Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Nederlandsch Bijbelgenootschap (12)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Nederlandsch Bijbelgenootschap (12)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het werk voor en in Indië (6).Bijbelvertalingen (6).

Naar aanleiding van het voorstel der Haarlemsche afdeeling, waarvan ik in één der vorige artikelen gewag maakte, richtte het N. B. G. zijn blik ook naar Zuid-Celebes, waar Heidendom en Islam ongehinderd samenwerkten tot verderf der verschillende volkeren. Men wilde beginnen met een Bijbelvertaling aan de verschillende volkeren van Zuid-Celebes en de omliggende kleine eilanden te geven, maar het is gebleken, dat dit niet de juiste methode is.
Want nu nog ligt verreweg het grootste deel der met ongelooflijk veel moeite vervaardigde Bijbelvertaling ongebruikt. In verband met dit feit schrijft de bekende Zendingsman, Ds. D. K, Wielinga, die zelf jarenlang in den Zendingsarbeid werkzaam is geweest: „Het heeft echter geleerd, dat Bijbelvertaling niet moet zijn het begin, maar het eind van het zendingswerk onder een bepaald volk.” 1)
Dit stemt geheel overeen met hetgeen de bekende Dr. Adriani. één der grootste autoriteiten op het gebied der Bijbelvertaling in de Indonesische talen, schrijft. Hij zegt: „De Bijbelvertaling moet uit de Zending, sterker nog: uit de Christelijke gemeente voortkomen, en waar de Zending nog niet zoo ver is, dat er zich eene gemeente vormt, die. hoop geeft voor de toekomst, daar kan hoogstens sprake zijn van een proeve tot bijbelvertaling. Zulk een proef kan groot nut hebben voor de toekomst en moet bewaard blijven als legger, totdat de tijd komt, waarop men tezamen met ontwikkelde gemeenteleden de definitieve vertaling van den Bijbel kan gaan ondernemen.
Maar zij moet niet worden beschouwd als een werk, dat voor de praktijk gereed is; immers, zij is buiten de praktijk ontstaan en heeft daarom weinig kans van in de praktijk te zullen voldoen.” 2)
De man, die een Bijbelvertaling voor Zuid-Celebes tot stand heeft gebracht is Dr. B. F. Matthes. Geboren 16 Jan. 1818, werd hij in 1841 proponent bij het Evang. Luthersch Kerkgenootschap, Na eenigen tijd hulpprediker te Rotterdam te zijn geweest en vervolgens in Duitschland gestudeerd te hebben was hij van 1844 tot 1848 sub-director van het Nederlandsch Zendeling genootschap. Op hem vestigde het N. B. G. het oog, om hem af te vaardigen naar Zuid-Celebes. Men vond in hem den rechten man; hij toch had een bijzonderen aanleg voor talen en stond vanwege zijn kennis van het Sanskriet en het Arabisch zeer hoog aangeschreven bij de hoogleeraren van de faculteit der letteren in Leiden.
Matthes, die vooraf het eer e-doctoraat van de Leidsche Academie ontvangen had, vertrok in 1848 naar zijn bestemming.
Hij had tot taak het Macassaarsch en het Boegineesch te bestudeeren.
Dit zijn twee verwante talen, die toch nog aanmerkelijk van elkander verschillen.
Het Macassaarsch wordt gesproken te Macassar en in de omliggende plaatsen, het Boegineesch verderop en op de eilanden in den omtrek, Met onvermoeiden ijver wierp Dr. Matthes zich op zijn taak.
Het was een zeer moeilijk werk, want het moest geheel van den grond af tot stand worden gebracht. In 1856 was hij zoover gevorderd, dat hij een grammatica, een bloemlezing van volksverhalen en een Macassaarsch-Nederduitsch woordenboek kon overzenden.
Van 1858 tot ‘59 met verlof in het vaderland zijnde kon hijzelf toezicht houden op het drukken van deze werken, die door het N. B. G. werden uitgegeven. Weer naar Indië teruggekeerd, begon hij met de studie van het Boegineesch. Dat ging niet zoo gemakkelijk. Om die taal te bestudeeren moest hij de binnenlanden intrekken naar het Koninkrijk Boni, waar het zuiverst Boegineesch werd gesproken en de mogelijkheid bestond met de Boegineesche letterkunde kennis te maken. De eerste maal was al heel teleurstellend; hij werd aan de grenzen van het Koninkrijk Boni teruggezonden.
Toen hij er voor de tweede maal heenging, gelukte het hem in de hoofdstad te komen, doch hij moest den volgenden dag onverrichterzake terugkeeren, aangezien hij wel een pas, maar geen eigenhandig geschreven aanbeveling van den Gouverneur kon toonen.
