Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zalig … De armen van geest (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zalig … De armen van geest (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest en die voor Mijn woord beeft.Jesaja 66: 2.

Waarom in plaats van een „zien” in toorn een „zien” in liefde? Omdat die vlammen van Gods toorn gebluscht zijn in het bloed van Christus!
Omdat ‘s Heeren deugden opgeluisterd zijn in den Borg en Middelaar!
Omdat reeds van eeuwigheid de Zoon op den Vader toekwam, met het woord: „Zie, Ik kom, o God, om Uw welbehagen ie doen.”
In lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid heeft Hij alles gedaan, wat volbracht moest worden.
De Vader is volkomen in en door Hem bevredigd.
O, hoe rust de liefde-blik des Vaders op Hem!
Hoe heeft de Vader een welgevallen in Zijn werk!

„Deze is Mijn geliefde Zoon, in den welke Ik Mijn Welbehagen heb.” Als Borg is Hij den dood ingegaan, om zoo het leven voor de Zijnen te verdienen.
Als Borg moest Hij het lieflijk licht van Gods aangezicht derven, opdat de Heere het oog weer in gunst kon wenden naar de Zijnen.
Op Dezen — Christus — zal Ik zien in toorn (en God heeft in gramschap op Hem gezien), opdat het werkelijkheid zou worden, wat we in onzen tekst lezen: „op dezen — mijn volkzal Ik zien in ontferming…. Hoe aanbiddelijk zijn de eeuwige gedachten Gods!
O, Diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods! De stroom der genade vloeit uit het eeuwig Welbehagen des Heeren voort!
Wie zijn ze nu, op wie de Heere in Christus in genade neerziet? Het zijn de armen en verslagenen van geest en degenen, die voor Zijn woord beven.
Gelijk wij van nature zijn, is op ons van toepassing het woord, dat de verhoogde Koning der Kerk eenmaal richtte tot de gemeente der Laodicensen:
„Want gij zegt: Ik ben rijk en verrijkt geworden en heb geens dings gebrek; en gij weet niet, dat gij zijt ellendig, en jammerlijk, en arm, en blind, en naakt.”
Door onze zonde zijn we de rechte kennis der geestelijke zaken kwijt. Wij zijn den vader der leugenen, den satan, toegevallen.
Daardoor hebben wij een leugenbegrip van God, en een leugenbegrip van ons-zelve.
Als nu de Heere in genade tot den mensch komt, komt Hij met den Geest der waarheid.
Die Geest leidt in alle eeuwigheid in. Hij doet ons God, onzen Schepper, kennen gelijk Hij is. En als vrucht van die rechte Godskennis ontvangen wij de juiste blik op onszelve.
Zoo leeren wij ons zien buiten God, vervreemd van het leven Gods, dood in zonden en misdaden.
Zoo worden wij aan onze werkelijke armoede ontdekt.
En hoe krijgen wij in dat alles ook onze schuld te zien!
Hoe gaan we daaronder gebukt!
Daarom gaat het arm-zijn en het verslagen-zijn-van-geest altijd samen.
Door de kennis van zijn armoede en schuld wordt de mensch een verslagene van geest.
Want de zonde wordt in het licht van Gods heilige wet, die een uitdrukking is van Zijn heiligen Wil, gezien. De zonde wordt gekend als zonde!
Dat is: we zien die zonde in haar God-onteerend en zielverdervend karakter.
Hoe wordt er dan geboren een droefheid naar God, die een onberouwelijke bekeering werkt tot zaligheid!
En wat komt er dan ook een heilige verwondering, dat de Heere ons in Zijn lankmoedigheid en ontferming nog spaart!
Wat is dàt al een bewijs, dat de Heere neerziet in genade op den arme en verslagene van geest!
En juist als we op die sparende liefde Gods het oog krijgen, zulk een liefde in den Heere tegenover zulk een haat bij ons, zulk een trouw in God tegenover zulk een ontrouw bij ons, wat brengt dat in de vernedering en verootmoediging! Dan buigt de verslagene diep in ‘t stof. Hij belijdt zijn schuld, en de arme gaat met smeekingen naar den troon der genade.
Hij bidt en worstelt om de onverdiende blijken van Gods gunst en gemeenschap. Daarin kan alleen het leven zijner ziel liggen.
Welk een bemoediging, als zulk een vat krijgt aan de beloften Gods: „op dezen zal Ik zien, op den arme en verslagene van geest.”
Welk een weelde, als hij door het geloof zijn armoede als verslonden ziet in den rijkdom van Gods genade!
Hoe leeren zij ook beven voor Gods Woord!
Zij komen met de majesteit van ‘s Heeren Woord in aanraking.
Dat Woord is een tweesnijdend scherp zwaard.
Dat Woord wordt ook voor hun eigen leven in alles zoo waar.
Dat Woord ontbloot hen, neemt weg at het hunne, rukt weg al wat niet is naar Gods heiligdom.
Dat Woord drijft ook heen naar den Heere, brengt aan Zijn voeten.
Dat Woord is een middel in de hand des Heeren om te openbaren den rijkdom der genade Gods in Christus.
Dat Woord ontdekt den Christus, door Wiens genoegdoening de Heilige en Rechtvaardige wonen kan en wil bij den arme en verslagene van geest en die voor Zijn woord beeft.
De grond der zaligheid ligt buiten den zondaar in den Heere Jezus Christus; in het eeuwige Welbehagen des Heeren.
Daarom, daarom alleen kan de Heere bij den mensch wonen.
Zoo zal Hij „zien” op „armen, en blinden, en ellendigen, en naakten”.
In de ervaring van dat „zien Gods” ligt de zaligheid.
Niet en nooit in onze armoede!
Nimmer in onze ellende!
Sommigen schijnen dat te meenen. Hun roem ligt daarin, dat zij zulke slechte, ellendige menschen zijn.
En in plaats van in diepen ootmoed en verbrijzeling des harten over hun ellende laag voor God neer te buigen, gaan zij in hoogheid der ziel hun weg.
Neen, dat is niet naar de Schriften.
De grootste genade brengt de grootste armoede teweeg, maar ook de grootste armoede schreeuwt om de grootste rijkdom.
Niet in het gemis ligt het leven, maar in het bezit!
En waar het gemis wordt gevoeld, daar roept men met worsteling om het bezit.
Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen en waarachtigen God en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.
Zalig — de armen van geest!
Niet om hun armoede!
Maar vanwege den rijkdom, die hun is toegezegd en die hun uit louter genade geschonken zal worden!

Harderwijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1936

De Wekker | 4 Pagina's

Zalig … De armen van geest (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 november 1936

De Wekker | 4 Pagina's