Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Installatie van Prof. L.H. v.d. Meiden (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Installatie van Prof. L.H. v.d. Meiden (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar vóór de waarheid". 2 Corinthe 13:8

Wij zijn hier vanavond samengekomen in een bijzondere ure.
We worden geroepen een Broeder, die de open plaats aan onze Theol. School zal bezetten, in te leiden tot zijn zoo belangrijk werk.
Onze hooggeachte en beminde Prof. de Bruin heeft gemeend, in het belang van School en Kerk, zich van zijn zoo geliefden en door ons zoo gewaardeerden arbeid te moeten losmaken.
Rijk heeft de Heere hem willen zegenen en in hem was aan Kerk en School een sieraad gegeven.
Hij is grijs geworden in den dienst des Heeren. 45 jaren lang heeft hij zijn Koning mogen dienen in het ambt, waarvan 33 jaren aan onze Theol. School.
Hij heeft mogen arbeiden zoolang het dag was, en nog is zijn arbeid niet ten einde, zij het dan niet aan de Theol. School.
De Heere heeft hem. ons nog gelaten.
Niettemin was er door zijn heengaan een open plaats aan de Theol. School. Daarbij, er was reeds een onbezette catheder door ‘t heen gaan van Prof. Wisse.
De Generale Synode heeft in de eerste vacature voorzien door de benoeming van Ds. L.H. v.d. Meiden tot professor, dien we nu tot zijn werk mogen inleiden.
Ik noemde u hier enkele feiten en zaken, die we echter niet moeten en mogen zien als het maaksel van menschen!
Wij, menschen, maken niet onze historie, nog minder de historie der Kerk! Gòd schrijft de geschiedenis! Zijn hand leidt alle dingen, in ‘t bij- zonder in Zijn Kerk.
De Koning der Kerk is het, Die tot den eenen dienaar zegt „ga", en hij gaat, en tot een ander „kom", en hij komt, en tot een derde „doe dat", en hij doet het.
Maar wie nu ook gaat, of wie ook komt, allen hadden zij en hebben zij één taak, ééne roeping, nl. te leven en te strijden voor den Naam en de zaak des Heeren, wáár zij ook hun plaats en werk zagen aangewezen. Welnu, daarop willen we elkander vanavond wijzen. Dat doen we aan de hand van de Schrift. Ons tekstwoord vindt ge opgeteekend in 2 Corinthe 13 :8: „Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar vóór de waarheid".
We zien in onzen tekst geteekend

De strijd vóór de waarheid.

In betrekking tot dien strijd zien we:
1. de roeping van den Apostel.
2. de taak der Kerk.

