Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het geweten (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het geweten (V)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als we over het wezen van het geweten gaan spreken dienen we zeer omzichtig te werk te gaan. Er zijn reeds tal van definities gegeven van het geweten en toch blijft er omtrent het geweten heel veel ondefinieerbaars.
In hoofdzaak kan gezegd, dat het geweten een oordeel van den mensch is over zichzelf, voor zooveel hij onderworpen is aan het oordeel van God, Dat laatste mag wel voorop gesteld worden. In het geweten schuilt gezag, maar dat gezag ontleent het geweten toch niet aan zichzelf, doch aan God, Daarmee beweer ik niet, dat het geweten eigenlijk heel geen inhoud heeft, alsof er op het vlak van den muur daarbinnen alles geschreven kon worden wat geboorte, opvoeding omgeving naar wil? Maar het geweten is niet ons eigen maaksel, wij vonden ’t niet uit, wij hebben ’t ons zelf niet gegeven op een zeker tijdstip in ons leven. Het is dus niet uit mijzelve te verklaren, maar wijst op een macht boven mij. God zelf is de laatste factor van het geweten. Op Hem wijst het altijd weer, Dus in zijn diepste kern is het geweten niet alleen een medeweten met onszelf, maar ook met God. Het geweten staat dus boven den mensch en toch is het tegelijk in den mensch. Het geweten is toch eigenlijk geen macht, die van buiten af tot hem komt, en waartegenover de mensch geheel vreemd staat. Men heeft het geweten wel genoemd een rechter, maar deze rechter veroordeelt niet bij verstek. De beschuldigde is altijd aanwezig, hoort zijn vonnis aan en moet het aanvaarden. Het zal dikwerf voorkomen, dat de veroordeelde het vonnis niet aanvaardt, maar ’t diepste van zijn hart moet toch zijn rechter gelijk geven. Dus we maken het geweten niet los van den mensch. alsof het zonder meer een stem was uit een hoogere wereld, een orakel of zoo iets. Juist omdat het geweten, al spreekt het met boven-menschelijk gezag, toch mijn eigen geweten is, dus een stukje van mijn eigen persoonlijkheid, juist daarom is het effect van het geweten altijd beperkt. Het spreekt bijvoorbeeld zijn schuldig uit. Nu weet ik, dat het niet goed met mij is. Maar verder brengt het geweten mij niet. Het zet mij schaakmat. Het neemt mij gevangen. Maar tot berouw brengt het mij niet. veel minder tot verzoening. Ja, in zijn kwaliteit als christelijk geweten kan ’t mij heenwijzen naar berouw en vergeving, maar ’t neemt me niet bij den arm en brengt mij, waar ik wezen moet. Ook is het geweten uiterst individueel. Men spreekt wel van een volksgeweten en tot op zekere hoogte kan dat, maar au fond is het geweten een persoonlijke eigenheid. Het geweten oordeelt over mij zelf en niet over een ander. Ik zelf kan wel een oordeel over anderen vellen, maar dat is geen gewetenszaak, dat doet mijn geweten niet. Mijn geweten spreekt alleen een oordeel uit over mij, en uw geweten velt een vonnis over u. Dit strikt persoonlijke in de spraak van het geweten, maakt ’t, dat het oordeel van het geweten onontkoombaar is, dat het zoo tartend, zoo irriteerend zelf is voor mijzelf.. Als het geweten, inzake het zevende gebod bijvoorbeeld zei: och, we zijn allemaal hoereerders, dan zouden we er allemaal heel weinig van gevoelen en maar heel gauw tot de orde van den dag overgaan”. Maar zoo doet het geweten niet. Het zegt: „gij zijt die man!” Het valt me zoo maar op het lijf, soms zonder zich ook maar even van te voren te laten aandienen, Daaruit blijkt al weer, dat het geweten toch weer geen macht is, die buiten mij staat. Het is mijn geweten, iets van mij. En ik kan mezelf toch nooit ontloopen! Voorts blijkt, dat het geweten ons plaatst voor de tegenstelling tusschen goed en kwaad. En nu beslist het ook ten gunste van het goede, tegen het kwade. Wat goed en wat kwaad is, ja dat zegt het geweten zoo maar niet. Er heerscht in den gemoede immers het grootste verschil over de vragen: “wat is goed? en “wat is kwaad?” Maar dat er goed en kwaad is, daar houdt zich het geweten allereerst mee bezig. Het bewustzijn van plicht, van iets, dat onvoorwaardelijke gehoorzaamheid eischt is ieder mensch aangeboren. Maar ons is niet aangeboren, waarom iets goed en waarom iets kwaad is. Nu zijn we echter zoo geboren, dat we ook meebrengen onze rede, en nu vragen we naar het “hoe” en het waarom en het waartoe! En nu moet in dat donker bosch van ons geweten vallen het licht van de Godsopenbaring, dan zullen we de paden onderscheiden, die we bewandelen moeten en waarom wij dat doen moeten,
Dus ook inzake het geweten moet Gods Woord een licht op het pad en een lamp voor den voet zijn, zullen we niet verdwalen, zelfs ter goeder trouw.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Wekker | 4 Pagina's

Het geweten (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Wekker | 4 Pagina's