Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologie van Karl Barth (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De theologie van Karl Barth (7)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij willen thans eens letten op Barth’s beschouwing over rechtvaardiging en heiligmaking. De lezers zullen het met mij eens zijn, dat hier een even gewichtig onderwerp behandeld wordt, als toen we schreven over Barth’s geloofsbegrip,
Reeds van oude tijden af, waren na de Reformatie Zondag 7 en Zondag 23 catechismusgedeeften, waarop de aandacht der gemeente zich toespitste, om te weten, of men de zuivere klanken beluisterde.
Wie in het stuk der rechtvaardiging scheef gaat, raakt het goede spoor zoodanig bijster, dat zelfs sterke rukken aan ‘t stuur den wagen toch niet meer op den weg kunnen brengen. Vooral dient gelet op onderscheid en verband tusschen rechtvaardiging en heiliging.
Rechtvaardigen is niet, naar Roomsche gedachten een rechtvaardig-maken, maar een oordeel Gods over den zondaar, een juridische rechtvaardig verklaring.
Ook worden wij niet gerechtvaardigd om iets in ons, zelfs ‘t geloof in de rechtvaardigmaking heeft niets verdienstelijks, want het verricht geen andere dienst, dan de hand, welke zich uitstrekt om Gods weldaad aan te nemen. Heel sterk stelt Barth dit alles op den voorgrond en met name doet hij dit om te bestrijden de tegenwoordige Duitsche theologie, die heel sterk naar de Roomsche theologie neigt.
Als de z.g. Luthersche en Gereformeerde theologen in Duitschland leeren, dat de rechtvaardiging eigenlijk in Gods gedachte rust op de heiliging, dat God den zondaar rechtvaardigt omdat God hem reeds geheiligd voor zich ziet n.1……….naar Zijn goddelijk bedoelen, dan is het te verstaan, dat Barth van zulk een rechtvaardiging weinig moet hebben.
Handhaaft Barth dus het rechterlijke genade-karakter der rechtvaardiging, leert hij nu ook, dat op de rechtvaardiging de heiligmaking moet volgen?
Gewis. Barth zegt ook, dat rechtvaardiging en heiliging wel onderscheiden maar niet gescheiden mogen worden. Dus we kunnen geheel instemmen met Barth’s zienswijze?
Dat is wat anders. Barth zegt: God spreekt vrij, omdat de toorn Gods over de zonde door Christus gedragen is, maar deze rechtvaardiging is geen stadium op den weg, dat men op een gegeven oogenblik voorbij is, om nu als ‘t ware over te glijden in de heiligmaking.
En dan heiligmaking opgevat als gratia infusa, ingestorte genade of heiligheid. Volgens Barth maakt men dan toch van de rechtvaardigmaking, heimelijk een rechtvaardig gemaakt worden.
Dan zou men na die. z.g. rechtvaardiging niet meer zijn een zondaar, een schuldige, een verdoemde. Men komt hier nooit boven het zondaar-zijn uit! Dit is immers het paradoxaal karakter der rechtvaardiging: schuldig en niet schuldig, zondaar en rechtvaardige, vleesch en geest, beiden tegelijk. Let wel, niet voor de eene helft een zondaar en voor de andere helft een heilige, neen men is en blijft van a tot z…… een verdoemd zondaar, doch tegelijkertijd is men van a tot z…… een heilige.
Een heilige n.l. in Christus.
Let wel, Barth spreekt wel over heiligmaking, doch dat is geen heiligmaking door Christus, zoodat Hij een heilig beginsel in ons hart instort dat beginsel doet groeien en bloeien. Neen, van zulk een ingestorte heiligheid wil Barth niets weten.
Al de daden, die een geloovige doet, n.l. hier zelfs gedacht aan zijn z.g. goede werken zijn en blijven in zichzelf, verdoemelijk, dus onder ‘t oordeel Gods, Maar gerekend naar Gods liefde, en aangemerkt in Christus zijn die goede werken vergeven zonden. En dat nu te gelooven, dat onze verdoemelijke daden in Gods oog vergeven zonden, en daarom goede werken zijn, zie dat is de eigenlijke heiliging eens zondaars.
De geloovige is een nieuwe mensch, niet zooals wij zeggen en in en door Christus, maar enkel en alleen in Christus gerekend. Wij blijven dus met en ondanks de rechtvaardiging geheel en al ouden Adam, maar wij gelooven, dat we in Christus niet voor de helft of voor drie kwart, neen geheel en al nieuwe mensch zijn, want Christus is onze nieuwe mensch voor God. Wie nog al eens gesnuffeld heeft in de preeken van Köhlbrugge kan hier bij Barth ‘n zienswijze constateeren, die ook valt op te merken bij Köhlbrugge.
Barth zegt dan ook zelf, dat hij veel bij Köhlbrugge gevonden heeft, wat in ‘t wezen” der zaak zijn zienswijze is.
Wij kunnen het nog niet anders zien, dan dat Barth rechtvaardigmaking zoo goed als vereenzelvigt met heiligmaking, en dat ten koste van de heiligmaking, Wel geloof ik, dat er in Barth’s voorstelling iets is, wat ons wat te zeggen heeft. Ook in onze kringen noemt men soms de heiligmaking een langzame verbetering en bekeering van den ouden mensch.
Ook wordt wel eens een heiligingsbegrip voorgesteld, waarbij de vrome mensch op den troon wordt gezet, en er voor Christus geen plaats en werk overblijft. Ja. Christus wordt er dan als ornament, als vlag, welke de lading moet dekken nog even bijgehaald, maar dergelijke voorstelling van heiligmaking heeft niets gemeen met evangelische heiligmaking naar de Schrift, waarvan Christus toch achtergrond, ondergrond en pleitgrond is.
Het loslaten van de z.g. lijdelijke heiligmaking, het leven der heiligheid uit den Heere Jezus, alleen, komt misschien wel de Oxford-groep in ‘t gevlei, maar is een z.g. heiligheidsgebouw zonder levend fundament.
In zooverre ga ik liever met Köhlbrugge en Barth mee, dan dat ik zou willen staan op het gevaarlijk drijfzand van een humanistische, Gods genade verdonkerende vroomheid, welke met het waarachtig leven uit en door Christus niets gemeen heeft. Alleen…… wij blijven de heiligmaking onderscheiden van de rechtvaardigmaking, we willen er ook geen soort voortgezette rechtvaardiging van maken zooals Barth eigenlijk doet.
Handhavend het rechterlijk karakter der rechtvaardiging, spreken wij toch van een heiligings-proces in den mensch door Christus, maar deze gratia infusa rust voor ons op den bodem eener rechterlijke daad Gods, n.l.: de rechtvaardiging eens zondaars voor God!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1936

De Wekker | 4 Pagina's

De theologie van Karl Barth (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1936

De Wekker | 4 Pagina's