Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstfeest

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstfeest

Christus, de Heere in de kribbe

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En leide Hem neder in de Kribbe.Lukas 2 : 7 m.g.

„Wij loven U, o God, o Vader! Gij, wiens schoot
den Raad des Vreeverbonds van eeuwigheid besloot
Gij geeft Uw eigen Zoon, ten Vorst en Eerstgeboren
van ‘t volk, door smaad en kruis, tot zaligheid verkoren!
Opdat aan ‘s hemels lof ‘t gebed der kerk zich huwe
het Koninkrijk, de kracht, de heerlijkheid is Uwe!”

De Christenheid viert weer haar kerstfeest en de Kribbe is het centrale punt, waarop aller oog zich richt, en waaraan aller hart zich bindt.
De Kribbe.... wonderlijk plekske toch op aarde. Niet het oude Rome met zijn machtige zuilen, niet het wijsgeerig Athene met zijn roemrijke Areopagus, niet Jeruzalem met zijn pa-leizen, maar de kribbe wordt wereld-beroemd en wereldbeheerschend. Zie, dat kan God alleen. Die kan en Die wil van niets alles maken, opdat Hij het sterke beschamen zou. Kribbe en kruis zijn de zuilen, waarop de gemeen-te des Heeren is gebouwd, en waarop I geschreven staat:

Hier heeft de vijand boog en schild
En vurige pijlen op verspil.

Wat geeft dit een rust bij de ontzettende wereldverwarring onzer dagen.
Wanneer wij zonder de kribbe in deze wereldverwarring stonden, zoo was er geen middelpunt; dan waren er slechts donkere lijnen, waarvan niemand wist, wat het einde zou zijn.
Maar gelijk in de dagen van Keizer Augustus de geheele wereld in beweging was, menschen en engelen, koningen en herders, hemel en aarde, eeuwen en eeuwigheid, zoo wordt nog steeds de wereld beheerscht door dit centrale punt van Gods raadsplan: de Christus in de kribbe.

Hij komt de schaduwen beschijnen,
De zwarte schaduw van den dood,
De zondenacht, die zal verdwijnen
Genade spreidt haar morgenrood.

Leide Hem neder in de kribbe!
Dit ééne feit is het gansche Evangelie voor alle volken en alle tijden.
Hier is aanvang en uitgang der wereldgeschiedenis, hier reiken hemel en aarde elkander de hand. Hier is niet het brandende vuur, de donkerheid en het onweder, hier is veeleer het suizen van een zachte stilte. Hier schouwt het Vaderoog; hier wenkt de Vaderhand; hier wacht het Vaderhuis. Nog meer dan dit alles. Hier ontsluit zich het teederste, net diepste, het rijkste, wat er in God is, d.i. het Vaderhart, die den Zoon Zijner liefde niet spaarde, maar Hem neer legde in de kribbe, d.i. in den dood, ja, den dood des kruises. Hier is alles vloek, en hier is alles vrijspraak. Hier is alles verloren en hier is alles behouden.
Maar deze schatten des Heeren worden slechts gewaardeerd, door wie een zienersoog ontvangt. Hoort, hoe Dacosta, de bekeerde Jood, zijn Heiland bezingt;

Hier is dees’ kribbe Juda ‘eer,
In grove windselen, ‘s werelds Heer.
Hier d’ erfgenaam van Davids troon
Gods eigen, eengeboren Zoon.

Niet minder dan veertig eeuwen zien op die kribbe neer, die omzoomd is door een stralenkrans van beloften des Heeren.
Uit die veertig eeuwen treedt een Abraham ons tegen, die begeerd heeft den dag van Christus te zien, en hij heeft Hem gezien, en is verblijd geweest.
Uit die wolken der getuigen hooren wij de stem van een David, die zijn oor neigt, en het wordt hem hier voorgezongen in stijgende strophen:

Uw zaad zal eeuwig zijn, Uw troon zal heerlijk pralen
Zoo duurzaam als de zon, zoo glansrijk als haar stralen.

