Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Vrijstad

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vrijstad

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dat daarhenen vliede de doodslager.Jozua 20 : 3a

Reeds door den dienst van Zijn knecht Mozes had de Heere bevel gegeven aangaande de vrijsteden. (Num. 35. Deut. 19). Naar Goddelijk bestel moesten er in het heilige land zes vrijsteden zijn. Drie in het Overjordaansche, en drie in het land ten Westen van de Jordaan.
Deze vrijsteden waren door den Heere verordend om te dienen als een toevluchtsoord voor den doodslager, die niet met voorbedachten rade, met boo-ze opzet, maar geheel per ongeluk iemand gedood had.
Al was die doodslag onopzettelijk geschied, toch was er menschenbloed vergoten, toch was er ook in dit geval wel sprake van schuld. Niet zelden was een doodelijk ongeluk te wijten aan een of andere onvoorzichtigheid, bijv. aan het werken met ondeugdelijk materiaal.
Nu nam de Heere zulk een onopzettelijken doodslag zoo ernstig, nu telt Hij zoozeer een menschenleven, dat een der naaste verwanten van den verslagene als bloedwreker mocht optreden.
Echter openbaarde de Heere tegelijkertijd Zijn Goddelijke barmhartigheid daarin, dat de schuldige naar de vrij-stad vlieden moest. Was hij eenmaal in de vrijstad, dan was hij voorloopig veilig. Zijn zaak werd ter juister plaatse onderzocht en bleek dan, dat er geen opzet in het spel was, dan moest de schuldige in de vrijstad blijven wonen. Hij mocht dat, maar hij moest het tevens. ‘t Was zijn voorrecht, maar tevens zijn plicht. Wee hem, zoo hij buiten het gebied van de vrijstad kwam. Dan had de bloedwreker ten allen tijde het recht hem te dooden. De schuldige moest dus in de vrijstad blijven. Tot hoe lang? Tot den dood van den hoogepriester. De hoogepriester komt hier ambtelijk voor als een type van den eenigen Hoogepriester, die door den eeuwigen Geest Zichzelve Gode onstraffelijk opgeofferd heeft. Zoo had onder oud-Israël de dood van den hoogepriester schaduwachtig een verzoenende beteekenis. Zijn sterven was schaduwachtig een sterven voor de zanden des volks. Zoo werd de onopzettelijke doodslager van bloed-schuld bevrijd en mocht hij na den dqod des hoogepriesters terugkeeren naar zijn land en huis en familie.
Ons doel is niet om verder uit te weiden over den Oudtestamentisehen hoogepriester, maar u te wijzen op de voorbeeldende beteekenis van de vrijsteden. De ware VRIJSTAD is Christus Jezus. Wat liefelijke heilsboodschap is dit voor hen, die zich door het ontdekkend licht des Heiligen Geestes schuldig kennen. Voor hen, die het apostolisch woord verstaan: „Wij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods”.
Hoe verlaagt gij den levenden God, o mensch, door tegen Hem te zondigen. In uwe zonde stelt ge Zijn heiligen wil en de wet als verwerpelijk terzijde en daarvoor in de plaats stelt ge den wil des vleesches en der gedachten.
Leert ge daar iets van verstaan, wat zonde eigenlijk is, dan zal schaamte uw aangezicht bedekken. Dan leert ge ook verstaan, dat al uw pogen om door eigen kracht en inspanning nog wat goed te maken, tot mislukking is gedoemd. Dan leert ge den dood kennen als de bezoldiging der zonde. Wij verwonderen er ons telkens weer over als een mensch plotseling in het midden zijner jaren wordt weggenomen. Toch is dat geen wonder, neen, dit is een wonder, dat wij er nog zijn, nog zijn in het heden der genade, in den welaangenamen tijd. Is u dit wel eens een wonder geweest? Eiken dag kan de dood u treffen, kan de bloedwreker u achterhalen. Het wraakzwaard der Goddelijke gerechtigheid is om uwer zonden wil uit de scheede gevlogen. Denk daar toch niet gering over. Zie den toestand toch goed onder oogen. Leer uw zonde en schuld toch erkennen. Zie toch, hoe gij des doods waardig zijt. Daar is maar ééne schrede tusschen u en tusschen den dood. Leer nog vluchten uit de stad des verderfs naar de ware Vrijstad heen. Vlied toch uit het Noorderland, gij, die woont bij de dochteren van Babel en laat op u den komenden toorn Gods niet vallen.
