Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schriftuurlijk kerkbesef en moderne religieuse-gemeenschapszin. (6)

Bekijk het origineel

Schriftuurlijk kerkbesef en moderne religieuse-gemeenschapszin. (6)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij deze bindings-religie nu komen onderscheidene moderne verschijnselen in aanmerking, om dezen z.g.n. religieuzen opbouw te verstaan.
De onderbouw hier is, naar zijn breedste opvatting dan genomen: de sociale-instincten-trieb; de meer Fransch gementaliseerde neerslag of inslag der Duitsche Aufklarung; en dat tot een mechanische organisatie. Dit eischt nadere verklaring. De „Aufklärung”, het is de geestesrichting, welke omtrent de helft der 18e eeuw, in naam der „verlichting” de officieele breuk met het historisch christendom deed tot stand komen. Van uit Engeland afkomstig, vond ze in Duitschland haar systematische wijsgeerige uitwerking en afronding. In Frankrijk met name kreeg deze richting een vooral sociaal karakter. Dit hangt saam met den Franschen volksaard en geestesgesteldheid. De mensch n.l. werd bij de Aufklarung in het middelpunt gesteld; en die mensch is naar Fransche idee de mensch der maatschappij, de sociale mensch. Vandaar dat in Frankrijk deze ongeloofsrichting met name de maatschappij aangreep, en alzoo straks de revolutie hier uit ontstond. De maatschappij dan gedacht als vrucht van een sociale overeenkomst der individuen, naar Rousseauaansch model; dus meer een mechanische organisatie. Maar sociaal bleef daar dan toch het karakter. Alle cultuurverschijnselen en cultuurbewegingen worden dan sociaal gerealiseerd, sociaal belichaamd, sociaal beleefd.
Wordt nu de religie ook, gelijk de moderne wereldbeschouwing het wil, als een cultuurverschijnsel beschouwd, dan wordt deze algemeene „Trieb” (aandrift, bewegingsstoot) tot sociale beleving. — ook toegepast op den godsdienst, en ontstaat er zin en zucht naar sociale vormen voor de religie, gemeenschapszin, gemeenschapsbeleving. Als een instinct zou het den mensch eigen zijn, om bij al zijn cultuurmanifestaties zich sociaal, zich gemeenschappelijk te uiten.
Dit is wel zoo sterk, dat zelfs in de anti-religiebewegingen deze grondidee een overgenomen grondvorm wordt; zie b.v. de Russisch-Fransch geaarde godloozenbond. En evenzoo bij de moderne kwasi religie.
Als tegenstelling vaak tegenover het begrip „kerk” bezigt men dan gaarne het woord „bond”, hetwelk naar twee kanten kan gebruikt worden. Eenerzijds kan dit een pantheïstischen trek verraden. En anderzijds gebruikt men het ook weer, om te willen laten verstaan, dat men toch ook weer het begrip van pluraliteit („meer”-heid) er in presenteert, en waarbij dan het individueele, de ééne, de enkeling primair is, en als vóórondersteld moet geacht worden. Dit lijkt nu inmiddels precies op wat wij boven van het organisme der Kerk aanvoerden, dat hier de enkeling, het persoonlijke een integreerend (niet van los te denken) deel is — maar er schuilt hier een adder onder ‘t gras. Bij de nieuwe-religie-beweging toch wil men dien enkeling, dien aparte, dien ééne. dat persoonlijke handhaven op revolutionnaire wijze, n.l. uit de z.g.n. vrijheid van den invidu, wil men dan die saamgroepeering laten functionneeren. Bij de kerk van Christus echter is het niet een vrije samenbinding van individuen, die naar onderling contract saamkomen, maar zij is uit de verkiezende genade. Bij de neo-beweging wil men uit de vrijwillige zelfbepaling groepeeren en organiseeren. Hier wordt van uit God het accent dus verlegd in den mensch en zijn z.g.n. vrijen wil; of liever vrije zelfkeuze. En slaat het pantheïsme subjectief weer in Deïsme om.
Nu is er inderdaad bij de ware religie sprake mogelijk van een Bondsbegrip, hetwelk groot recht heeft; maar dat is daar in orde. Zoo màg en moet men daar zelfs spreken. Want de Bondsge-dachte in de ware religie rust in het Ik van God. N.l. er is hier inderdaad een twee-heid in het verbond (der genade); ( God en zijn uitverkoren volk, maar deze tweeheid komt op uit de zelfbepaling en ordening Gods, gelijk dit verbond uit dat oogpunt monopleurisch is, d.w.z. het is in zijn tweedeeligheid toch een éénzijdig verbond, voorzoover God er de formeerder en uitvoerder van is. En alle bedingen en „voorwaarden” feitelijk door God zelf zijn gewaarborgd, en uit Hem worden vervuld. God en zijn kerk zijn dan wel twee. Maar dit is een tweeheid, die rust in de ééne absolute daad des welbehagens Gods; in zijn besluit en uitvoering is God de auteur. En de vrijheid, waarmede Gods volk den Heere als zijn deel verkiest, rust toch nooit anders dan in de verkiezing Gods. En deze vrijheid, dat vrijwillig God kiezen en dienen, is een vrucht van de omzetting door den Heiligen Geest, en inzooverre een gebondenheid ex natura; d.i. uit den aard van het nieuwe leven, dat zijn oorsprong en aanzijn en functionneering heeft uit en door God.
Gelijk in het verbond der genade God zichzelf zóó geeft aan ons, dat daardoor, door dat zich geven, wij ons geven aan God.

