Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schriftuurlijk kerkbesef en moderne religieuse-gemeenschapszin. (7)

Bekijk het origineel

Schriftuurlijk kerkbesef en moderne religieuse-gemeenschapszin. (7)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het karakter van den modernen religieuzen gemeenschapszin.
Dit kan (zeer eigenaardig) tweeërlei zijn:
1. Deïstisch-atheïstisch.
2. Pantheïstisch-deïstisch.
Dit eischt nadere verklaring, vooral omdat het schijnbaar naar den vorm dezer uitdrukkingen niet klopt.
Deïstisch is toch niet tegelijk atheïstisch, en omgekeerd. En zoo is het ook met de uitdrukking Pantheïstisch-deïstisch, die twee sluiten elkaar toch uit? Wij zullen zien.
1. Deïstisch-atheïstisch. — Ik bedoel dus dat atheïstisch het karakter is; d.w.z. Godontkennend; maar deïstisch er vóór gezet, dan bedoel ik dat dit atheïsme met deïsme in verband staat; en om zoo te zeggen een deïstischen ondertoon heeft. Atheïstisch duidt aan, dat het bestaan van God op zichzelf, afgedacht van de wereld, wordt ontkend. En deïstisch wil zeggen, dat tusschen God (als Hij al bestaat) en de wereld een absolute gescheidenheid van bestaan is; God is dan niet maar boven maar buiten de wereld gedacht. De uitdrukking deïstisch-atheïstisch wil hier dan zeggen, dat men van een deïstische wereldbeschouwing is uitgegaan, maar die welhaast tot atheïsme is voortgeschreden. Inderdaad het deïsme der Aufklarung zien we philosofisch en historisch telkens voortschrijden tot atheïsme. Het had ook pantheïstisch kunnen worden, gelijk wij straks zullen zien. Pantheïstisch, alvergoding; hoewel alvergoding niet de juiste fijne uitleg van dit woord is; maar o.i. ware het beter te spreken van God-veralling; God wordt eerst in het al.
Al naar nu de gesteldheid de ziel, de aard enz. van iemand is, of ook wel van heel een volk is, of van heel een ras, — kan deze “Verlichting” (Aufklarung), dit deïsme worden tot atheïsme, òf tot pantheïsme; en in verband hiermede tot bolsjewistisch communisme, óf tot staatsvergodend fascisme voortschrijden. Hierop dieper in te gaan, zou ons te ver van ons eigenlijke speciale onderwerp afvoeren.
Hier gaat het nu (slechts) om den modernen religieuzen gemeenschapszin. Want diep doorgedacht zijn al deze bewegingen, richtingen, stroomingen, opkomend uit een wijsgeerig princiep. Dit dient altijd nagespeurd te worden zullen wij niet slechts toekomen aan een verstandelijke beschrijving, maar ook geraken tot een wetenschappelijke systematische begronding.
En zoo zien wij hier dan eenerzijds de werking in de takken uit den wijsgeerigen wortel. Namelijk de moderne zin voor gemeenschap, organisatie, enz., ook in religieuzen zin en vorm, hangt, diep doorgedacht, samen met een onderwortel éénerzijds van zulk deïstisch-atheïsme. Deze organisatie-idee toch komt hier niet op uit de erkenning van den levenden God, die in zijn wereld aanwezig is, en deze doorwoont, regeert en bestuurt; neen God en ons leven staan hierafgescheiden (deïsme) van elkaar. Ik ben en leef me zelf; de mensch is een geheel „vrij” individu. Het is de revolutionnaire vrijheidsgedachte. Ik beschik geheel en al „vrij” over mijn 
„bindings” -leven; de volkssouvereiniteit der revolutieleer wordt dan toegepast op z.g.n. religieus terrein. Deze echt revolutionnaire mentaliteit loopt naar Fransch model uit op atheïsme. De binding komt op uit belangen, of althans uit egoïstische strevingen. Soms ook wel uit haat-maximes. Men raadplege hieromtrent de massa-psychologie van Le Bon Freud e.a. Deze verklaart ons, hoe niet alleen de liefde verbindt, maar ook wel de onderlinge haat; en de naijver onder elkaar. Nu kan een „religieus” gevoel van saamhoorigheid, dooraderd van ‘t besef van gemeenschappelijke religieuze belangen tot een corporatie, een organisatie een bond, een soort „kerk” etc. leiden. Maar dit is iets anders dan de binding, die voortvloeit uit besef en beleving der theïstische wereldbeschouwing. Dat wil zeggen uit die overtuiging dat God en wereld met elkaar in gemeenschap staan; dat God ingaat in zijn wereld, daar de ordeningen des levens geeft; haar uit zijn volheid doorademt, en Die op religieus gebied uit zijn besluit in zijn Kerk functionneert. Uit God den Vader door den Zoon en in den Heiligen Geest zijn dan alle dingen, met name die van religie en Kerk.
