Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers

Het Rapport

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zouden wij werkelijk vorderen?
Een van onze bezwaren, die wij in het Rapport ontwikkeld hebben, is de leer van veronderstelde wedergeboorte als rond voor den doop, die door de Synode der Gereformeerde Kerken 1905 als minder juist werd gekarakteriseerd.
In De Wachter van 4 Februari schrijft De Redacteur, Ds. Rietberg.
Onze Chr. Ger. Broeders vinden deze uitspraak niet duidelijk genoeg. Vooral de uitdrukking ,,minder juist" achten zij verkeerd. Zij sluiten zich aan bij prof. Bouwman, die schreef, dat het geheel onjuist is te spreken van doopen op grond van veronderstelde wedergeboorte.
Met de uitspraak van prof. Bouwman ga ik geheel accoord. De doop wordt niet toegediend op grond van veronderstelde wedergeboorte, maar op grond, van wat God beveelt en belooft. Dit is, naar ik meen, ook de beteekenis van de uitspraak van 1905. Als de Synode zegt, .dat „de grond van den doop is het bevel en de belofte Gods" dan sluit dit geheel uit, dat er ook nog ruimte zou zijn voor een doopen op grond van de veronderstelde wedergeboorte der kinderen.
Zoo moet dan ook de uitdrukking „minder juist" verklaard worden. Uit de positieve uitspraak, dat de grond van den doop ligt in het bevel en de belofte van God, vloeit voort, dat deze niet ergens elders ligt. Zoo bezien is „minder juist" slechts een zachtere vorm voor „onjuist". Mocht deze uitspraak echter voor onze Chr. Ger. Broeders niet kras genoeg zijn, dan is er m.i. geen enkel bezwaar voor onze kerken om nog eens duidelijk te onderstreepen, dat de grond voor den doop uitsluitend ligt in het bevel en de belofte van God.
Zoo kunnen er meer punten zijn, waarop wij onze Broeders zouden kunnen tegemoet komen.
Wij zijn dankbaar voor deze toelichting, ook al wordt hier slechts een enkele stem gehoord. Die kant moet het op, zal er ooit een toenadering kunnen wezen tusschen beide kerkgroepen. Alleen herinneren wij er nog eens aan, wat Ds. Diermanse heeft geschreven in één van zijn boeken. Hij zegt, dat in den mond der synode het niet veel verschilt, of zij spreekt van doopen op grond van onderstelde weder-geboorte, of doopen op grond van de belofte van God. In zijn werk: „De uitverkoren kinderen wedergeboren eisch des verbonds" schrijft hij in het voorwoord blz. 7. „Want ook de stelling der Synode, dat de grond van den doop is de belofte en het bevel Gods eischt die zienswijze want immers de Synode verklaart dat krachtens de belofte het zaad is te houden voor wedergeboren. Den doop te gronden op de belofte is dus in den mond der Synode hem te gronden op de onderstelde wedergeboorte. Want immers het toekennen aan een kind van de belofte, komt in den mond der Synode praktisch hierop neer, dat wij zulk een kind houden voor wedergeboren. Maar nu weet ik niet meer, wat het verschil is tusschen een doopen van het kind op grond van de belofte, of op grond van de veronderstelde wedergeboorte".
Wat hier door Ds. Diermanse wordt gezegd vraagt verduidelijking, en van zelf zullen de Deputaten der Gereformeerde Kerken ons die geven. Zouden zij hierin tekort schieten, dan was reeds te voren een beslissing gevallen. Maar de bespreking in de pers heeft althans voor de Deputaten der Gereformeerde Kerken deze lichtzijde, dat zij op deze zoo kardinale punten zich rustig kunnen bezinnen.
De Christelijke Gereformeerde Kerk wacht!

NASCHRIFT
Reeds was door ons dit stukje geschreven, toen wij „De Heraut" van 6 Februari onder het oog kregen. Wij hadden niet kunnen denken, dat de woorden van Ds. Diermanse, door ons aangehaald, en door hem in 1906 geschreven, in 1938 zoo letterlijk zouden bevestigd worden. Het blijkt wel, hoe juist Ds. Diermanse de woorden van de besluiten 1905 „doopen op grond van de belofte Gods" heeft verklaard. Het is in den mond der Synode van de Gereformeerde Kerken precies hetzelfde als dat gezegd wordt „doopen op grond van veronderstelde wedergeboorte". Ik zou zoo stout niet durven schrijven, als ik mij hiervoor alleen zou kunnen beroepen op Ds. Diermanse, maar nu „De Heraut" in een hoofdartikel dit bevestigt, is alle onduidelijkheid uitgesloten.
Dit hoofdartikel van „De Heraut" van 6 Februari handelt over Om het groote belang van dit vraagstuk zal ik het artikel uit „De Heraut" op dit bepaalde punt in zijn geheel overnemen, opdat niet de minste onzekerheid blijft bestaan. Alleen zal ik cursief laten afdrukken, waar ik meen, dat de nadruk opvalt. De cursiveering is dus van mij; „De Heraut" schrijft:

De grond voor den doop van de kinderen der geloovigen ligt alzoo in het genadeverbond Gods. Op grond van dat verbond en zijn belofte zijn deze kinderen als geloovige kinderen te beschouwen. En geloovigen hebben volgens het Nieuw Testament recht op den doop. Indien de verbondsleer der Schrift niet meebracht, dat de kinderen der geloovigen voor geloovige kinderen zijn te houden, dan zou zij geen grond bieden voor den kinderdoop. Maar zij brengt dat mee, zij houdt dat in. Tusschen het doopen op grond van het verbond Gods en het doopen op „veronderstelde wedergeboorte" bestaat dan ook geen wezenlijk verschil. Want op grond van Gods verbond houdt de kerk de kinderen der geloovigen voor geloovige kinderen, voor kinderen, die door de wedergeboorte het zaad des geloofs ontvangen hebben. De synode van Utrecht 1905 heeft uitgesproken dat het „minder juist" is te zeggen dat de kinderen worden gedoopt op de veronderstelling van hun wedergeboorte. Terecht. Want dit is niet de laatste en eigenlijke grond. Die veronderstelling of liever: het houden van het te doopen kind voor een wedergeborene rust zelf weer op het verbond Gods. Daarom had de Synode ook kunnen zeggen: niet juist. „Maar wanneer thans de eisch wordt gesteld, dat het ,,minder juist" door „niet juist" vervangen moet worden en deze eisch voortkomt uit de meening, dat het verbond Gods niet de beschouwing van het kind als een geloovig, een wedergeboren kind meebrengt, dan mag aan dezen eisch niet toegegeven worden. Wanneer men hem stelt om ruimte te krijgen voor genoemde meening, dan moet hij weerstaan".

Wij zijn zeer dankbaar voor deze duidelijke taal van „De Heraut" en wij prijzen het in dit blad, dat het de eer geniet, nooit, ja nooit, in zijn voorstelling gewijzigd te zijn. Wie De Heraut leest van vóór veertig jaren en De Heraut van thans ziet, hoe scherp en vast hier de lijnen blijven getrokken. Men moge het met zulk een voorstelling van de leer der Waarheid op grond van Schrift en confessie niet eens zijn, maar de vastheid van lijn en de positieve houding kan men toch waardeeren. Er zijn bladen in de Gereformeerde Kerken, waarvan ik dit niet kan schrijven. Maar wij weten nu heel goed, wat wij hebben te verstaan in den mond der Synode van 1905 onder ,,doopen op grond van het bevel en de belofte Gods". Dit is, zoo zegt „De Heraut" wezenlijk gelijk aan ,,doopen op grond van veronderstelde wedergeboorte".
Deputaten van de Gereformeerde Kerken zullen ons dit wel nader toelichten. Ik mag niet aannemen, dat zij op dit gewichtig punt zullen in gebreke blijven. Wij wenschen als kerk te weten, of de voorstelling van „De Heraut" ook de officieele lezing is der Kerken?
Wij moeten het wel zoo scherp mogelijk stipuleeren, omdat wij anders weer kunnen hooren: dat zegt „De Heraut", dat zegt Ds. Diermanse, maar dat zeggen de Gereformeerde kerken niet. Welnu, haar Deputaten loochenstraffen de voorstelling van „De Heraut" of zoo niet, dan verduidelijken zij deze o.i. onschriftuurlijke verbondsleer. Niets zal ons aangenamer zijn, dan dat de Deputaten der Gereformeerde Kerken met Schrift en confessie ons weerleggen en van dwaling overtuigen. Wij wenschen als kerk eenheid, maar niet ten koste der Waarheid en niet met wegdoezelen van onze confessioneele bezwaren.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1938

De Wekker | 4 Pagina's

Uit de Pers

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 februari 1938

De Wekker | 4 Pagina's