Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Synodale bepalingen (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synodale bepalingen (2)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerkvoogden.
De naam boven deze bepaling heeft meer een Hervormden dan een Christ. Geref. klank, om reden er in de Christ. Geref. Kerk van dezen tijd geen Kerkvoogden worden gevonden, terwijl zulk een college van beheervoerders wel officieel bekend is in de Herv. Kerk. Naar de D. K. O. is er dan ook geen plaats in onze gemeenten voor zulke mannen, die het beheer voeren over de stoffelijke goederen. In de oude Geref. Kerken vóór 1816, werd de gemeente geregeerd door de ouderlingen, die volgens art. 23 def D. K. O. geestelijke werkzaamheden hadden te verrichten, als uitoefening der kerkelijke tucht, mede-opzicht over hun ambtsbroeders, regeering der gemeente enz. Over beheer der stoffelijke goederen wordt in de D.K.O. niets bepaald, omdat de kerk in den tijd der oude Republiek der Vereenigde Nederlanden bevoorrechte kerk was en de Overheid de goederen beheerde.
Toen na 1795 de kerk ophield heerschende kerk te zijn, en er scheiding van Kerk en Staat werd ingevoerd, was het noodig twee colleges te hebben, één voor de kerkelijke regeering en één voor de kerkgebouwen, pastorieën, enz. Na de invoering der Synodale hiërarchie in 1816, werd door de Haagsche Synode ingevoerd een reglement over de administratie der kerkelijke fondsen. In iedere gemeente moesten Kerkvoogden worden benoemd, welke moesten behooren tot de aanzienlijkste en bekwaamste leden der gemeente, een soort aristocratisch bestuur dus. Deze Kerkvoogden hadden de macht over de stoffelijke goederen. Zij konden den Kerkeraad beletten gebruik te maken van het kerkgebouw, of toestemming geven om in de kerk dienst te hebben. De Kerkeraad was dus ondergeschikt aan de Kerkvoogden, wanneer het de goederen betrof. Van zulk een juk wilde de kerk der scheiding niet weten.
Toch was helaas hier en daar een kerkvoogdij ingevoerd en deze kerkvoogden meenden nu ook in den Kerkeraad stem te hebben. Daarom kwam op de Synode van 1872, de volgende instructie uit de provincie Overijsel: ,,De Synode verklare, dat de Kerkvoogden geen beslissende stem in den Kerkeraad mogen hebben."
Uit de discussie ter Synode gevoerd, bleek, dat er Gemeenten waren, waar Kerkvoogden in alles een beslissende stem hadden.
De Synode oordeelde terecht, dat de Kerkvoogdij geen kerkelijk ambt is en dat Kerkvoogden geen andere macht dan van voorlichting en van uitvoering der besluiten des Kerkeraads in zake de kerkelijke goederen hebben. De Synode erkende dan ook het groote gevaar in afscheiding van regeer en beheer gelegen. Een deel der Synode wilde daarom besluiten tot afschaffing van Kerkvoogden.
Er kwam dan ook een voorstel op de Synode van echt Gereformeerden inhoud op gebied van kerkregeering. Het luidde:
,,De Synode, verwijzende naar onze Gereformeerde Kerkregeering, oordeelt, dat Kerkvoogden geen kerkelijke bediening hebben, en wenscht, dat al de gemeenten de behartiging van de kerkelijke goederen aan leden des Kerkeraads opdragen,en dat geen leden, onder den naam van Kerkvoogden, in den Kerkeraad zitting nemen en over kerkelijke zaken oordeelen "
De Synode leed echter in dien tijd ook aan de Oud-Hollandsche kwaal, de conservativiteit, die op menige Synode openbaar wordt in de uitdrukking: ,,bij het oude blijven", alsof alles, wat oud is, daarom alleen ook goed zou zijn. De Synode vond het .daarom te sterk om heel de Kerkvoogdij af te schaffen, en liet dit instituut bestaan, maar beperkte toch haar macht, zoodat aan haar bestuurshoogheid paal en perk werd gesteld.
Zij maakte de bepaling, die nog heden van kracht is en in ons handboekje, bladzijde 108, aldus luidt:
„Kerkvoogden hebben noch in de regeering, noch in het beheer der kerkelijke goederen van de gemeente een beslissende stem in den Kerkeraad".
Nu deze bepaling was aangenomen, was er geen reden om de Kerkvoogden af te schaffen. Dit instituut had dan ook een lang leven, want tot den huldigen dag bestaat het nog, doch het kreeg een anderen naam. Kerkvoogden zijn er niet meer, die dien naam dragen, maar zij heeten tegenwoordig: Financële Commissies.
Zulk een commissie heeft in vele gemeenten goed werk gedaan. Zij bespreekt in hare vergadering de finantiën der gemeente, en de noodige voorzieningen om tekorten te dekken, of liever te voorkomen. Zij mag echter alleen advies geven aan den Kerkeraad en deze Kcrkeraadsleden alleen hebben een beslissende stem. Meestal bepaalt de Kerkeraad, dat ook een ouderling en diaken zitting hebben in de commissie, zoodat 't gevaar van een besturend lichaam, boven of naast den Kerkeraad bezworen is.
In sommige gemeenten heet zulk een finantieële commissie ook wel commissie van beheer. Hare leden zijn als zoodanig geen ambtsdragers, zij vervullen de nederige taak van houthouwers en waterputters

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Wekker | 4 Pagina's

Synodale bepalingen (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Wekker | 4 Pagina's