Uit dien kringloop der tijden blijft niet achter een Jesaja, die de zilveren bazuin nog eenmaal aan den mond zet: er zal een rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Isai, en een scheut uit zijn wortel zal vrucht voortbrengen. Zou de kerk der Nieuwe bedeeling kunnen zwijgen, al die der Oude bedeeling in zulke blijde rijen den dag van dit feest verbeid heeft?
Neen, zwijgen niet, en zwijgen nooit, en wij nemen de harpen:

God heeft gedacht aan Zijn genade,
Zijn trouw aan Israel nooit gekrenkt.

Toen de macht van den Romein faalde, en de wijsheid van Griekenland te kort schoot, toen het leven van het Jodendom verstarde in eigengerechtigheid, toen i.e.w. de heidensche en Joodsche wereld met al haar cultuur en godsdienst ineenstortte, toen heeft de Allerhoogste getoond, wat Hij vermag door een Kindeke in de kribbe.
Wat zou het er anders in onze gebroken en brekende wereld uitzien, als zij, geleerd door dit verleden, verstond, dat alleen Gods almacht en Gods liefde in staat zijn het blijkbaar reddeloos wereldschip nog te redden!
Maar neen, geen plaats in de herberg en.... zelfaanbidding en zelfverlossing is het ideaal geworden van dezen tijd.
Wij willen er niet aan beginnen om te belijden, dat de mensch en de menschheid niet by machte zijn om deze wereld uit den poel van jammeren te redden. Wij gaan liever naar conferenties en naar Volkenbond, ook al worden wij telkens in onze verwachtingen geloochenstraft. Een mensch wil liever zonder God bedrogen uitkomen, dan met God het wagen. Wij steken liever de vuist tegen God op, dan dat wij onder God zouden buigen.
En toch alleen zij, die buigen bij de kribbe, die vergeten kunnen, dat zij groot zijn, en die belijden willen, dat zij klein, dat zij niets zijn, vinden bij de kribbe met Oostersche wijzen een plaats.
Zeker, gy hebt gelijk, wanneer gij zoudt zeggen, dat dit toch geen feest is, maar wij hebben ook nimmer te vergeten, dat het feest, het Christus-feest, alleen zal dagen voor hen, die door onweder worden voortgedreven, en tot de ongetroosten moeten gerekend worden.
De kribbe is een vrijstad voor hen, die des doods schuldig op hun ziel voelen branden. De kribbe is een bron, waar dorstigen drinken van het water des levens om niet. De kribbe een oase, waar de palmen ruischen, en de waterfonteinen verkwikken. Het is bijna te groot om het in te denken, dat in de windselen van Bethlehems kribbe het zalig alles van een verloren zondaar, en de oplossing van het raadsel der eeuwen ligt.
Of duizelt het ons niet, als wij belijden, dat de Schepper van het Heelal, de Koning der Koningen, Die van eeuwigheid tot eeuwigheid God is, een knecht wordt om knechten der zonden te verlossen, een slavenkiel kiest om slaven der ongerechtigheid te brengen tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods? Spreek hier vrij het woord „onbegrijpelijk”. Herinner U, wat de Apostel van dit wereld- en Godsprobleem heeft gezegd: „voorwaar, de verborgenheid der godzaligheid is groot, God is geopenbaard in het vleeseh”.
Maar hoe onbegrijpelijk hier Gods wegen zijn, stem mij in elk geval toe, dat, als er stroomen des levens weer door een verstervende schepping zullen klateren, deze stroomen dan aan het leven Gods moeten zijn ontsprongen.
Want dit aanbidden wij in Bethlehems kribbe, dat God uit God, en Licht uit Licht doorbreekt in deze doodsschaduwen van beneden, en dat geen andere held den strijd ter overwinning zou kunnen leiden, dan de Held, die als kindeke in Bethlehems kribbe zijn eerste tranen schreidt.
Hier is de aanvang van een levensstroom, waaruit duizenden reeds hebben gedronken, waarbij vermoeiden zijn gesterkt, en de knieën der struikelenden zijn vastgelegd. Hier is zelfs nog meer, nog iets anders. Hier is een kamp op leven en dood, die dit kindeke reeds heeft te voeren.
Immers dat „kind zijn” van den Christus was niet een lot der geboorte, maar een daad van Zijn Middelaar zijn.
Wij mogen nimmer vergeten, dat dit kind zijn, dit zuigeling zijn, reeds was een heldendaad, als behoorend tot Zijn Middelaarsverdiensten.
Christus in de kribbe is het komen in het oordeel en onder het oordeel, is het droeve beeld, dat wij reeds voor God verloren liggen van het uur van onze ontvangenis aan. En nu zijn wij in oorlog met God, en daarom in oorlog met elkander.... hatelijk zyn ze, en elkander hatende.
In dien oorlog moet vrede gesloten worden. En nu komt God van den hemel niet slechts met een vredesaanbod, maar met den Vredevorst Zelf. Hier bouwt de Allerhoogste een vredespaleis, dat niet spot met de werkelijkheid. Zie in het vredespaleis, dat staat aan den rand van het Scheveningsche bosch, heeft men een beeld van Christus binnengedragen, maar men heeft er den levenden Christus buiten gesloten. Met welk gevolg? Gij kunt het elken dag rondom U aanschouwen. De wereld, de socialist, de communist, de cultuurmensch dezer eeuw, die van vrede heeft gedroomd en die zijn internationale hoog heelt gezongen, maar die altijd mikte buiten den Christus van Bethlehem om, zij allen moeten nu uitjammeren in schreienden ja wanhopigen, wereldnood, dat er buiten Bethlehems kribbe geen vredestractaat is te schrijven, geen internationale is te zingen.
Daar is een volk op aarde, dat moe is van het oorlogen, daar is een volk, dat zijn ziel uitklaagt voor God, en dat de schuld nog dagelijks meerder maakt, daar is een volk, dat de schrik van het oordeel heeft doorleefd, omdat het met God in een onverzoende betrekking staat. Zie, dat volk kent ook zijn internationale, dat volk hoort ge bij Bethlehems kribbe zingen, zingen van Christus’ glorie en klagen over eigen armoede. Hoort maar:

