Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Geweten (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Geweten (VII)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sommige Wekkerlezers hebben mij geschreven, dat ze ‘t betreurden, dat ik op mijn eerste art, over het geweten een rectificatie heb aangebracht. Zij meenen, dat Adam in den staat der rechtheid ook een geweten heeft gehad en dat dit geweten hem heeft gezegd, dat hij niet mocht eten van den verboden boom. Zij achten de wenk, welke mij van bevoegde zijde gegeven was wel zeer onjuist. Als we echter aannemen, dat Adam in den oorspronkelijken rechtstaat een geweten had, zooals wij dan thans over het geweten iets weten en kunnen spreken, dat dit geweten tot het beeld Gods behoorde, dan moeten zij ook de conclusie aandurven, dat de tweede Adam, Jezus Christus, naar zijn menschelijke natuur althans ook een geweten heeft. Jezus spreekt wel dikwerf tijdens zijn omwandeling op aarde tot het geweten van zijn hoorders, maar nergens lees ik ook maar iets op wat slechts gelijken zou op een geweten bij Jezus.
Dat Adam in het Paradijs het verbod om te eten zou kennen uit de spraak van zijn geweten is al zeer ongerijmd, want we lezen duidelijk, dat God tot den mensch sprak: van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten, maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads zult gij niet eten, want tendage als ge daarvan eet. zult gij den dood sterven. Zooiets kwam maar niet in een soort geweten bij Adam op, maar was een directe sprake Gods tot den mensch.
Adam wist alleen door Gods-openbaring en wat goed en wat kwaad was.
Zeker Adam had, wat men kan noemen, zedelijk bewustzijn en Gods spreken vond in dat zedelijk bewustzijn een zuiveren klankbodem, maar het geweten is toch iets anders dan des menschen zedelijk bewustzijn, al staat het geweten bij den gevallen mensch met dat zedelijk bewustzijn in rapport.
Doorredeneerend op het standpunt, dat ook aan Adam een geweten moet worden toegekend, zou men komen, tot wat de ethische theologie leert, die in het geweten een kenbron ziet, van wat God ons gebiedt. Als dat zoo is, behoeft bij de levendmaking of vernieuwing des zondaars ook niet alles vernieuwd te worden, dan behoeft zijn geweten althans niet vernieuwd; dat geweten behoeft dan slechts wat gereguleerd, zooals iemand een achter of voorloopende klok reguleert en op tijd laat loopen. Ja, dat reguleeren heeft wel telkens plaats na de wedergeboorte, als vrucht der wedergeboorte, door de inwerking van Gods Geest, maar dat reguleeren kan dan pas geschieden als in beginsel alles bij den mensch. ook zijn geweten, is vernieuwd, gereinigd en geheiligd, Het geweten is ook niet een soort vermogen in den mensch, dat er na den val als zooveelste vermogen is bijgekomen (dit tegen hen, die meenen, dat wij voorstellen, dat het gevreten historisch geworden een soort vermogen bij de bestaande vermogens zou zijn)maar ‘t geweten is veel eer een actie in den mensch, een zekere handeling opkomend uit zijn zedelijk bewustzijn, nu hij in zijn zondaars-bestaan, God als Rechter tegenover zich vindt.
Het geweten onderstelt m.i. altijd zonde. Het doet nu een beroep op den mensch als die medeweet van zijn zonde, het doet een beroep niet maar op zijn smaak of zijn inzicht, maar op zijn wil. Wel heeft men gevraagd; waar komt dan deze actie vandaan? Het is eigenlijk niet mogelijk den oorsprong van ‘t geweten te verklaren. Tenminste als men onder verklaren verstaat, dat het kan worden afgeleid uit de historie of uit z.g. bekende physische of psychische gegevens. Het eenvoudigst is te zeggen: het komt van God! Wel is dat eigenlijk geen z.g. afdoend antwoord, dat kan m.i. nooit gegeven. Maar door te zeggen: het komt van God, zeggen we nog niet: het is God in ons, dat zou zeer foutief zijn, maar wel erkennen we met opgemeld zeggen, dat het geweten in den mensch toch ook weer boven den mensch uitgaat, dus dat het aan een hoogeren norm, aan Gods wet, aan God zelf, zijn gezag ontleent,
Amesius zegt van het geweten: het is een oordeel van den mensch over zich zelf, naar gelang hij onderworpen is aan het oordeel van God, Let wel, u moet het begrip gezag niet vereenzelvigen met het begrip dwang. Het gezag, ook van het geweten, draagt een zedelijk karakter. Het moge van buiten komen, het moet van binnen worden aanvaard. Het draagt dus een zuiver zedelijk karakter.. Het kan gehoorzaamd worden, het kan ook gedwarsboomd, ontvlucht, gesusd, tot zwijgen gebracht worden, juist omdat het gezag van het geweten van zedelijken aard is. Maar juist daarin schuilt de groote waarde van het geweten. In een wereld van louter gezags-ondermijning en gezagsverlies getuigt het van iets wat volstrekt en eeuwig is, ja niet slechts van een „iets” maar van een Iemand, Die niet maar weinig of veel grooter is dan iemand anders, doch die gansch de Aarde is, dat is, Die God is.
Verder kan en mag het geweten echter niet gaan. Hoeveel critiek het geweten ook moge oefenen op ons zinnen, peinzen, doen en laten, het moet op zijn beurt zelfs de laatste critiek verwachten. Een kritiek niet van de kerk, niet van een christelijke samenleving, niet van eenig mensch, wie ook, maar van God. En dan van God, zooals Hij zich in Zijn Woord geopenbaard heeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1937

De Wekker | 4 Pagina's

Het Geweten (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1937

De Wekker | 4 Pagina's