Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De erfgenamen bewaard voor de erfenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De erfgenamen bewaard voor de erfenis

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, die bereid is, om geopenbaard te worden in den laatsten tijd.I. Petr. 1-5.

Het volk des Heeren wordt vaak geleid in wegen van druk. Hoe hebben mannen als David en Job en Paulus dat niet ondervonden. Maar ook hebben zij ondervonden, dat God, hun Maker, Psalmen gaf in den nacht. Een David mocht zingen: „Ik zal Zijn lof zelfs in den nacht zingen, waar ik Hem verwacht, en mijn hart, wat mij moog’ treffen, tot den God mijns levens heffen”. Een Job mocht zijn nachtegaalslag doen hooren temidden van den duisteren ellendenacht: „Ik weet mijn Losser leeft.”
Ook Lezen wij van Paulus, dat hij in Filippie’s kerker te middernacht Gode lof zong.
Het is de Apostel Petrus, die aan de verstrooide geloovigen een brief schrijft, om hen te bemoedigen in hun moeilijken levensdag, Zij zijn uitgeworpenen van Joden en Heidenen. Omdat zij den Hee-re Jezus liefhebben, worden zij alom vervolgd. Doch hoort, hoe ook Petrus voor hen ‘n Psalm in den nacht aanheft, waar hij in het derde vers van dit hoofdstuk uitzingt: „Geloofd zij de God en Vader onzes Heeren Jezus Christus.” Hij was het, die naar Zijne groote barmhartigheid hen had wedergeboren tot een levende hoop. En als hij daarop gewezen heeft, schuift hij het gordijn der toekomst een weinig opzij en laat de pelgrims zien in de erfenis, die in de hemelen voor hen bewaard wordt. En daarna schrijft hij de woorden van den tekst, hierboven afgedrukt. Hij spreekt daarin allereerst over een bewaard volk. Die bewaarden zijn geloovigen in de verstrooiing. Van die geloovigen zegt hij: dat zij van den Vader gekend zijn van voor de grondlegging der wereld; dat zij door het bloed des Zoons be-sprengt zijn tot gehoorzaamheid; dat zij den Heiligen Geest hebben tot heiligmaking. Die geloovigen zijn wedergeboren, omdat zij een levensband aan den levenden Christus hebben, en daarom is ook hun hoop een levende. Dat zijn dus de erfgenamen. Dezulken worden getroost, dat zij hier in dit moeite-volle leven bewaard worden voor de erfenis. Dat willen wij eerst stellen. Immers de groote vraag is allereerst: zijn wij erfgenamen? Nu de Heilige Schrift geeft hier duidelijk te kennen, wie het zijn. En daarom ons onderzocht en beproefd, Maar dan met de bede, of de Heere ons beproeven wil, want Hij alleen kan ons in dezen waarheid in het binnenste geven. De erfgenamen hier bedoeld, zijn wedergeborenen. Dat woord wijst er ons op, dat dezulken voor de tweede maal geboren zijn. Het staat allereerst tegenover de eerste, de natuurlijke geboorte. Maar het wil ook meer zeggen dan de geboorte in het verbond. Onze eerste geboorte is uit de aarde aardsch en de tweede geboorte is uit den Hemel, Deze geschied zooals o.m. in ditzelfde hoofdstuk geleerd wordt (zie het slot) door Gods Woord. Dat Woord wordt door den Heiligen Geest toegepast in het hart en de doode zondaar wordt levend gemaakt en hoort het Woord des Zoons Gods.
Die vernieuwden leeren zich bij Gees-tes licht kennen, als onreinen, die de besprenging des bloeds van Jezus Christus leeren noodig krijgen en zoeken, ja ontvangen en genieten. Doch diezelfde Geest werkt ook de lust tot heiligmaking in hunne harten; terwijl zij somtijds mogen zingen: Welzalig, die Gij hebt verkoren, die Ge uit al ‘t aardsch gedruisch, doet naderen, en Uw heil-stem hooren, ja wonen in Uw huis.