Ja elk der vorsten zal zich buigen
En vallen voor Hem neer.
Al ‘t heidendom Zijn lof getuigen
Dienstvaardig tot Zijn eer.

En dan richt dat volk een oog op zich zelf, en heft midden in de ellende biddend het hoofd omhoog:

‘t Behoeftig volk in hunne nooden
In hun ellend’ en pijn
Gansch hulpeloos tot Hem gevloden
Zal Hij ten Redder zijn.

Ja, dat weten wij, dat Bethlehem ons verteld Gods goedertierenheen.
In elke andere godsdienst is het de mensch, die zijn God zoekt, maar Bethlehems kribbe zegt, dat het God is, Die den mensch zoekt.
Eens wilde de mensch god worden, en toen was het verloren.
Op Kerstfeest zien wij de andere orde, dat God mensch wil worden, en dan is het gewonnen. De mensch-god stijgert op naar den hemel en wordt straks tot de hel toe neergestooten. De God-mensch daalt van den hemel, en wordt opgenomen ten hemel, terwijl uit den hemel ons het woord der hoop wordt toegesproken: „Ik leef, en gij zult leven”.
Het begint met een kribbe en het eindigt op den troon des heelals.
Het begint met een stal, en het eindigt in den hemel der eeuwige heerlijkheid.
Het begint met onder God verloren, en het eindigt met bij en door God gezaligd.
Het begint met ver van het Vaderhuis, en ver van het Vaderhart.. „mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten”, en het eindigt. . . . „Vader, verheerlijkt Uw Zoon, opdat ook Uw Zoon U verheerlijke.”
Zoo mogen allen, die van Christus zijn, die de pijn kennen van het Gods gemis, omdat zij de blijdschap kennen en waardeeren van Gods vriendelijk aangezicht, zich op den Kerstdag in het blij vooruitzicht verheugen.
Met Christus gaat het voorwaarts van strijd tot overwinning, van kruis tot kroon, van hel tot hemel, van dood tot leven, van niets tot alles.
Laat Herodes en Pontius Pilatus zich aangorden, Iaat wereld en satan den stormloop wagen, laat zonde en wet veroordeelen. Te midden van dit woest gedruisch slaat het oog des geloofs den blik in Bethlehems kribbe en wij herhalen dankend en biddend het woord van den Apostel: „Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zou Hij ons met Hem niet alle dingen schenken”.

Houd aan, grijpt moed, Uw hart zal vroolijk leven
Nooddruftigen veracht Gods goedheid niet,
Nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1937

De Wekker | 4 Pagina's

Kerstfeest

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 december 1937

De Wekker | 4 Pagina's