Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Psalmen in den nacht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Psalmen in den nacht

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En omtrent middernacht baden Paulus en Silas, en zongen Gode lofzangen; en de gevangenen hoorden naar hen.Hand. 16 : 25.

Daar kent de wereld nu niets van.
Psalmen zingen in den nacht. Als het lijden daar is. Als volle bekers van smart op de hand worden gezet.
Hebt gij de wereld wel eens gezien in zulke omstandigheden? Ze is stoicijnsch koud en onverschillig, òf ze schreeuwt het uit van angst en vertwijfeling.
De wereld kent niet het psalmen zingen in den nacht.
Dat is alleen het deel van Gods beminden.
Gelukkige discipelen.
Zeker, ze waren aanvankelijk teleurgesteld.
Denk het eens in. Gemoedigd waren ze naar Europa overgestoken. Door den Heere zelf geleid. Gewenkt door het gezicht van dien Macedonischen man. Opgewekt zijn ze tot den arbeid ingegaan in Philippi, vooral toen de Heere zoo spoedig zegende met die eerstelinge van Europa, Lydia. Maar toen kwam de tegenslag.
Een dienstmaagd, die, als instrument van den duivel, de discipelen volgde. En de opsluiting in de gevangenis.
Dit laatste was niet het minste.
Hoeveel heidensche hardvochtigheid hebben ze moeten ondervinden. Eerst de geeseling. Dan de binnenste kerker. Eindelijk de voeten in den stok. Waren dat geen aanvallen van den satan zelf?
Voorzeker, ze zijn aanvankelijk teleurgesteld. Maar de Heere maakte het goed. Zoo goed, dat zy psalmen zingen konden in den nacht. Heerlijk voorrecht!
— Hoe kwamen ze tot dit psalm-zingen ?
Daar staat in den tekst; „En omtrent den middernacht baden Paulus en Silas”.
Eerst hebben ze dus gebeden.
Welk een ontroerend tafereel. De discipelen des Heeren met hun stuk geslagen rug op den vuilen grond liggend de voeten geklemd in den harden stok en dan biddende. Dit is het privilegie van allen, die God vreezen. Zij hebben een toevlucht in den nood. Zij mogen hun smart den Heere klagen. Hij ziet hun moeite. Hij kent hun verdriet. Hij neemt het in Zijn handen. Hij verlost ze uit hunne ellenden.
Wat ze hebben gebeden, staat ons niet opgeteekend.
Ik vermoed, dat ze gevraagd hebben om éénswillens te mogen zijn in den weg. Dat is voor alle dingen noodig in den weg der verdrukking. Een onderworpen hart om den Heere te zwijgen en het einde van Gods wegen te verbeiden. Wij weten niet, wat goed is. Maar des Heeren wegen zijn wijs en volmaakt.
Ik denk, dat ze ook gebeden hebben om de uitbreiding van Gods koninkrijk. Al lagen ze nu in den kerker en al was hun mond nu gesloten en al scheen het, dat satan zegevierde, o, de Heere mocht nochtans Zijn rijk uitbreiden, ook in Philippi onder die arme, blinde heidenen. Hij mocht het gepredikte woord zegenen. En ik zou zeggen, zij hebben ook gebeden voor den ruwen stokbewaarder. Wel had hij ze wreed behandeld. Maar, hij wist immers niet, wat hij deed. Hij was een onkundige heiden.
Daarbij, Gods kinderen zegenen hun vervolgers en bidden voor hun vijanden. Ik geloof stellig, dat ze ook gebeden hebben voor de bekeering van den ruwen cipier.
Is dit nu geen aandoenlijk gezicht: deze biddende discipelen in den vunzigen kerker te Philippi?
Bidden in de benauwdheid. Bidden om stil te zijn onder bange tegenspoeden. Bidden voor vervolgers.
Dat leert genade alleen.
— Op het gebed volgt de lofzang.
Wij lezen: „en zongen Gode lofzangen”.