In de vrijstad geborgen kon het zwaard van den bloedwreker den schuldige niet meer treffen. Zoo nu ook is er geen verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zyn, die niet naar het vleesch wandelen, maar naar den geest.
Hoe menigmaal heeft ons de Heere den weg naar de Vrijstad in de prediking des Evangelies laten wijzen. Tot u is het woord der zaligheid geschied. Nabij u is het Woord. Waar men ook woonde in Kanaan, altijd was er een vrijstad in de dichte nabijheid. Op de kruispunten stonden handwijzers, die den weg naar de vrijstad aanwezen. Plaatste de Heere ook op uw levensweg niet vele handwijzers, wijzende dien weg, die den verstandige naar boven leidt, opdat hij afwijke van de hel beneden?
Voorts: de doodslager moest in de vrijstad blijven, wilde hij niet door den bloedwreker omkomen. Verstaat gij dat? Verstaat gij reeds: buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf? Zoo iemand in Christus niet blijft, die is buiten geworpen gelijk de rank en is verdord.
Naar de vrijstad te mogen vluchten, was een voorrecht, dat niet alleen den ingeborene in Israël toekwam; ook de vreemdeling en bijwoner mocht daarhenen vluchten.
Zijt gij reeds in de ware Vrijstad, in Christus Jezus geborgen? Hebt gij reeds leeren vluchten? Of leeft ge maar rustig door in de landstreek, waar de bloedwreker u elk oogenblik voor goed kan terneerslaan? Haast u tot de Vrijstad. Haast u om uws levenswil.
Stel u voor zulk een doodslager, die naar de vrijstad vluchtte. Hij liep, wat hij loopen kon en gunde zich geen rust, eer hij de poorten van de reddende vrijstad achter zich gesloten wist. Noach’s duive vond geen rust dan in de ark der behoudenis. Is dat waarlijk uw en mijn beeld, lezer?
Ik hoorde eens van een doodslager, die naar de vrijstad wilde vluchten. in de verte zag hij den bloedwreker al aankomen. Dus liep hij zoo hard het hem mogelijk was. Het zweet gutste bij stroomen van zijn gezicht. Was het wonder, dat hij moe werd? Dat z’n pas wat vertraagde? Dat hij een oogenblik stilstond en omzag? Neen, nu zag het den bloedwreker niet meer; zoo hard had hij geloopen. Aan de zijde van dien weg was een fontein. De man liet zich terzijde afleiden om door een koelen dronk zijn dorst te stillen. Ook zag hij naast die fontein een rustbank, bepaald daar neergezet voor zeer vermoeide reizigers, die langs dezen weg kwamen, dacht hij. Waarom zou hij niet een oogenblik rusten? In de verte zou hij immers den bloedwreker al zien naderen. Zooals vanzelf spreekt, zou hij dan oogenblikkelijk verder vluchten, ‘t Was duidelijk gebleken, dat hij hard loopen kon. Echt begrijpelijk, zulk een redeneering. Toch werd het ‘s mans ongeluk, want op die rustbank viel hij in slaap. De bloedwreker naderde en overviel hem.
Dat is een beeld, lezer, van den tijdgeloovige. Het bed is tekort, dan dat men zich daarop uitstrekke en het deksel is te smal, dan dat men zich daaronder voege. Zie wel toe, dat het niet uw beeld zij. Sommigen kunnen zoo hard loopen, zoo goed gelooven, dat ze zelf versteld staan over het aanvankelijk behaald resultaat. Maar ze vinden hun rustbank buiten de Vrijstad, buiten Christus. Dat moet uitloopen op teleurstelling. Neem het ter harte. Maak geen grond voor het huis uwer hope van wat geen grond kan en mag zijn. Doet ge dit toch, dan zal het huis uwer hope vallen in den dag des oordeels.
In de Vrijstad, in Christus Jezus moet ge zijn. Daarom spreekt de Heere tot ons, als eens tot Lot en de zijnen: „behoud u om uws levens wil; zie niet achter u om, en sta niet stil op deze gansche vlakte; behoud u naar het gebergte heen, opdat gij niet omkomt”. Gedenk aan de vrouw van Lot.
Gelukkig het volk, dat in de Vrijstad geborgen is. Daar is het veilig. Daar wordt genoten:

Hier zijn Gods vleugelen uitgebreid !
Hier wordt de rust geschonken!
Hier ‘t vette van Gods huis gesmaakt!
Een volle beek van wellust maakt
Hier elk in liefde dronken.

Aalsmeer. Heerma

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1937

De Wekker | 4 Pagina's

De Vrijstad

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1937

De Wekker | 4 Pagina's