Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op de bepaling, die reeds door sommige bisschoppen is vastgesteld, willen de adressanten nu verder voortbouwen.
a. door deze bepaling verbindend te maken, waarvoor wat te zeggen is. Let wel, wat, niet alles. Want alles wordt hier weer door andere factoren bepaald. Daar is bijv. de leeftijd? Is het in onze dagen gewenscht, dat jonge menschen, die op hun 18e levensjaar student worden en op hun 23 jaar predikant kunnen zijn, zonder eenige praktische voorbereiding te hebben gehad, als predikant te bevestigen en hem de geestelijke leiding van een gemeente toe te vertrouwen? Die vraag is niet zonder urgentie. Onze Kerk heeft geen leeftijdsgrens bepaald om in het ambt gesteld te worden. En toch is het ambt van V.D.M, stellig één van de meeste gewichtige en verantwoordelijke ambten, die er zijn. Moet de Kerk daar aan geen aandacht schenken door een leeftijdsgrens vast te stellen en praktische vorming voor te schrijven, tot dat de gestelde leeftijd bereikt is? Wij vragen dit met allen ernst. De mogelijkheid blijft echter, dat er menschen zijn. die op jeugdigen leeftijd reeds geestelijk zoo gewassen zijn, dat zij in staat zijn, geestelijke leiding te geven. Maar praktijk kan niet op de Universiteit noch op een Theologische School geleerd worden.
Het zelfde geldt van het huwelijk? Wie kan er in onze dagen op 24/25 jarigen leeftijd huwen? Ook dit vraagstuk moet wel eens onder de oogen gezien worden in verband met de praktische voorbereiding tot het ambt.
Maar als wij dit in overweging geven, liggen daar geen andere motieven aan ten grondslag, als die op het ambt zelf betrekking hebben.
Bij de adressanten ligt er echter een ander motief achter en dat is: „het coelibaat.”
Want zij willen deze bepaling niet verbindend maken zonder meer, maar zij vragen, dat er ook op de theologische colleges propaganda voor den ongehuwden staat der geestelijken zal worden gemaakt; zij zeggen het wat ingewikkelder, maar het bedoeld hetzelfde. Want de theologische studenten moeten bepaald worden bij den grooten nood, die de Kerk van Engeland aan ongehuwde predikanten heeft. En daarin zien wij een groot gevaar. Wie den invloed van professoren op hun studenten kent, weet, dat die heel groot kan zijn. Zeker hij kan zich nog 5 jaar na zijn ordinatie bezinnen, want als dit voorstel wet wordt, mag niemand voor dien tijd meer huwen. Hij moet dus eerst 5 jaar dienst doen alvorens hij huwen kan en gedurende dien tijd kan hij zich rustig op zijn beslissing inzake het huwelijk bezinnen, alvorens hij haar behoeft te nemen. Maar hierin schuilt juist het gevaar met het oog op die beslissing. Zij, die van meet af het besluit genomen hebben om te huwen, of reeds als student een voorloopige verbindtenis gesloten hebben, komen die 5 jaren wel door, zonder ook maar een oogenblik te denken aan een levenslangen, ongehuwden staat, Maar er zijn ook anderen, die geheel anders op het college zullen komen, die nog geheel vrij zijn en misschien zich in die vrijheid thuis gevoelen. Voor zulken kan de aansporing tot het vrijwillige coelibaat den weg banen tot een beslissing in die richting. En zulke jonge menschen zullen er meer blijken te wezen dan men vermoedt. Daarbij komt nog iets. Het gevaar dreigt, dat er op deze wijze tweeërlei soort predikanten in de kerk komen, die straks twee partijen zullen vormen, die stellig tegenover elkander komen te staan en de strijd om de macht in de kerk zal daarmede haar intrede doen. En dan zal de overwinning behaald worden door hen die het grootste offer gebracht hebben, dat zijn zij. die na 5 jaren de gelofte van het vrijwillige coelibaat afgelegd hebben, want het volk, de gemeente zal stellig deze menschen hooger gaan stellen dan de gehuwde pastor met zijn vrouw en kinderen. Het volk is op dat punt onberekenbaar. En stellig geldt dit van het Engelsche volk, dat geheel anders protestant is, als de echte Lutherschen en de principieële volgeling van Calvijn. Er ligt in het Engelsche protestantisme niet die soliede schriftuurlijke basis tegenover het Roomsch Katholicisme, als bij ons. En daarom zouden wij het betreuren, indien de aartsbisschoppen zouden besluiten aan het gevraagde in dit „adres” hun medewerking te verleenen. Want dan zou de Engelsche Kerk een groote stap in de richting van Rome doen. De coelibataire geestelijke stand zou stellig de stand van de toekomst worden en de toenadering tot Rome daardoor steeds grooter en de scheiding steeds kleiner. Want door de instelling en de kerkelijke erkenning van het coelibaat zou ook het bezwaar tegen de aanvaarding van den paus als opperhoofd van de kerk heel wat minder worden, omdat er een band zou ontstaan tusschen de Roomsch Katholieke geestelijken en de ongehuwden in de Angliaansche Kerk. Wij zien, wanneer dit voorstel inderdaad zou worden aanvaard en toegepast, dat het Engelsche protestantisme eindigt in de Roomsch Katholieke Kerk. En dat zou voor het protestantisme èn in Europa èn in Amerika een geweldig verlies zijn. Met nadruk noemen wij hier Amerika, waar zich in de laatste jaren zulke groote wijzigingen op kerkelijk gebied voltrekken, wijzigingen, die oorzaak zijn, dat de fundamenteele geschillen, die oorspronkelijk aan de zelfstandigheid der verschillende Kerken ten grondslag lagen, eenvoudig losgelaten worden.
Gevolg daarvan smelten de Kerken als van zelf in één, omdat men tenslotte geen belijdenis en geen Ieertucht meer heeft, En Rome kan wachten. Laat het protestantisme eerst zijn onderlinge verdeeldheid maar oplossen in een formeele eenheid, en dan breekt voor Rome het gunstige tijdstip aan. Eerst de Oecomenische eenheid, dan de nationale eenheid en dan kan het woord van den Amerikaansche bisschop Greer in vervulling gaan; wat onze tijd van noode heeft is de organische eenheid van de kerken. Wanneer alle Kerken, de Katholieke en protestanten één werden, dan zouden wij eene groote universeele Kerk hebben. En een ander vooraanstaand kerkelijk man in N. Amerika zegt rondweg, dat de Roomsch Katholieke, de protestantsche en alle andere vormen van het christendom hiertoe moeten samenwerken, dat er een universeele  kerk komt. En hij heeft geen bezwaar, dat de paus daarvan het hoofd is.

d.H. (den Haag) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1938

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 januari 1938

De Wekker | 4 Pagina's