XI. Misbruik van sterke dranken. (I)
De drankzonde is een ernstig kwaad en eene zonde die ziel en lichaam verwoest. Daarom is het te verstaan, dat de Kerk tegen deze zonde is opgetreden, toen zij in hare verderfelijke gevolgen al meer en meer ons volk ten verderve strekte. In de eerste jaren na de afscheiding werd dit kwaad nog niet zoo ingezien. Zelfs godvreezende menschen werden met dit kwaad medegevoerd. Al hadden zij grooten afkeer van het misbruik, in het gebruik zagen zij weinig kwaad. Vooral in de noordelijke provinciën des lands was het gewoonte, wanneer de predikant en ouderling op huisbezoek gingen, hen een glaasje sterken drank te presenteeren. In moderne en wereldsche kringen was dit nog veel erger. In het midden der vorige eeuw werd op de Classikale vergaderingen bij de Hervormden in het noorden des lands inzonderheid veel gedronken. De classicale maaltijden, die dan gegeven werden, hadden dikwijls ten gevolge, dat de afgevaardigden heel of half dronken naar huis gingen en zelfs tot diep in den nacht brasten, want het was hun niet genoeg op hunne vergaderingen zich aan sterken drank over te geven, maar op den weg naar de pastorie werd aan menige herberg nog geklopt en moest de kastelein na sluiting weer zijn deur openen en tappen.
Waar dan de wijn was in den man, was dan de wijsheid in de kan. Gruwelijke spottaal werd dan vernomen. Het gebeurde eens dat leeraars en ouderlingen op hun thuis reis aan eene kroeg aanklopten en den waard wakker riepen, zeggende: „hier zijn twaalf hemeldragonders, die nog een hartsterking begeeren.” In zulke gevallen werd duidelijk hoe gruwelijke gevolgen de drankzonde te weeg bracht en meer en meer kwam ook op kerkelijke vergaderingen ter sprake, wat men moest doen om die zonde te beteugelen.
Op de Sijnode van Dordrecht in 1879 kwamen een tweetal instructies, die tegen dit kwaad getuigden. Van de Sijnode van Gelderland was een instructie luidende:
„De Sijnode wende op haar eigen terrein pogingen aan om het gebruik en daaruit ontstane misbruik van den sterken drank tegen te gaan.
Evenzoo bracht de provinciale Sijnode van Noord-Holland de instructie ter Sijnode, luidende: De Sijnode trachtte de drankzonde krachtiger te keer te gaan.
De afgevaardigden van Gelderland wezen, ter toelichting op de vele pogingen, vooral van afschaffingsvereenigingen, tegen het misbruik van sterke dranken en de daaruit vloeiende dronkenschap, en wilden de bestrijding er van niet alleen over laten aan die vereenigin-gen, maar dat de Kerk als gemeente des Heeren tegen die zonde zou arbeiden met de middelen haar door den Heere toevertrouwd. Dit bedoelden zij met de uitdrukking: „op haar eigen terrein”. De gemeente moet door de trouwe oefening der kerkelijke tucht die zonde bestrijden. Zij noemden het een treurig verschijnsel dat er zelfs leden der Kerk werden gevonden, die drankverkoopers waren. Hiertegen, zeiden zij, moest de Kerk optreden en besluiten, dat kroeg houders niet tot leden der Kerk werden aangenomen, en waar zij reeds mochten zijn, ernstig vermaand zouden worden om dat bedrijf te laten varen. Daartoe legden zij een voorstel ter Sijnodale tafel. Dit voorstel was drieledig: Ie een wensch dat alle leden der Kerk en bijzonder Kerk raadsleden zich geheel van ’t gebruik van sterken drank zouden onthouden; 2 een eisch. dat geen leden der gemeente het bedrijf van jeneverstoker of kroeghouder mochten uitoefenen en daarom vermaand moesten worden hun heilloos bedrijf zoo spoedig mogelijk te laten varen; en 3 een verbod om voortaan tot leden der gemeente aan te nemen, die deze affaires uitoefenden.
Dit voorstel was nauwkeurig belijnd en bij aanneming zouden de Kerkeraden een maatstaf hebben om er naar te handelen. Er kwam echter ook een meer onbelijnd voorstel, dat niet duidelijk bepaalde, hoe de Kerk tegen die zonde moest optreden. De broeders verschilden in “hun oordeel over de middelen ter bestrijding. Sommigen waren het met Gelderland eens en wilden verbodsbepaling tegen alle fabrikanten en verkoopers, ja zelfs gebruikers, vooral kerke raadsleden en vroegen: Hoe zal een leeraar of ouderling tegen de zonde vermanen als zijn adem getuigt, dat hij een glaasje sterken drank heeft genuttigd? Daarom dus wenschten zij een gebod, althans een wensch tot geheelonthouding en verkoopers van drank onder kerkelijke tucht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1937
De Wekker | 4 Pagina's