Zie, lezer, kennen wij daar nu ook reeds iets van, zooals de verstrooiden het mochten beleven in de vreemdelingschappen ? Zoo niet, wel dan is het nog te verkrijgen, maar begeef U dan toch gedurig onder de middelen, door God Zelf verordend, om tot die zalige bevinding te geraken. Begeef U gedurig en getrouw onder de prediking des Woords. Onderzoek toch met ernst het Heilig Woord van God. Luister ook naar de vermaningen en opwekkingen van het volk van God, Houd sterk aan in het gebed. De Heere alleen kan ons dat nieuwe leven, dat nimmer sterven kan, schenken. Zonder die gave des nieuwen levens wacht straks ook een erfenis, maar dan een vreeselijke erfenis, een hitte des vuurs en een nimmer stervende worm. Met het oog op de ernst der eeuwigheid en de onsterfelijkheid der ziel, zoek den Heere, terwijl Hij te vinden is en roep Hem nog aan, terwijl Hij nabij is. Is er geen haast bij, geliefde lezer? De vraag stellen, is haar ook beantwoorden. Nu haast U dan om uws levens wil Maar moogt gij geloo-ven, dat het leven der genade bij’ aanvang in u verheerlijkt is, hoort dan ook naar de rijke belofte, die hier wordt gegeven, dat gij in de kracht Gods bewaard wordt, Hoe heeft een geloovige die bewaring Gods noodig. Dat gold in de dagen van Petrus, en ook nu nog. Een geloovige is in zich zelf maar zwak, en kan zich zelf nimmer bewaren temidden van de vele gevaren. Doch nu bewaart de Heere; en dien God bewaart, is wel bewaard. Het woord bewaren duidt aan een wacht. Die wacht moest toezicht houden, op hetgeen in, en hetgeen buiten de stad gevaar kon opleveren. Doch zulke wachters konden nog overrompeld en gedood worden, zoodat de veiligheid der stad er zeer onder leed. Maar van de geloovigen mag gezegd worden, dat zij volkomen veilig zijn. Wel zijn daar de vijanden, die maar niet ophouden de ziel te bestoken, maar de helper van Sion is de Heere. Gods volk wordt in Gods kracht bewaard. Reeds in oude tijden zong de kerk: De Heere is uw Bewaarder. Hij zal uwen uitgang en uwen ingang bewaren.
David verzekerde Abjathar, dat hij met hem in bewaring was. Van ‘s Heeren wijngaard wordt getuigd, dat de Heere hem bij dag en nacht bewaart. De bede werd in den ouden tijd reeds gedaan: „Bewaar de ziel Uws gunstgenoots”. De verstrooiden en allen, die even dierbaar geloof, als zij, ontvangen hebben, worden bewaard door den Drie- eenigen God, Niemand kan hen rukken uit de hand des Vaders, want de Vader is meerder dan allen. Christus is de goede Herder, Die Zijn leven stelde voor Zijne schapen en Hij geeft hun het eeuwige leven. De Heilige Geest verzegelt hen tot de erfenis, die eveneens bewaard wordt. Als zij zich zelf ook maar een oogenblik moesten bewaren, dan was het een verloren zaak. Want Satan, vleesch en wereld spannen samen, om hen om te brengen, en in hen is geen kracht tegen die groote menigten; doch de Heere, Die vóór hen is, is meerder dan alle vijanden tezamen. Doch bedenk nu wel, dat de bewaring des Heeren anders is, dan wij bet ons voorstellen. Wij zouden wel willen bewaard blijven voor alle rampspoeden des levens, en zie wij moeten ondervinden, dat veel rampen der vromen lot zijn.
Deze geloovigen toch werden verdrukt en zij moesten de berooving hunner goederen aanschouwen. Zoo gaat het nog. Het goud wordt in het vuur geworpen, maar de Heere houdt de wacht bij den oven. Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven. Hy bewaart niet vóór den brandstapel, maar wel er op. Hij bewaart niet vóór de rivieren der beproeving, maar wel er in. Wat is dat heerlijk. Dat doet Hij nu niet onmiddellijk of mechanisch, maar door het geloof. Dat geloof is de gave Gods door den Heiligen Geest. In de ure der wedergeboorte hadden deze verstrooiden, een levend geloof ontvangen. Dat geloof doet voor waar en zeker houden, al wat God in Zijn Woord heeft geopenbaard. Alles, wat er van ons in gezegd wordt, wordt aanvaard. Versta ons nu wel. Dat wil niet zeggen, dat dit ons direkt alles even duidelijk is, maar door de gedurige oefening steeds duidelijker wordt. Zoo is het ook in de aanvaarding, van wat ons van God en Zijnen Christus geopenbaard is. De deugden Gods worden gekend en de Christus Gods wordt begeerd en gezocht. In de wedergeboorte wordt het geloof geschonken, maar op den weg des levens wordt dat geloof nu versterkt. De geloovige mag op Gods tij ds gelooven, dat hem dat ware geloof geschonken is. Welk een rijk deel is dat. Dan verstaan wij er iets van, wat met den dichter wel eens gezongen wordt: „Ik heb geloofd en daarom spreek ik.”