Naast deze sociaal-instincten-trieb nu, die wij hier hebben in het licht gesteld, noemen wij nog als een tweede in dezen gemeenschapszin der moderne „religie”, — de pantheïstische alvereering. Reeds is dit in de beschrijving van deze „trieb” al aan het licht getreden. Het een is haast al niet van het ander te scheiden.
Toch nog een enkel woord in ‘t bijzonder hiervan. De pantheïstische alvereering (zie mijn geschrift over De moloch onzer Eeuw ) sluit in, dat alles in „véél-éénigheid” wordt gedacht. God er bij inbegrepen. Hier is God en wereld niet twee, maar één. God wordt in de wereld, en de wereld weer in God opgelost. Zoo wordt alles religieus, en tevens... niet religieus. Waar naar Christelijke wereldbeschouwing twee de grondgedachte is: God èn wereld, daar is hier bij ‘t pantheïsme, om beurt één dier beide geschrapt. Men wil daarom van geen schepping, van geen val, en ook van geen’ Christus der genade weten. Alles is goed òmdat het is en zooals het is. Hier kan men tenslotte het kwaad, zoowel als het goed, vereeren. Hier wordt de wording, van wat ook zelf het religieuze, als zijnde de Godswording.
Men meent in de moderne toepassing dezer grondbeginselen een machtigen factor te hebben tot den opbouw van een rijk van menschelijke grootheid en kracht. Want dan is er nergens een scheur of breuk meer. Dan hebben wij geen genade, geen Christus, geen Kerk, geen Belijdenissen enz, van noode. Dan is, zoo men meent, daarmede de kracht, de staats-kracht gewaarborgd.
Een sterk voorbeeld hiervan levert de „nieuw-Germaansche theologie,”
De neo-gemeenschapszin is gelijk aan den opbouw van een pyramide, op welker spits zich de éénheidsgedachte a la Rosenberg c.s. (in Duitschland) zich bevindt, om te staan in levensbeschouwing voor een wereld z.g.n. zonder breuk; om alzoo zich in te beelden, dat men een enorme wereldkracht zal vormen. Een gang van zaken, welke in zijn diepsten wortel en uiteindelijken uitlooper pantheïstisch is.
Nu heeft deze pantheïstische „binding” uit den aard wel een sterk mystiek aanvoelenden inslag; maar geheel anders van aard en wezen dan bij het Schriftuurlijke kerkbesef en bij de zuivere Christelijke religie. Bij deze laatste is, zooals Söderblom opmerkte, de „persoonlijkheids-mystiek”, waarbij het onderscheid tusschen het ik en het gij, tusschen mensch en God blijft gehandhaafd. Dit is in zijn wezen theïstisch, en daarin hebben Christendom en Jodendom een gelijk uitgangspunt. Het diepste punt van overeenkomst tusschen Christen en Jood ligt hier. Maar bij de pantheïstische „binding” is het een z.g.n. oneindigheidsmystiek, zie b.v. „In harmonie met het oneindige” door Ralph Waldo Trine. Niet de maar het oneindige welke oneindigheidsmystiek dan alles herleidt tot de „oorspronkelijke onderscheidlooze eenheid.”

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1938

De Wekker | 4 Pagina's

Schriftuurlijk kerkbesef en moderne religieuse-gemeenschapszin. (6)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1938

De Wekker | 4 Pagina's