Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geweten (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geweten (IV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mag het geweten niet onderschat, het mag ook niet overschat, alsof het een soort God ware in ons binnenste. Het is een goddelijke macht, maar dan een bovenmenschelijke macht in den zondigen, van God afgevallen mensch.
Daarom is bij den gevallen mensch het geweten ook niet onfeilbaar en onveranderlijk. Wel blijft de wil van God altijd dezelfde, wel is Gods wet volmaakt, maar ’t geweten, waardoor de mensch aan Gods wil gebonden is, verandert in kennis, in getuigenis en oordeel. Die verandering staat namelijk in verband met de verhouding, waarin een volk of een mensch tot God staat. Verbastering en ontaarding in het godsdienstig leven brengt mee verbastering en ontaarding in de conscientie, terwijl het kennen van God naar zijn bijzondere openbaring ook teweeg brengt een zuiverder sprake des gewetens. Hoezeer het geweten dwalen kan blijkt uit Paulus, die meende Gode een dienst te doen met de gemeente Gods te vervolgen. Denk aan de z.g. koppensnellers, heidenen, die een sneltocht ondernemen, waarbij zij een zeker aantal menschen het hoofd afslaan, de schedels der verslagenen meenemen en bewaren. Dat doen zij niet maar uit bloeddorst, ook niet alleen om de zielestof der gedooden te bemachtigen, maar ook, omdat een stem in hun binnenste (hun geweten) zegt, dat zij dan pas mannelijk zich gedragen hebben en de wraak der geesten kunnen trotseeren, als ze een zeker aantal koppen in hun woning hebben. Dat vele onzer Roomsche landgenooten naar hun geweten God meenen te dienen door een kaarske voor Maria te branden en den naam der moeder Gods aan te roepen, zal wel niemand onzer betwijfelen.
Daarom zijn er voor het geweten twee dingen allernoodzakelijkst.
Het eerste is, dat het geweten moet vernieuwd, gereinigd worden in het bloed van Christus, Als toch de geheele mensch moet vernieuwd, dus zijn kennen, willen en doen, dan moet ook zijn zedelijk bewustzijn vernieuwd. Er is dus, zelfs binnen den kring des Verbonds, der kerk, wezenlijk onderscheid tusschen het geweten van den onbekeerde en dat van den bekeerde. Ook dat van den laatste kan nog zwak bevlekt, onrein, in vele opzichten der dienstbaarheid onderworpen zijn, maar het is toch principieel, aanvankelijk vernieuwd, gereinigd, geheiligd geworden.
Bij de poort der wedergeboorte gaat de menschheid, ook inzake haar gewetens-spraak uiteen, hier is geen wezenlijke samenvoeging mogelijk. Dus zegt ge: de on-bekeerde belijder heeft alleen maar een dwalend geweten, hij kan dus nooit naar de spraak van zijn geweten luisteren? Dat beweer ik niet: door den invloed van een godzalige opvoeding, algemeene bewerking des Geest es, zuivere prediking, kan de onwedergeboren mensch soms heel juist en nauwkeurig weten, wat goed en kwaad is, en oordeelt zijn geweten over zijn gedachten, woorden en daden. In dien zin is de sprake van zijn geweten, beter, uitgaande boven het booze beginsel van zijn arglistig hart. Maar zoo kan, ondanks de vernieuwing des harten het geweten ook dwalen, onrein, bevlekt, gebonden zijn, enz, enz. Dit komt en omdat wij kennen ten deele en omdat opvoeding, omgeving, enz. enz., ook invloed op ons oordeel weten uit te oefenen. Wij leven niet alleen, maar wij worden ook geleefd. Zoo voelden sommige Joodsche christenen zich nog door hun geweten verplicht om de Mozaïsche wet. omtrent feestdag, besnijdenis. spijs en drank te onderhouden. Paulus durfde met een gerust geweten een stuk vleesch te koopen in een slagerij, waar een koebeest hing, dat eerst aan de afgoden was geofferd en dat een particuliere slager voor een zacht prijsje van een heidensche priester gekocht had, maar zijn broeder, die zwak was op dat punt, zou voor geen geld van de wereld een stukje van zulk vleesch in den mond durven steken. Zoo zijn er christenen, die met een gerust geweten des Zondags de fiets nemen om ter kerke te rijden, aangezien het eind loopen hun te ver is, terwijl anderen al moeten ze meer dan een uur tippelen het zwarte ros om des gewetenswil niet durven aanzien zelfs. Die wandelt naar de kerk kan een christen zijn met een ruim hart, en die fietst naar de kerk behoeft nog waarlijk geen geweten te hebben, waar zich paard en wagen in om kunnen draaien.
Toch moeten beiden met hun beroep op hun geweten zeer omzichtig zijn, want het geweten is volgens de Schrift wel een bovenmenschelijke macht in den mensch,maar niet God en zijn wet zelf.Het geweten zal zich ten allen tijden naar de wet buiten zich, naar God moeten reguleeren en conformeeren. Trouwens voor elk. sterk of zwak geweten geldt, dat al wat uit het geloof niet is, zonde is. En ook hiervan geldt: het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het gepredikte woord Gods, Het luisteren, ootmoedig en geloovig luisteren naar het Woord des Heeren, het luisteren met de ziel in het oor, het luisteren door de werking des Heiligen Geestes is dus eerste vereischte voor den mensch wil hij ook inzake zijn gewetenspraak voor dwalen behoedt worden.
Ook moeten we dit niet vergeten: het geweten kan beschuldigen, en ontschuldigen, maar het geweten kondigt in de gehoorzaal van ons hart geen vergiffenis van zonde af. Dat doet wel de H. Geest, dat aanvaart het geloof in die gehoorzaal, voor de vierschaar der conscientie, maar dat is niet het werk van het geweten zelf. Toch spreekt men ten dezen opzichte wel eens van het christelijk geweten, maar dan bedoelt men er dit mee: het christelijk geweten veroordeelt den mensch niet slechts, maar wijst ook als met uitgestrekten vinger heen naar de vergeving der zonden in Christus, Het christelijk geweten toont ons niet slechts aan, wat onze plicht der dankbaarheid is, doch het wijst ons ook heen naar Hem, Die ons kan bekwamen en gewillig maken om den plicht der dankbaarheid te beoefenen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1937

De Wekker | 4 Pagina's

Het geweten (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1937

De Wekker | 4 Pagina's