1.Tot het goed verstaan van onzen tekst, moeten we even wijzen op het tekstverband.
In dezen brief gaat het mee om Paulus’ apostelschap. In Corinthe’s gemeente waren er, die dat apostelschap van Paulus ontkenden.
En nu gaat de apostel hier o.a. ook zijn ambt verdedigen.
Hij begint in ons teksthoofdstuk met er op te wijzen, dat hij reeds eerder geschreven heeft. Doch niettegenstaande dat herhaalde schrijven bleef men in Corinthe ontkennen (vs. 1, 2).
Men wilde een proeve, een teeken, dat Christus hem waarlijk gezonden had (vs. 3).
Dat echter de apostel die krachtige proeve nog niet geeft, moet niet uitgelegd, alsof hij niet zou durven, alsof er bij hem sprake zou zijn van gebrek aan doortastendheid.
Neen, als hij zwak was, was het een zwakheid in Christus, m.a.w. als hij niet terstond optrad tegen de gemeente, maar verdroeg en duldde, dan was dat, omdat hij daarin een verheven voorbeeld had in Christus.
Christus duldde ook, leed, en dat alles, opdat het Zijn volk ten goede zou komen. Welnu, dat wenschte Paulus ook te doen!
Maar wee, als men zich toch bleef verzetten! Er kwam aan het geduld een einde. Dan zou hij komen om zijn kracht (nl. de kracht Gods, die in hem woonde en werkte) te openbaren. Dan zou hij komen om de Corinthiers te straffen (vs. 4).
De Corinthiers moeten zich onderzoeken, of zij in het geloof zijn. En wijst dat onderzoek uit, dat Christus in hen is, dan blijkt daaruit, dat Christus ook in Paulus is.
Immers, Paulus is door zijn prediking het middel voor hen geweest tot het geloof.
Hun geloof is het sterkste en meest afdoende bewijs van Paulus’ apostelschap. (vs. 5).
Dat onderzoek zal, daarvan is de apostel overtuigd, niet zonder vrucht zijn. Het zal tot resultaat hebben, dat hij niet verwerpelijk is, dat zijn apostelschap erkend wordt (vs. 6).
Niet gaarne ziet Paulus zich genoodzaakt zijn apostolische macht hun te toonen, doordat hij de zonde moet straffen.
Het is zijn wensch, dat de Corinthiers — aldus vs. 7 — „geen kwaad doen", ma.w. dat zij goed leven, d.i. naar Gods Woord.
Doen zij dat, dan is hun leer en leven in orde, dan kan Paulus hun geen krachtige proef geven van zijn apostolische macht.
Ja, dan wordt hij mogelijk daardoor wel verwerpelijk, d;W.z. dan zal men hem niet gaan erkennen.
Doch dat is voor hem nog niet het voornaamste.
Laten de Corinthiers wel weten, dat het niet gaat om hem, om Paulus, maar dat het hem te doen is om den welstand der gemeente!
Zijne roeping is voor Gods Kerk te zorgen, voor haar heil te waken! Desnoods wil hij zelf onder gaan, als het der gemeente maar goed mag gaan.
„Want wij vermogen niets tegen de waarheid, maar vóór de waarheid".
Al wat hij is en bezit, alle gaven en krachten wil hij in dienst stellen van de waarheid.
Hij is geroepen apostel. De Heere Zelf, de Koning der Kerk, heeft hem in het ambt gesteld en hem met macht bekleed.
Hij is één der sterren, die de verhoogde Koning, Die wandelt tusschen de zeven gouden kandelaren, in Zijn rechterhand houdt.
En ook hij wordt uit de volheid der genade van dien verhoogden Borg en Zaligmaker bediend.
Uit Zijne doorboorde Borghanden vloeien al de weldaden des verbonds hem toe, ontvangt hij ook de kracht en gaven, de wijsheid en kennis tot de uitoefening en de bediening van het ambt.
En nu wenscht hij niets anders — en hij mag en kan ook niet anders — dan al die persoonlijke en ambtelijke gaven te gebruiken ten dienste der waarheid.
Met het woord „waarheid" doelt hij hier op de zuiverheid, der leer, op al de goddelijke zaken, zooals hij ze aan de Corinthiers in den naam des Heeren heeft gepredikt.
Zoo spreekt de Schrift telkens van „het Woord der waarheid", „de kennis der waarheid", „de waarheid, die naar de godzaligheid is".
De waarheid is identiek met Woord Gods. Denk hier maar aan wat Jezus zegt in het hoogepriesterlijk gebed: „Heilig ze in Uwe waarheid, Uw Woord is de waarheid" (Joh. 17 :17).
Daar komt nog iets bij.
Met het woord „waarheid" wordt zeer zeker ook gedoeld op een oprechte levenswandel.
Leer en leven hangen nauw samen. Wijkt men in de leer af, dan zullen de wrange vruchten daarvan in het leven niet uitblijven.
De gemeente van Corinthe was daarvan een droef voorbeeld.
In de leer week men af. Dwaalleeraars en valsche profeten wisten de gemeente te beïnvloeden. De waarheid werd verdraaid en tot leugen gemaakt. Maar ook met het leven nam men het niet zoo nauw. De waarheid in den levenswandel was zoek. Men verviel tot een slordig leven, zelfs was er sprake van den grofsten vorm van ontucht, de bloedschande.
En dáártegen nu treedt Paulus op!
In de wetenschap, dat het niet anders kan en mag, stelt hij zich volkomen in dienst der waarheid.
En in dien strijd bedoelt hij niet zichzelf, maar heeft hij geen ander oogmerk dan de eere Gods, de eere van Hem, Die Paulus zond en met apostolische macht bekleedde.
En zal nu God verheerlijkt worden, zullen Zijne deugden uitstralen, dan is het noodzakelijk, dat Zijne gemeente, Zijne Kerk zich houdt bij de waarheid.
Dan moet zij waar en oprecht zijn in de leer!
Waar en oprecht óók in haar levensopenbaring !
Daartoe zal immer het vermaan van den apostel uitgaan. Hij zal niet ophouden haar te waarschuwen, zelfs bij de geringste afwijkingen. Altijd weer, zoolang hij adem heeft, zal hij haar het woord der waarheid voorhouden, opdat zij wandele in de rechte sporen.
Dàt is de roeping van den apostel!
Het dienen in en het strijden voor de waarheid!
Het geldt immers niemand minder dan de God der waarheid, Die een gruwel heeft aan valschheid en leugen en Die de ongerechtigheid haat.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1938

De Wekker | 4 Pagina's

Installatie van Prof. L.H. v.d. Meiden (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1938

De Wekker | 4 Pagina's