Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologie van Karl Barth (XII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De theologie van Karl Barth (XII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Barth’s theologie en de Duitsche kerkstrijd. Het kan zijn, dat iemand bij ‘t lezen van dit eerste zinnetje van dit art. glimlacht en bij zichzelve zegt: Barth’s theologie en de Duitsche kerkstrijd! Is er tusschen die beiden ook al verband? De oorzaak, dat ik daar nu over ga schrijven is, dat mij den vorigen winter, toen ik ergens over de Duitsche kerkstrijd had gesproken, enkele vragen gedaan werden omtrent Barth’s houding in opgemelden strijd en ‘t bleek mij uit die vragen, dat men Barth bij ons nog al eens verkeerd bekijkt als men over deze dingen denkt en spreekt.
Ongetwijfeld is Barth inzake den kerkstrijd bij onze oostelijke buren een moedige getuige der waarheid te noemen. Wat is nu Barth’s grondmotief, waaruit zijn strijd tegen de Duitsche Christenen opkomt? Ge moet weten, dat de z.g. geloofsbeweging der Duitsche Christenen, in Hitler de man ziende, die hen van de revolutie en daarin van het bolsjewisme verlost heeft, in de nationalistische overwinning een van God gegeven nieuw en schoon tijdperk voor de kerk zien aangebroken. Weliswaar ziet de nationaal-socialistische staat zichzelf als den totalen staat, d.w.z. als alle levensgebieden beheerschenden staat, maar als de Duitsche staat de kerk maar niet al te veel aan banden legt, zullen de kerkelijke heeren deze nationaal-socialistische gedachte nog wel slikken. Zelfs Barth, de tegenstander van de Duitsche Christenen, de man van de z.g. belijdenisbeweging, heeft in 1933 nog wel ‘t vermoeden, dat de staat de kerk als uitzondering op den regel zal behandelen. Barth strijdt dan ook niet meer tegen het nationalisme. Hij zegt ergens in 1933: ,.Ik ben geen nationaal socialist. Maar daarmee heeft de strijd dien ik voer niets te maken”. Barth laat het koud of leden en voorgangers der kerk den Nationaal-socialistischen staatsvorm aanhangen. Voor hem zou de vraag: hoe staat de kerk tegenover het nationaal-socialisme niet de minste beteekenis hebben. Neen, Barth strijdt tegen heel wat anders. Hij strijdt tegen iets in de kerk zelf. De kerk meende in haar breede lagen in de ontwaking van het Duitsche volk op nationaal gebied een daad Gods te zien. Een daad Gods, die de kerk ten goede zou komen, als ze haar houding daar tegenover zoodanig bepaalde, dat ze op grond van „het is geschied en daar staat geschreven” haar dank aan de nieuwe beweging kon brengen.
Ze sprak in 1933 zich dan ook aldus uit: ,,In Gods Woord gebonden erkennen wij in het groote gebeuren onzer dagen een nieuwe opdracht van onzen Heer aan Zijn Kerk”. Natuurlijk kunnen we ons dit enthousiasme der Duitsche geestelijkheid indenken, als we voor oogen houden, dat de opkomst van het nationaal-socialisme de kerkgebouwen, die in het revolutie-tijdperk waren leeg geloopen, weer vulden tot in den achtersten hoek, Maar tegen deze leuze der Duitsche christenen keerde Barth zich met zijn scherpste pijlen. Want zoo werd volgens Barth door de kerkleiders aan Gods Woord een nieuwe kenbron omtrent Gods wil toegevoegd. Eerst Gods Woord en daarnaast de historie, en wel van de laatste tijden.
Barth zegt: men kan nooit uit de geschiedenis aflezen, wat Gods wil is, en nu leest de Duitsche kerk uit het gebeuren van 1933 af, wat naar Gods wil de taak der kerk zou zijn. Zoo tast men de heerschappij van Gods Woord aan, dat toch alleen zeggenschap heeft in en over de kerk.
Zoo de zaak bezien, schijnt Barth in alle opzichten de waarheid Gods aan zijn zijde te hebben en kan ik mij indenken, dat allen, die van geen twee gelijkwaardige kenbronnen, n.1. Schrift en Geschiedenis willen weten in Barth een strijder der waarheid begroeten als in de laatste eeuw nog niet is opgestaan. Maar vooraleer we meedoen in een loffanfare op Barth, moeten we toch eerst eens letten, op wat Barth verstaat onder Gods Woord als eenige kenbron voor Gods kerk. Ligt in dat Woord nu gedocumenteerd de wil des Heeren voor zijn kerk voor alle tijden, n.l. in dien zin, dat de kerk langs den weg der illuminatie vooruit weet, hoe zij handelen moet? Als Barth er zoo over dacht, zouden we ons direct scharen in den kring van zijn bewonderaars. Maar zoo is het niet. Gods Woord is niet een bron, waaruit bepaalde richtlijnen te trekken zijn voor de praktijk van het leven. We hebben ‘t reeds eerder gehoord: Gods gebod is geen bepaald gegeven, maar veeleer gebod ,,der stunde”. God spreekt zijn gebod actueel vrij, zus of zoo in deze of die concrete situatie. De H. Schrift staat ook onder ‘t goddelijk voorbehoud, dus wie zal kunnen zeggen, wat Gods wil is in deze of gene situatie? En daarom mag de kerk zich nooit laten verlokken om op grond van uitspraken der Schrift in deze of gene beweging een daad Gods te zien. Wel spreekt Barth in zijn strijd tegen de Duitsche christenen heel dikwerf over de eenige openbaring Gods in Jezus Christus, maar als men dan vraagt: hoe luidt die openbaring, wat wil ze van ons in de concrete kerkpraktijk, dan zegt dezelfde Barth: God kan alleen zelf zijn Woord spreken! Barth’s scherp getrokken dualisme tusschen woord Gods en menschen-woord, komt hier duidelijk aan den dag. Maar dit dualisme ontneemt Barth toch eigenlijk het wapen in zijn kerkstrijd, wat zelfs Jezus in de woestijn hanteerde, n.l.: „daar staat geschreven!”
Barth’s vreeze, dat wij met Gods Woord in de hand ook in den kerkstrijd vooruitgrijpen zullen, op wat alleen Christus in zijn souvereine heerschappij tot zijn kerk spreken kan, is o.i. een slechte raadgeefster, Geen wonder, dat Barth langzamerhand alleen komt te staan; niet alleen maar, omdat hij buiten Duitschland in Zwitserland toeschouwer van den strijd is geworden, maar ook, omdat zelfs de meesten van de belijdenisbeweging Barth’s uitzonderlijk standpunt niet kunnen deelen.
Barth heeft zelf eens ongeveer het volgende gezegd: ook buiten Duitschland, in andere landen dus, zou ik spoedig met de kerken in conflict komen”. Dat heeft Barth goed gezien, en wij doen goed, als we ook in Barth’s kerkstrijd immer voor oogen houden, dat zijn grondmotief van dien kamp niet geheel het onze zou kunnen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1937

De Wekker | 4 Pagina's

De theologie van Karl Barth (XII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1937

De Wekker | 4 Pagina's