Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Installatie van Prof. L.H. v.d. Meiden (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Installatie van Prof. L.H. v.d. Meiden (2)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit woord heeft beteekenis voor de Kerk van alle eeuwen, tot op vandaag toe.
Want hierin is ook de taak der Kerk aangewezen.
De tijden mogen veranderen, de omstandigheden anders worden, er mogen andere stroomingen zijn en andere geestesinrichtingen — de strijd, die de Kerk, en in haar weer speciaal de ambtsdragers, te strijden heeft, is in wezen dezelfde gebleven.
Het is de worsteling van alle machten der duisternis tegen den Allerhoogste, tegen God en Zijnen Christus.
En daarom tegen alles, wat van dien God is.
Krachtens zijn val en zonde is de mensch God kwijt. Hij heeft Hem den rug toegekeerd, hij ligt dood door de zonden en misdaden, is gevallen in handen van satan, den vorst der leugenen, hij is geheel verleugend en liggend onder den leugen.
Maar naar Zijn eeuwige liefde is de Heere genadig geweest.
Hij heeft het gansche menschelijk geslacht niet in de zonde laten liggen, en haar niet in den leugen laten sterven.
Hij heeft Zich een gemeente ten eeuwigen leven uitverkoren.
Een gemeente, die Hij in den tijd roept en toebrengt.
Daartoe heeft Hij Zich naar Zijn welbehagen weer te kennen gegeven en neergebogen tot den schuldigen mensch in Zijn Woord, dat de waarheid is.
Hij heeft Zich geopenbaard in het vleeschgeworden Woord, in den Christus, Die van Zichzelven getuigt, dat Hij is „de weg, de waarheid en het leven". En het is uit en door den Christus, dat de Heere Zich een gemeente formeert, een Kerk bouwt, die pilaar en vastigheid der waarheid is, een volk, dat uit de waarheid geboren is, voor de waarheid leert buigen, de waarheid leert beminnen.
En nu gaat de strijd des satans op allerlei manier tegen dat Woord, tegen die Kerk.
Daar komen de aanvallen van buiten: druk, kruis, moeite, vervolging en de aanvallen van binnen: afdwalingen, ketterijen, bijgeloof en ongeloof.
Nòg staan ze op, gelijk in Paulus’ dagen in de gemeente van Corinthe, die hun valsche leer ingang trachten te doen krijgen op de erve van Gods Kerk, die hun dwalingen verbreiden, nu eens in dit kleed, dan weer onder dat mom.
Nòg zijn ze er — en zij zullen er wel blijven ook! — die hooghartig hun schouders optrekken voor de Kerk, als voor een vervallen grootheid, als voor een instituut, waaruit het leven is weggevloeid.
En zij verstaan niet, dat juist in de Kerk, óók in haar openbaring, zoo schoon en wonderlijk gerealiseerd worden Gods eeuwige gedachten tot zaligheid van zondaren en daarin tot de glorie van Zijnen Naam. Nog zijn er, die een minachting hebben, althans weinig waardeering, voor de ambten en bedieningen in de Kerk.
Alsof dat geen heilige instellingen zouden zijn van den Koning der Kerk Zelf!
De Kerk is naar haar wezen èn naar haar openbaring het werk Gods, vrucht van den arbeid van Christus, product van den Heiligen Geest! Daarom behoeft het ons waarlijk niet te verwonderen, dat de strijd van de machten der hel vooral gaat tegen de Kerk, tegen de ambten in de Kerk.
Satan tast daarin rechtstreeks aan het werk Gods en in dat werk den Heere Zelf.
En daar is het om te doen.
Kan hij de waarheid verdonkeren, ziet hij kans den leugen zijn verdervenden invloed te laten gelden, dan is daarmee aan Gods werk en zaak afbreuk gedaan.
Bereikt hij, dat de levenspractijk slordig wordt, dat de grenzen tusschen Kerk en wereld verdoezeld en weggevaagd worden, dan heeft hij daarin de waarheid een slag toegebracht. En dat verstond Paulus!
Hij doorzag de listen des duivels, die daar bezig was zijn onheilig werk in de gemeente van Corinthe te verrichten.
Daarom wist hij niet van wijken!
Stond hij pal voor de waarheid!