Nu, dat geloof wordt juist het meest aangevallen door de vijanden. Het gaat daarbij als met een stad, die ingesloten wordt. Wil de vijand de stad tot overgave dwingen, dan tracht men de toegangswegen te versperren, het licht en het water van de stad af te snijden. Zoo deed men althans in vroegere jaren.
Die tactiek heeft nu ook satan. Hij wil de leiding voor licht en water afsnijden. Die leiding heet geloof. Als hem dat gelukte, dan was de stad tot overgave genoopt. Doch hoe heeft Petrus, de schrijver van dezen brief, zelf het heerlijk mogen ervaren, dat de Heere door het geloof behoudt. In den nacht, toen Jezus verraden werd, voorspelde Christus hem, wat er hem wachtende was met de woorden: Simon, Simon, de satan heeft u zeer begeerd te ziften als de tarwe, maar Ik heb voor U gebeden, dat UW GELOOF niet ophoude. Door dat geloof neemt de bestredene’ ziel weenend de toevlucht tot den Heere. Door dat geloof mag hij vasthouden als ziende den Onzienlijke. Door het geloof overwint hij de wereld. Ja lees maar eens in He-br. II, hoe het geloof tot Godverheerlijkende overwinningen in staat stelt.
Immers het geloof verbindt met den Levensvorst, de Overwinnaar.
Is dat geloof nog niet ons deel, dat wij, waar het een gave Gods is, er ernstig om vragen; maar zoo wij het genoten hebben, zij en blijve de bede: Versterk, hetgeen Gij hebt gewrocht en laat Uw hulp door ons verzocht, Uw volk voortaan verhoogen. — Welk een weldaad is den geloovigen geschonken in de gave van het zaligmakend geloof. Door dat geloof bewaart de Heere hen tot de zaligheid. Van die zaligheid heeft reeds een Jacob stervende gesproken, toen hij getuigde: „Op Uwe zaligheid wacht ik o Heere”. — Ook de Profeet Joel sprak reeds van de zaligheid, in de woorden der profetie: „En het zal zijn, dat een iegelijk, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal worden.” Petrus, de schrijver van dit woord, sprak reeds van de zaligheid, verworven door Jezus Christus, voor den Joodschen Raad, toen Hij uitriep: “de zaligheid is in geenen andere”. Ook in dit hoofdstuk spreekt hij nog buiten dezen tekst tweemaal van de zaligheid en wel in vers 9, waar staat: „Verkrijgende het einde uws geloofs, n.1. de zaligheid uwer zielen.” En in vers 10: Die zaligheid is bereid door God Zelf. Van eeuwigheid is reeds die zaligheid door God bepaald; door Christus is die zaligheid verworven; in den tijd werkt de Heilige Geest het beginsel dier zaligheid in de harten. Straks zal de kerk die zaligheid ontvangen, want zij zal geopenbaard worden in den laatsten tijd. Het woord „geopenbaard” wijst er op, dat de zaligheid nu nog verborgen is. Nu dat is ook zoo. Voor de wereld is de zaligheid geheel verborgen. Wel is het waar, dat Gods volk geen vreemden God eens zal ontmoeten, want zij hebben Hem hier reeds zalig ontmoet; ook zal dat volk in den dag der toekomst geen vreemd werk doen, want reeds hier is zijn lust om den Heere te dienen; ja tenslotte zal dat volk geen vreemde zaligheid smaken, want nademaal zij het beginsel der eeuwige vreugde in het hart hier genieten, zal dat volk straks na den dood alleen nog naar de ziel in de zaligheid deelen, terwijl in den laatsten tijd, d.i. met de wederkomst van Christus, Gods kerk naar lichaam en ziel deelen zal in de zaligheid, die bereid is. Na een nacht zeer zwart en dicht voert Christus Zijne kerk in het eeuwig licht en dan zal in zalige verwondering het bewaarde volk de bewaarde erfenis ontvangen met de betuiging: „De helft is mij niet aangezegd.”

W. Bijleveld


Dit stuk van onzen overleden Broeder Bijleveld was nog in ons bezit. Wij meenden met plaatsing niet te moeten wachten.

Redactie.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1939

De Wekker | 4 Pagina's

De erfgenamen bewaard voor de erfenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1939

De Wekker | 4 Pagina's