Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. E. te N. P. vraagt naar de beteekenis van Romeinen 7:6 en of men hiermede de bewering dekken mag, dat het Oude Testament voor den Nieuw-Tes-tamentischen christen afgedaan heeft.
Eerst iets over de beteekenis van den genoemden tekst. Dit vers vormt de conclusie van de vijf voorgaande verzen. Gods Geest wijst daar op de gezegende verandering, die zich voltrokken heeft in het leven van hen, die door genade aan Christus verbonden zijn. Zij waren onder de wet. Die verhouding tot de wet was te vergelijken met de huwelijkswet onder het Oude Testament. De vrouw stond daarbij onder den man. Zij was geheel aan hem onderworpen. Hij had wel recht haar weg te zenden, zij niet om het hem te doen. De band, die de vrouw bond, gold daarbij voor haar gansche leven. Of zij liefde voor hem had of haat, of hij haar vloekte of zegende, aan haren man bleef zij verbonden. Alleen de dood kon uitkomst brengen.
Zoo nu staat de mensch in zijn natuur-staat onder de wet. Zij legt beslag op hem. Zij bindt hem als een schuldige in zijn doodsstaat. Ja, de wet doet dien doodsstaat nog te meer uitkomen. Zij prikkelt den mensch tot de openbaring van zijn dood. vrs. 5.
Nu is hier echter ook de vrijmakende dood gekomen, Christus’ dood heeft de doodsband der wet gebroken. Haar vloek heeft Hij getorst en weggedragen voor allen, die in Hem zijn. Nu is er vrijheid geboren: Een nieuwe toestand brak aan. De oudheid der letter is af„ de nieuwheid des Geestes brak baan.
Wil dat nu zeggen, dat de wet geheel heeft afgedaan? Neen! Heel de redeneering van den Apostel bewijst dat.
Allereerst is er door den dood van Christus geen vrijheid zonder meer gekomen. Er kwam vrijheid tot een nieuw huwelijk. Vrijheid tot het bruid van Christus zijn. En dit huwelijk is niet zonder wet, neen het staat onder dezelfde wet .— want die was goed — maar de verhoudingen zijn nu geheel anders. Het is nu een verbintenis niet meer tot den dood, maar tot leven en vruchtbaarheid en dat in liefde.
De Apostel zegt dan ook niet dat de wet als zoodanig vervallen is. De oudheid der letter is in haar gebleken. Zij stamt uit het paradijs en was berekend op een mensch, die recht voor God stond. De zonde maakte haar echter krachteloos om te zijn regel des levens voor een gevallen mensch. Maar nu uit en in Christus nieuwe mogelijkheden zijn geopend, komt zij in nieuwheid des Geestes tot nieuwe mogelijkheden. Heerschte zij voorheen over den mensch nu krijgt zij een plaats in zijn hart.
Verder wijst de Apostel erop, dat er geen vrijmaking tot losbandigheid heeft plaats gehad, maar tot „dienen”. Dienen nu onderstelt een levensregel, die, bij wie liefde kent, geen knellende band, maar leidende teugel is.
Hier dus vrijheid te willen vinden voor een christendom, dat met allen wet en regel heeft afgedaan, is met de eigen zin der woorden in tegenspraak. Immers het gaat hier niet over het vrijworden van allen teugel, maar om de verhouding waarin, door de gemeenschap met Christus, de geloovige gesteld wordt tot de inzettingen Gods. Eveneens is het natuurlijk dan dwaas hier te willen lezen een afgedaan hebben van heel het Oude Testament, Immers de Wet is zonder meer maar niet gelijk te achten aan heel de Gods-openbaring onder den Ouden dag. Bovendien de wijze, waarop de Apostel over haar spreekt, bewijst dat ook ten aanzien van de wet niet van een vervallen zijn kan worden gesproken.
Zij die op deze en dergelijke uitspraken in het N. Testament het vervallen zijn van het Oude willen gronden, leggen daarin getuigenis af van weinig geestelijk inzicht in het organisch karakter van heel de openbaring Gods. Heel de openbaring Gods is een eenheid. Met duizenden vezelen zijn Oud- en Nieuw-Testament verbonden. Deze te willen scheuren getuigt van geestelijken hoogmoed en eigenwaan. Het „al de Schrift is van God ingegeven” staat hier als een goddelijk halt, toegeroepen aan allen, die den dwazen weg op willen van de waardeering van het eene deel der Schrift ten koste van het andere. Zoo verderft men het brood, waarvan de kinderen Gods leven en eten op den weg ten leven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1937

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 augustus 1937

De Wekker | 4 Pagina's