Hier zien we de dure roeping der Kerk, de taak dergenen, die tot wachters zijn gesteld op Sions muren.
En nu weet ik het wel, dat de waarheid nimmer ten onder zal worden gebracht, en de leugen het nooit zal winnen.
De God der waarheid staat met Zijn heilig Wezen er voor in!
Christus, Die de waarheid is, heeft overwonnen!
Hij heeft den strijd aangebonden tegen den vorst der leugenen. Satan trachtte Hem telkens te vangen in de strikken van de leugen, probeerde Hem af te stooten van het fundament der waarheid, spande alle krachten in om Hem los te maken van den waarachtigen God, Die niet liegen kan.
Maar Christus wist alle aanvallen des duivels af te slaan.
Hij houdt Zich vast aan het Woord der waarheid, met het „daar staat geschreven".
En straks, als alles Hem ontvalt, als Hij het diepe Iijdensdal ingaat, en de golven en baren van Gods heiligen toorn over Hem henen gaan, als de duisternis der hel zich Iegert rondom Hem en de vorst uit den afgrond Hem bespringt met zijne helsche angsten — dan nòg, dan jùist klemt de Borg en Zaligmaker Zich vast aan den onveranderlijken God, in het „mijn God, mijn God".
Hij maakt God niet tot een Ieugenaar; God is en blijft voor Hem de Waarachtige, en Hij beoefent een volmaakt geloof op dien waarachtigen God.
Zoo wint de waarheid het van de leugen.
De Waarheid van den Ieugenaar bij uitnemendheid.
En nu zal als vrucht van dat Borg-werk van Christus de waarheid zegevieren.
Zij zal haar triumftocht over deze verzondigde en verleugende wereld voortzetten.
De Geest van Christus, Die de Geest der waarheid is, zal Zijn gezegend werk doen door middel van het Woord der waarheid.
En daartegen is niets bestand.
Als de Held des Heeren Zijn zwaard aan de heup gordt en voorspoediglijk rijdt in Zijne heerlijkheid op het Woord der waarheid, worden bergen van brute tegenstand neergeworpen, rotsen van leugenachtig verderf in puin en gruis gestooten.
Dan worden verleugende menschen (en dat zijn we toch allen van nature!) door de waarheid gegrepen en tot kinderen der waarheid gemaakt.
Maar — en dat is nu het wonderlijke — nu schakelt de Heere Zijn Kerk in dien machtigen strijd voor de waarheid en. tegen de leugen in! De Kerk is geboren uit de waarheid, maar zij is ook naar Gods bestel de draagster van het licht der waarheid.
Het Woord Gods is haar toebetrouwd.
De Kerk moet zijn pilaar en vastigheid der waarheid, en dus ook verdedigster der waarheid, en zoo strijden voor de waarheid.
Nimmer mag de Kerk in dien strijd verslappen. Zij heeft toe te zien, dat zij niet, als de dwaze maagden, in slaap valle.
Want de vader der leugenen zit nooit stil, de wereld is altijd bezig de Kerk te belagen, en het vleesch zal steeds blijven begeeren tegen den Geest.
Derhalve is de roeping der Kerk het Woord Gods zuiver te leeren en te beleven.
Zij is geroepen — vooral in haar dienaren — de leer, die naar de godzaligheid is, te bewaren.
Ik sprak daar van „dienaren".
Daarmee heb ik op ‘t oog de Dienaren des Woords.
Natuurlijk hebben allen, die tot de Kerk behooren, hier een roeping.
Daar is het ambt der geloovigen, dat ook daarin bestaat, dat het zijn dure roeping in betrekking tot de waarheid, zal moeten verstaan en naleven,
Maar de Dienaren des Woords, als de van God gestelde wachters op Sions muren, hebben zeer zeker een eerste taak.
Zij zijn door den Heere aangewezen de leer der waarheid tegen alle aanvallen te verdedigen.
Zij moeten de zuivere leer voorstaan en niet minder waken voor een oprechte levenspractijk van de Kerk en in de Kerk.
En dat geldt niet in ‘t minst voor onze dagen.
Zeker, altijd waren er de afwijkingen in leer en leven. Denk maar aan Corin-the’s gemeente en sla voorts het boek der historie van Gods Kerk maar op.
