Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

K, S. te d. H. vraagt naar de verhouding van den mensch tot Christus in schepping en herschepping.
Naar zijn schrijven schijnt hij voor de gedachte te voelen, dat er, omreden de Schrift van den wedergeborene zegt, dat hij den beelde des Zoons gelijkvormig wordt, te denken valt aan een geschapen zijn van den mensch naar het beeld van Christus, aangezien de genade de her-stelling van het wezenlijk mensch zijn is.
Deze gedachte van mijn vrager, dat Adam naar het beeld van Christus ge-schapen zou zijn, is niet nieuw.
Zij is en wordt op meer dan een wijze voorgestaan. B.v. door de ethische theologie. Daar wordt de menschwording Gods als het hoogste doel der schepping gezien, afgedacht van zonde of val. De God-mensch Jezus is dan het ideaal, waarnaar Adam gemaakt is. Om meer dan een reden is deze gedachte echter onschriftuurlijk te achten.
Op andere wijze is zij door de Kohlbruggianen voorgedragen. Zij redeneeren op de wijze van mijn vrager of beter hij spreekt als zij. Zij gaan uit van wat de wedergeborene nu in Christus heeft, gerechtigheid en heiligheid. De wedergeboorte is niets dan het herstellen van den verloren toestand, derhalve moet ook Adam in Christus de weldaden van het beeld Gods bezeten hebben. Bij hen valt dan meer nadruk op het hebben van het beeld Gods dan op het zijn van Gods beeld, bij den eersten mensch.
De Schrift brengt echter de oorspronkelijke gerechtigheid van den mensch nergens met Christus in verband! Noch ook zegt zij, dat het beeld Gods, waarnaar de mensch geschapen is in Christus te denken is. Wel wordt de Zoon het af-schijnsel van des Vaders heerlijkheid en het uitgedrukte beeld zijner zelfstandig-heid genoemd, maar nergens wordt Hij als het beeld des Drieëenigen Gods aan-gewezen.
Daarbij wordt altijd het verband van den mensch met Christus gezien onder het gezichtspunt van den val en de her-stelling uit de ellende, waarin de mensch neerligt.
Zoo b.v. Rom. 8 : 29, waar gesproken wordt van het te voren verordineerd zijn den beelde zijns Zoons gelijkvormig te zijn, opdat hij de eerstgeborene zij on-der vele broederen.
Evenzoo 1 Cor. 15:49. En gelijkerwijs wij het beeld des aardschen gedragen nebben, alzoo zullen wij ook het beeld des hemelschen dragen.
Dezelfde gedachte geeft 2 Cor. 3 : 18, waar sprake is van een veranderd wor-den naar hetzelfde beeld {van Christus). In al deze schriftwoorden is geen sprake van de verhouding van den eerst qeschapen mensch tot Christus, maar al-leen van den begenadigde.
Het wordt hier zoo gezien, dat Christus, bij wijze van spreken, de wortelmensch is, uit Wien en door Wien de gevallen mensch weer het beeld Gods terug ont-vangt. Het beeld Gods, niet, zooals Adam dat door schepping ontvangen had, maar zooals dat door God in de zending zijns Zoons in de menschelijke natuur hersteld is. Nu, na den val, wordt het beeld Gods bemiddeld uit Christus ontvangen.
De toekomst van den gevallen mensch wordt daarom dan nu ook onlosmake-lijk aan Christus verbonden.
Zooals het mensch-zijn in Christus hersteld is en in Hem gezien werd na zijn opstanding, zoo zal het ook door de geloovigen worden ontvangen.
Daarop wijst de Schrift, als zij de verwachting der kinderen Gods omschrijft: Die ons vernederd lichaam veranderen zal, opdat het gelijkvormig worde aan zijn heerlijk lichaam, naar de werking, waardoor Hij ook alle dingen zichzelven kan onderwerpen. Filipp. 3:21. Eenzelfde gedachte vinden wij in 1 Joh. 3 : 2.
Dat hier niet aan een in alle deelen precies gelijk zijn aan Adam is te den-ken blijkt wel duidelijk uit 1 Cor. 15: 45—48. Daaruit volgt, dat ook Adam niet gelijk aan Christus is te denken. Hij droeg het beeld Gods op een eigen wijze, afgedacht van Christus. Gods kinderen ook dragen het op een eigen wijze in het allernauwste verband met het vleeschgeworden Woord Gods.
Deze eigen wijze raakt niet het beeld Gods als zoodanig, in zijn karakteristie-ke eigenschappen, maar de manier, waar-op het bezeten wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1939

De Wekker | 5 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1939

De Wekker | 5 Pagina's