Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Deze Middelaar (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Deze Middelaar (5)

Zondag 6

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar wie is deze Middelaar, Die tegelijk waarachtig God en een waarachtig en rechtvaardig mensch is?Onze Heere Jezus Christus, Die ons van God tot wijsheid, rechtvaardigmaking, heiligmaking en tot een volkomene verlossing geschonken is.Vr. en antw. 18 Catechismus.En daarom is Hij de Middelaar des Nieuwen Testaments.Hebr. 9:15a.

Tot wijsheid!
Dat is de eerste lichtstraal, die valt in de dwaasheid van beneden.
Tot wijsheid…. hier is de Middelaar als Profeet.
Tot rechtvaardigmaking…. hier verschijnt de Middelaar als Priester.
Tot heiligmaking…. hier treedt de Middelaar op als Koning.
Tot volkomen verlossing…. hier klimt de Middelaar op als Triomfater in den laatsten beslissenden eindstrijd, wanneer alle knie zich voor Hem zal buigen.
Alles, wat wij verloren hebben in Adam, ontvangen wij rijker, voller, zaliger, zekerder in den tweeden Adam weer.
Het herinnert ons aan een verloren paradijs, maar het herinnert ons ook aan een herwonnen paradijs.
Aan het geslacht, dat uit Adam is voortgesproten, ontbreekt het licht der wijsheid, dat eens het pad omstraalde, dat eens ons verstand en ons oog verhelderd heeft.
Aan dit zelfde geslacht ontbreekt gerechtigheid, die eens onze glorierijke positie was toen in den hof van Eden geen tweespalt de verhouding brak tusschen God en den mensch, en de kroon der gerechtigheid schitterde op het hoofd van den beelddrager Gods.
Aan dit geslacht ontbreekt heiligheid, die eens onze voeten maakten als die der hinde om het pad van Gods geboden te gaan en met volle bereidheid der ziel en des geestes den arbeid te stellen tot een reukwerk Godes.
Aan dit geslacht ontbreekt volkomen zaligheid, die eens op haar breede wieken ons droeg naar het oord van stoorloozen vrede en even stoorloos geluk, toen geen inbreuk en geen doodsbenauwing den mensch verschrikten, maar enkel levensheerlijkheid straalde over zijn ziel en zijn weg.
Dat alles, alles is voorbij.
Onze wijsheid werd dwaasheid, onze gerechtigheid werd verdoemelijkheid, onze heiligheid werd verdorvenheid, en onze zaligheid werd diepe rampzaligheid. Zoo vielen wij uit het licht in de duisternis, uit het leven in den dood, uit de volheid in het niet.
Nu krijgen wij in Christus alles, alles weerom.
Dit wordt de groote reformatie, die de eeuwen en de eeuwigheid vernieuwt, die de nieuwe toekomst inluidt in de blijdschap van het woord : „ziet, Ik maak alle dingen nieuw”. Zoo wordt heel deze gebroken schepping gedragen in de gemeenschap van den Middelaar, en staat de gekruiste en gekroonde Levensvorst midden in den strijd van„het heden en straks ook midden in de eindworsteling, die wacht.
Stellig, dit is niet van den beginne alzoo geweest. Het kruis heeft geen plaats in een ongebroken sehepping, en van een Middelaar te spreken als de zonde nog geen inbreuk in deze wereld gedaan heeft, lijkt ons geheel onschriftuurlijk. Wel kunnen wij in goede zin van ‘n „Scheppingsmiddelaar” spreken, maar dan beseffe men, dat wij onderscheid hebben te maken tusschen den Zoon Gods als Logos, zooals Johannes hem in den aanvang van zijn Evangelie noemt, waardoor alle dingen gemaakt zijn, en den Zoon Gods als Christus, waardoor een van God afgevallen wereld in den weg der gerechtigheid en der verzoening wederom een spiegelbeeld van Gods grootheid zal kunnen worden.
Wie dat goed beseft, zal nooit kunnen aanvaarden, wat bijv. alle Kohlbruggianen liefst vasthouden, dat de mensch ook in den staat der rechtheid zijn deugdenbeeld van wijsheid, gerechtigheid en heiligheid reeds in den Christus bezat.
Dergelijke gedachten, moeten er toe leiden, om een menschwording van Christus tot de noodzakelijke daden der Gods openbaring te stellen, een gedachte, die elders allicht kan worden aanvaard, behalve echter op gereformeerd terrein en naar gereformeerd belijden.
Neen, de Christus als Middelaar Iaat Zijn licht alleen schijnen in de afgronden van zooveel deformatie, waar wijsheid omsloeg in een dwaasheid, en waar alle krachten en idealen der ziel werden omgezet in vijandschap tegen God.
Het heeft u misschien ook wel eens getroffen, als wij de Heilige Schrift aandachtig lezen, dat zij het loflied der wijsheid zingt, maar dat zij zeer sceptisch staat tegenover de wijsbegeerte (filosofie).
Wijsheid (Sofia) en wijsbegeerte (filosofia) zij mogen op den klank met elkander overeen stemmen, naar de Schrift geoordeeld, stamt de laatste uit den denkenden mensch, en de eerste uit God. Paulus maakt deze scherpe tegenstelling in den brief aan de Kolos-sensen, als hij in het tweede hoofdstuk zegt, vers 3: „in den welken (nl. Christus) al de schatten der wijsheid (sofia) en der kennis verborgen zijn”. En in vers 8 lezen wij : „Ziet toe, dat niemand u als een roof vervoere door de filosofia en ijdele verleiding, naar de overlevering der menschen, naar de eerste beginselen der wereld, en niet naar Christus”.