Maar nu beleven we ten deze hoogst ernstige tijden. Naar Gods eigen Woord zullen immers bij het voortschrijden naar den dag der dagen, naar de toekomst van den Zoon des menschen, de tijden gedurig ernstiger en banger worden.
De Gode-vijandige machten dringen steeds sterker op, de aanvallen op het Woord Gods vermenigvuldigen, de afval van en de weerstand tegen de Kerk wordt steeds grooter.
Wel mogen de Dienaren des Woords toegerust zijn met de wapenrusting Gods om te kunnen staan tegen de listige omleidingen des duivels. Hoe worden zij, nu vooral, geroepen trouw te zijn!
Hoe is hier genade noodig!
Want het is alleen de genade Gods, die inleidt in de waarheid en die de verborgenheden van Gods koninkrijk doet verstaan.
Ja, gedurig is er behoefte aan getrouwmakende genade!
Want als de lippen der profeten en priesters valschheid en leugen spreken, als zij de waarheid ten onder houden, dan ontaardt de Kerk in een gemeenschap van ijverige dienaren Belials.
De Kerk wordt een gevangenis voor de vromen, ja een burcht des satans, wanneer zij het pad der waarheid verlaat.
Daarom is de Theol School van zoo groot gewicht!
Wat zij is, zal de Kerk zijn!
Zooals zij leert, zullen de predikers straks onderwijzen!
Heerscht er daar de leugen, dan zal de leugen aanstonds aan alle kanten de Kerk worden binnengedragen en zal de waarheid vluchten.
De Hoogleeraren hebben, ja zeker een schoone taak, maar dan ook een zeer verantwoordelijke.
Zij zullen jonge mannen moeten aangorden tot den strijd, hun wapenen in de hand moeten geven en hen onderwijzen in het rechte gebruik van die wapenen, opdat zij straks als geharnaste strijders zullen staan en opkomen voor de waarheid.
Dat de Kerk de taak der Hoogleeraren toch beseffe!
Het kan ons niet koud laten, wat er aan de Theol. School gebeurt, hoe daar onderwijs wordt gegeven en ontvangen. De Theol. School is „de eigen inrichting" der Kerk, door welke de Kerk zelf zorgt voor de opleiding van haar dienaren.
Ja, meer, zij is de inrichting, waar de Theologie, de koningin der wetenschappen, beoefend wordt.
Welnu, dat vraagt van de Hoogleeraren veel, alles!
Met inspanning van alle gaven en krachten naar lichaam en geest worden zij geroepen te arbeiden.
Is het dan niet de roeping der Kerk haar Hoogleeraren met al hun werk, heel de Theol. School, op te dragen aan den troon der genade?
Opdat de mannen, die daar arbeiden, door den Heere bekwaamd mogen worden met de gaven des Geestes?
Maar de oprechte opmerker ziet bij het zware óók het wonder-heerlijke in den arbeid dezer mannen.
Zij vooral mogen — ik zeg „mogen", want het is goddelijke gunst! — dienaren der waarheid zijn.
Let wel: dienaren!
Dan staan zij er niet boven, doch er ònder, dan hebben zij leeren buigen voor de waarheid, schuilen zij zelf weg achter de waarheid en laten eenvoudig de waarheid Gods spreken.
Dat voorrecht is èlken Dienaar des Woords beschoren, maar in ’t bijzonder toch hen, die in onze kerkorde genoemd worden „doctoren".
En onder dezen weer niet in ‘t minst hij, die geroepen is het Woord des Heeren te exegetiseeren en onderricht te geven in de exegese, en de homiletiek (predikkunde).
Hij mag de schoonheid en waarheid van Gods getuigenis voor zijn discipelen laten schitteren, om hen zoo te bekwamen voor de taak, die hen wacht, en om zoo, meer dan hij het ooit in de gemeente kon, mee te werken aan het heil der Kerk in haar geheel, te dienen in en te strijden voor de waarheid.

Hierna werden de gebruikelijke vragen gesteld en beantwoord, waarop Prof. v.d. Meiden Gods zegen wordt toegewenscht en wijsheid van boven. De gemeente zingt hem Psalm 134:3 toe.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Wekker | 4 Pagina's

Installatie van Prof. L.H. v.d. Meiden (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 september 1938

De Wekker | 4 Pagina's