De derde reis gelukte, vooral ook omdat de verhoudingen tot het Gouvernement verbeterd waren. Intusschen was Matthes, door huiselijke omstandigheden gedwongen, weer met verlof naar het vaderland geweest. Eindelijk was de voorbereidende arbeid zoo ver gevorderd, dat hij aan het eigenlijke doel kon beginnen, n.l. de Bijbelvertaling. In 1864 verscheen de eersteling, het was het Evangelie van Mattheus, zoowel in het Macassaarsch als in het Boegineesch.
Zoo ging het steeds voort. Telkens verscheen er een gelijktijdige vertaling in beide talen. In 1888 had hij het Nieuwe Testament voltooid.
Hij was toen 70 jaar 3).
En in het Jaarverslag van 1900 kon het N. B. G. melden; „Dr. B. F. Matthes heeft zijne vertaling van den Bijbel, na 50-jarigen arbeid, voltooid. Dit jaar verschenen de Chronieken in het Makassaarsch en Boegineesch. Hijzelf wenscht het werk niet als voltooid te beschouwen, voor de laatste drukproef is nagezien en wellicht zal een volgend verslag reeds kunnen melden, dat dit geschied is.” En waarlijk in het verslag van 1901 kon gemeld worden: „Het laatste stuk van den Bijbel, vertaald in Makassaarsch en Boegineesch, is nu afgedrukt; het werk der Bijbelvertaling, de levenstaak van onzen bejaarden afgevaardigde Dr. B. F. Matthes, voltooid.
Dit werk ligt daar nu als een monument van wetenschappelijken en zendingsgeest, eene eere voor den man, die het voltooide, en voor ons Genootschap, dat hem de opdracht gaf. Daarbij en daarboven mogen we evenwel vertrouwen, dat, al is de zending op Zuid-Celebes, waarvoor het werd gemaakt, nog eene zaak van geduld en afwachten, in de toekomst deze arbeid zal blijken van groote beteekenis te zijn geweest voor het leven der volken van Zuid-Celebes.”
Als wij dit hooren krijgen we toch wel diepen eerbied voor zulk een man, die 50 jaar lang beeft gewerkt om den Bijbel over te zetten in die beide talen. Het is inderdaad zijn levenstaak geweest, waaraan hij gearbeid heeft, totdat hij den leeftijd der zeer sterken reeds had overschreden. Hij stierf den  10 en October 1908 op 90-jarigen leeftijd.
Maar het diep tragische van dit alles is, dat al die arbeid tot nu toe betrekkelijk nutteloos is geweest. En de grootste schuld hiervan ligt, menschelijkerwijs gesproken, bij de Ned. Indische Regeering, die wel den Islam vrijelijk toeliet in Zuid-Celebes, doch geen toestemming wilde geven aan de Zending om zich in die streken te vestigen, ja zelfs eens beslag liet leggen op een blaadje van zendeling Donselaar, dat niets anders behelsde dan de Tien Geboden, de geloofsartikelen en het Onze Vader. Wel een treurig bewijs, hoe noodzakelijk het is, dat ook de Indische Regeering gevormd worde door Christelijke mannen, en dat hangt, middelijkerwijs, weer af van de staatkundige verhoudingen in ons land.
In de laatste jaren schijnt er onder de menschen van Zuid-Celebes een kentering te komen.
De Zending is thans bezig er pionierswerk te verrichten.
En in verband daarmede kon het N. B. G. in het jaarverslag van 1930 schrijven, dat er in den laatsten tijd herhaaldelijk vragen kwamen om Evangeliën in het Boegineesch! Het grootste gedeelte van Matthes’ Bijbelvertaling ligt nog onaangeroerd in de magazijnen, doch de Evangeliën zijn bijna alle uitverkocht. 4)
Op Gods tijd zal ook de kostbare arbeid van Dr. Matthes vruchten dragen, want ook voor Zuid-Celebes zal de dag aanbreken, dat het woord vervuld wordt: „Maak U-op, word verlicht, want Uw licht komt en de heerlijkheid des Heeren gaat over U op.” Jes. 60 : 1.

1) Ds. D. K. Wielinga in de Chr. Enc., IV, blz. 107.
2) Dr. N. Adriani, Verz. Geschriftten, III, blz. 264. In de Verz. Geschriften van Dr. Adriani is een artikel opgenomen, getiteld: Dr. B. F, Matthes als taaibeoefenaar.
3) Zaaiing en Oogst, CXXIII—IV, Juni 1910, blz. 314; id. CXV—CXVII, Sept. 1902, blz, 201 v., waaraan ook verdere bijzonderheden zijn ontleend, benevens aan Gronemeijer, Gedenkboek, blz. 88—92.
4) jaarverslagen van 1930 en volgende jaren

Nieuwe Pekela.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1936

De Wekker | 4 Pagina's

Het Nederlandsch Bijbelgenootschap (12)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1936

De Wekker | 4 Pagina's