Of het ook een waar gebed was.
Of de Heere ook Zijn oor naar hun gebed heeft geneigd.
Maar wij hebben het niet anders verwacht. Een moeder kan haar kranke lieveling niet vergeten. Nog veel minder kan de Heere Zijn verdrukt volk vergeten. Zijn oogen zijn open over al Zijn gunstgenooten, aan alle plaatsen Zijner heerschappij, maar bijzonder zijn ze gericht op verdrukten, op ellendigen, op gevangenen. En zoo heeft de Heere Zijn zalige nabijheid ook hier aan Paulus en Silas doen ondervinden. Ik weet niet, hoe de Heere ze toegesproken heeft, of waarmee de Heere ze verkwikt heeft, maar ik denk, dat overstroomende genade in hun hart neerdaalde. Toen konden ze niet meer zwijgen, en zongen Gode lofzangen. Toen was het: het is goed, dat wij den Heere loven en Zijn Naam psalmzingen; dat wij in den morgenstond zijn goedertierenheid verkondigen en zijn getrouwheid in de nachten. Psalmen in den nacht.
Smaakt en ziet, dat de Heere goedertieren is.
Bekommerde lezer, dat dit woord u opbeure en vertrooste. Het heffe uw oog van uw lijdensweg af om op te blikken naar Hem, wiens Naam Ontfermer is. Het doe uw hart kleven aan Hem, die in alle benauwdheid verzocht is geweest, opdat Hij allen, die verzocht worden, zou verstaan en ter hulpe komen.
Zijn naam is Jezus, Zaligmaker. Hij leert ons den lof des Heeren zingen. Psalmen in den nacht.
— Dat is een paradox.
Daar kan het natuurlijk verstand niet bij.
Daar weet de wereld niets van. De arme wereld, die bloedt uit duizend wonden, die geen raad meer weet en geen weg in deze dagen van crisis. Daar heeft ze nooit wat van verstaan. Ook in Paulus’ dagen niet. De wereld weet niet hoeveel zaligheid er in den dienst des Heeren te genieten is.
Begrijpelijk, dat we daarom lezen: „en de gevangenen hoorden naar hen”. Stel u voor: psalmen zingen in de gevangenis. Dat hebben die heidenen nooit vernomen. Lofpsalmen! Wel, wat zullen die schoon geklonken hebben in den stillen nacht. En dan uit den mond van die gegeeselde dienstknechten, die daar met hun bijtende wonden op den morsigen vloer lagen. Dat is, voorwaar, een zeldzaamheid. In een gevangenis wordt meest wat anders gehoord. Klagen, smartkreten, vloeken, verwenschingen, razen….
Maar nu: lofzangen, ter eere Gods. Wie zal zeggen, wat diepen indruk dit zal gemaakt hebben. De eeuwigheid zal openbaren, hoeveel kostelijke vruchten op deze wonderschoone prediking zijn gerijpt. Want Gods Woord keert nooit ledig weder. Ook niet het gezongen Woord.
— Zijn deze psalmen in den nacht u bekend ?
Ze zijn aandoenlijk schoon. Geen wonder, want ze zijn door den Heiligen Geest ontlokt aan de harp van het verslagen zondaarshart. Ze zijn zoo schoon, dat heidenen in een kerker er naar luisteren. Maar nog meer. Ik geloof, dat de Heere zelf er naar luistert. Het zijn immers lofzangen.
Ze komen van Hem en keeren weder tot Hem.
Zalig, wie ze zingen mag.
Eens stond ik aan het krankbed van een zuster. Haar lijden was zwaar. Maar vreugde was op haar gelaat te lezen, want de Heere had haar gezegd, dat het lijden van dezen tegenwoordigen tyd niet te waardeeren is tegen de heerlijkheid, die geopenbaard zal worden. Toen hebben wij met haar gezongen van het blijde vooruitzicht, dat haar streelde.
Psalmen in den nacht.

Utrecht. De Smit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1937

De Wekker | 4 Pagina's

Psalmen in den nacht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1937

De Wekker | 4 Pagina's