Wel is waar, op natuurlijk gebied bestaat er ook een bonds-begrip. Men spreekt b.v. van een kappersbond, een slagersbond enz.; maar hier bij deze onze stoffe is dit begrip bond in de neo-religie opgevoerd, opgevorderd, verheven tot een functie, welke religieus zal zijn; men laat er religie aan ontstijgen. Hier is dan, gelijk we reeds zagen de binding zelf het religieuze; ‘t begrip „bond” wordt tot religie. Tusschen twee haakjes zij opgemerkt, dat men daarom voorzichtig en niet te kwistig moet zijn met het „over ‘t paard tillen” van bondsbegrippen. Men spreekt tegenwoordig ook al van „bondsgroeten”, moet dat soms ook al religie voorstellen?
2. Pantheïstisch-deïstisch. Dit zou dan de tweede manier zijn, waarop de de moderne religieuze gemeenschapszin zich presenteert in een tweede karakter. Al naar de omstandigheden ten deze „gunstig” zijn. Wij bedoelen hiermede, dat de deïstisch opgezette actie toch weer een pantheïstischen inslag krijgt. Inderdaad, wij zien dit telkens gebeuren. Deïsme houdt het zonder meer niet uit; wij komen met dit Deïsme (gescheidenheid van God en wereld) almeer van God af; in denken en practijk verwijderen wij de wereld met ons zelf incluis al meer en al verder van God. Gevoelt men zich dan echter al kouder, killer, lediger, “zichzelver” worden, dan kàn de zucht naar het hoogere, het eeuwige, het geestelijke, het goddelijke het al minder uithouden; dan kan men het toch niet(meer) zonder God doen; en..... de buiten ons in zijn hemel opgesloten God, wordt nu naar beneden gehaald, en omgekeerd in alles als belichaamd voorgesteld; het al wordt tot God gestempeld; God „veràlt” zich. Dit is gelijk alle pantheïsme de caricatuur van het theïsme, het is het ware op de...... verkeerde manier, en alzoo het niet-ware, d.i. het onware in zijn positieve-negativiteit. Alles wordt nu God en religieus.
Men vergelijke hierbij het verschijnsel, dat telkens zich voordoet in tijden van levenslast en nood in „zware” tijden; dan wordt n.l. weer plaats geboren voor religie niet alleen, maar bij voorkeur voor mystieke, zelfs „zwaargangige” religie.
Toen aan het einde van de Romeinsche heerschappij de Romeinsche wereld en menschheid overzadigd, ja deels verdierlijkt was geworden door beschaving en cultuur, en men ook moe van het zondigen, van het wijsgeerig en practisch zondigen was geworden, zocht men heil bij zwaarmoedige, néérbuigende religies als Isisdienst en diergelijke. Telkens zien wij ook ongeloof plaats maken voor bijgeloof; theosofie, spiritisme, ascetisme enz. komen op, en vinden een vruchtbaren bodem, een ruime markt.
In onze dagen hetzelfde verschijnsel; het ongeloof der 19e eeuw is eensdeels al meer omgeslagen in het bijgeloof der 20e eeuw. Alsook het dorre formalistische abstractisme in de religie heeft baan gemaakt of voor apocalyptische stroomingen, en tendenzen, óf voor ascetischen ernst, tot in namaak-bevindelijke en psychise ascese toe; met zelfs religieuze psychose, van „zwaarheid”, die los van de Schrift is geraakt; en al hetwelk dan terdege weer iets anders is, dan de Schriftuurlijke ontdekking, ontlediging, afsnijding, de bevinding van zielenood die tot Christus uitdrijft.
Dit alles nu leent zich uitnemend tot allerlei pantheïstisch getinte onrust en bewegelijkheid. Het kan zelfs naar twee kanten optreden; optimistisch en pessimistisch, ja zelfs optimistisch-pessimisnme worden, als n.l. zielsuiteenscheuring een soort wellust wordt, religieuze psychose tevens.
Het behoeft wel haast geen nader betoog, dat uit al deze pantheïstische beweging en richting bij de nieuw-religieuze stroomingen een sterken gemeenschapszin opkomt. Immers een der karakteristieken van het pantheïsme is, dat het alle tweeheid, alle veelheid uitsluit. Er zijn geen twee: God èn wereld. Er is slechts het al-ééne; de veeleenigheid van het „Het”. Alle onderscheidenheid in de verscheidenheid is in den wortel hier uitgesloten en uit den booze. Het Al-ééne is er, niets anders. Dit komt practisch voor ons onderwerp hierop neer: alleen de groep, debond, de gemeenschap, het „Al” is er, en dit alleen is het wat functionneert, wat ontvangt en dadigt. In de ziel (individueel) rimpelt zich de àl-ziel

(Wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1938

De Wekker | 4 Pagina's

Schriftuurlijk kerkbesef en moderne religieuse-gemeenschapszin. (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 maart 1938

De Wekker | 4 Pagina's