Hier zien wij, dat de Schrift de „filosofia” stelt als vijandschap tegen de sofia, die in Christus is. Nu kunnen wij natuurlijk naar woordafleiding bepalen, dat filosofia beteekent: liefde tot de wijsheid, maar een dergelijke verklaring zegt weinig, omdat het juist de vraag is, wat wij onder wijsheid hebben te verstaan.
De Schrift geeft ons een aanwijzing, dat in de filosofie steeds heerscht de mensch en de logische denkactie van den mensch, en dat daarom de filosofie in den loop der eeuwen aan de wijsheid (sofia) veel kwaad en aan de theologie veel schade heeft gedaan. Dit alles wordt niet vergoed door te spreken van „Christelijke” of „Calvinistische” wijsbegeerte, want ook dan blijft het groote gevaar bestaan, dat de mensch in zijn logische denkacten heerscht, en zulkeen de Schrift wel noemt, maar dat de filosofie over de theologie gaat heerschen, gelijk uit de ervaring der laatste jaren wel heel duidelijk is gebleken. Dan gaat de filosofie in haar absolutisme den scepter zwaaien over alle terrein van denken en wil dan ook heerschen naar haar maatstaf over de leer der waarheid. Zoo krijgen wij een intellectualistisch systeem, waarin het verstandelijk dogma heerscht, maar het levend dogma vlucht. Want elk dogma, dat zijn verband heeft verloren met het leven der ziel en dat in afgetrokken begrippen wordt opgeredeneerd, is het rapport kwijt met God en met Zijnen Christus, waarin de schatten der wijsheid (sofia) naar des Apostel woord verborgen zijn.
Verborgen zegt hier niet zonder reden de Schrift.
Dit is de verborgenheid der godzaligheid, de verborgenheid der heilswaarheid, die den kinderkens wordt geopenbaard, als het oog wordt verlicht en de nevels worden opgeklaard om in Christus het zalig alles van hun leven te ontdekken.
Hier vallen ons de schellen van de oogen, en wij gaan zien, zooals wij voorheen nooit, nòch de wereld, nòch ons zelf, nòch God hebben aanschouwd. Het gaat ons als Mozes, ons vasthoudende, als ziende den Onzienlijke. Wij krijgen inzicht, doorzicht, uitzicht, en wij hebben een antwoord, neen, het antwoord op al de vragen, waarover de wijsheid der wereld tevergeefs het antwoord inwacht.
Wat weet de wereld van haar oorsprong? Niets.
Wat weet zij van haar toekomst? Niets.
Wat weet zij van dood of eeuwigheid? Niets.
Wat weet zij van troost in leven en sterven? Niets.
Zoo staat zij daar met ledige handen in den grooten maalstroom des levens, en zij sleept en trekt den mensch mee naar onbekende werelden, waar alleen het angstig vraagteeken jaagt over de verontrustende ziel.
Maar Christus tot wijsheid…. en zeker, wij leeren onze onwetendheid belijden, onze kortzichtigheid erkennen, onze jammerstaat beleven. Maar midden in die ruïnatie van ons zelf staat Christus als de Wijsheid te lichten, Die in Zijn Woord ons den weg wijst, en Die door Zijn Geest ons onderwijst in de zalige deelachtigmaking van het geestelijk heil, dat onze ziel het leven geeft.
Nu is er een ootmoedig buigen, een verbroken en verslagen geest, want deze wijsheid maakt niet opgeblazen, maar leert, wat het is, als arm zondaar aan de voeten van een rijken Zaligmaker te buigen, waar wij leeren op niets dan op genade te pleiten. Zoo gaat door deze lampe wijsheid het licht op over onze
verloren staat, over zonde en dood, over de ure der verantwoording, over de rechterstoel Gods, maar ook over den rijkdom der genade, over de volheid in Christus, over de blijdschap der vergevende liefde, die nooit met ons doet naar onze zonden, en nooit zal vergelden naar onze ongerechtigheden.
Zoo merken wij wel, dat deze wijsheid niet een bespiegelde is, maar veeleer vol heilige levenspraktijk. En het heeft ons dan ook steeds bij de bestudeering van Calvijn getroffen, hoe deze Reformator bewees wel bekend te zijn met tal van filosofische stelsels en scholen, maar zelf geen afgetrokken filosofie wenschte, maar wel een wijsheid, die naar haar praktischen zin en inhoud steeds op het geestelijk leven was ingesteld.
Het ware te wenschen, dat velen, die zoo hoog roemen over „calvinistische” wijsbegeerte, hierin den geest van Calvijn beter verstonden. Wij zouden niet zoo ver van zijn praktischen zin der wijsheid blijven en wij zouden meer het leven in de Waarheid laten spreken, en de waarheid van het leven laten spreken.
Want Calvijn, die men als een dorre intellectualist heeft gebrandmerkt, was door en door een prakticus, die steeds heel zijn leerontwikkeling door de praktijk liet belichten, als hij de lamp der Waarheid omhoog hield.
Zulk een Calvinistische wijsbegeerte hebben wij in de 20ste eeuw noodig, die niet roemt „wij Calvinisten”, maar die de praktijk der godzaligheid van Calvijn heeft geleerd.
Tot Wijsheid.
Dat is praktische Godskennis, en evenzeer praktische zelfkennis.
En in die beide bestaat het eeuwige leven.
Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen den eenigen en waarachtigen God en Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1939

De Wekker | 4 Pagina's

Deze Middelaar (5)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1939

De Wekker | 4 Pagina's