods en van een onhistorisch gebeuren in de vleeschwording des Woords spreekt, dan gaat hij weer over de grens en volgen we hem niet. Voor Barth is de vleeschwording veel meer een onhistorisch gebeuren, een openbaring Gods in Christus van den nieuwen mensch. Trouwens deze vleeschwording is geen overbrugging. geen vereeniging van tijd en eeuwigheid, van God en mensch, van historie en openbaring.
Ze is juist het tegendeel.
De vleeschwording is openbaring van de volstrekte onmogelijkheid van een synthese, God en mensch. Dat blijkt het duidelijkst in het lijden en den dood van Christus, dat is het catastrofale oordeel Gods over den mensch, die de scheidingslijn wil wegnemen, die over de doodslinie wil heenkomen. Terecht merkt Barth in zijn apostolicum op, dat we toch nooit moeten denken, dat Jezus alleen borgtochtelijk voor ons optrad, toen Hij aan ’t kruis hing maar dat Hij, Die den ganschen tijd zijns levens geleden heeft, ook den ganschen tijd zijns levens de zaligheid verwierf.
Maar wij vragen: is voor Barth Golgotha dan maar alleen of hoofdzakelijk plaats der bepaling tusschen God en mensch, d.w.z. plaats, waar aangetoond wordt waar God staat, aan gene zijde van de doodslinie en waar de mensch behoort te staan, nl. aan deze zijde van de linie. Is Golgotha niet mede plaats der betaling, der satisfactie, der genoegdoening?
Wel belijdt Barth dus den Christus der Schrift en Apostolicum, ook gaat men m.i. te ver als men beweert, dat hij den historischen Jezus van geen beteekenis meer acht, ten koste van den onhistorischen Christus, maar zijn eigenaardig dialectisch spreken over het onhistorisch gebeuren in de vleeschwording des Woords is werkelijk aanleiding, dat de critiek op Barth soms te ver gaat?
Prof. Haitjema moge dan wel herhaaldelijk het hoofd schudden en spreken over bedroevende misstanden van Barths theologie, Barths paradoxaal spreken geeft de critici gelijk als zij het hoofd schudden over Barth en over…… Haitjema.
Zoo rijzen er ook allerlei vragen bij Barths beschouwing over Jezus’ opstanding. Volgens Barth vertegenwoordigt de opstanding van Christus tegenover het historisch graf van Jezus, een andere, een onhistorische demensie (zeg maar tijdperk). Wat wil dat zeggen? De opstanding van Christus snijdt als verticale lijn Gods ons menschelijk, horizontale vlak. Door de opstanding komen we met Gods wereld in aanraking, maar…… die wereld laat zich nooit samenvoegen met onze historische wereld; werkt er nooit vernieuwend, heiligend op in.
God komt dus wel in bepaalde momenten tot deze wereld, tot den mensch in deze wereld, toont hem zijn afstand aan, spreekt tot Hem van vergeving der zonde, maar als dat alles nu ook gevolgd werd door een blijvend ingaan in den mensch, in zijn historie, dus een meewandelen van God met den mensch werd, dan zou dat een opheffen van Gods wereld worden, eigenlijk een neerhalen van Gods hoogheid in het slijk onzer nederheid. Natuurlijk is hier een kern van waarheid in, n.l. de handhaving van Gods opperhoogheid ook in de intiemste relatie tusschen God en zijn volk. Dat echter de vleeschwording des Woords met de opstanding van Christus voor ons de mogelijkheid ontsluit van den verborgen omgang met God, dat we door het geloof op het allerinnigst met Christus verbonden zijn, niet alleen met Christus als Gods Zoon, doch ook met Christus als onze oudste Broeder wil er bij Barth niet zoo goed in. Hij vreest, dat de binnenkamer der mystiek ons doet vergeten „afstand te bewaren”.
Zijn voorstelling van vleeschwording en opstanding consequent doorgetrokken doet eigenlijk de warme bronnen der mystieke gemeenschap verkillen. Barth’s eigen zieleleven zal wel van die verborgen omgang weten, maar zijn wijsgeerig denken overgedragen in zijn theologie staat er m.i. rechtdraads tegenover.
Dat zijn nu eenmaal van die onverklaarbare dingen in het zoo gecompliceerde zieleleven van elk mensch, van elk christen.
Trouwens Barth moge uit reactie al te sterk positie kiezen tegen de christelogie van de moderne theologie; hij moge principieel in zijn christologie zelfs verschillen met de aloude gereformeerde theologie, hij is wel ’t verst verwijderd van het modernisme, dat zelfs in zijn jongere richting nog weigert om Jezus Christus, naar de uitspraak onzer belijdenis, te erkennen als Zoon van God.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1936

De Wekker | 4 Pagina's

De theologie van Karl Barth (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 oktober 1936

De Wekker | 4 Pagina's