Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een rijke toezegging

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een rijke toezegging

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En tot den ouderdom toe zal Ik dezelfde zijn, ja tot de grijsheid toe zal Ik ulieden dragen.Jesaja 46 : 4a.

Het is zoo goed om de knieën des harten voor God te buigen en te dan-ken, zooals de dichter deed, voor Gods hoede en zorg in kinderjaren, voor ’t feit, dat de Heere ’t zoo beschikte, dat er menschen waren, die zich hebben ge-geven tot verzorging, die u hebben geholpen, toen gij hulpeloos daar nederlaagt!
Indien ge b.v. Ps. 22 leest, dan gaat daar de man Gods terug in z’n jonge leven en zegt: „Gij zijt het immers, die mij hebt doen vertrouwen, zijnde aan mijne moeders borsten”.
En wat verbaasd is de man uit Psalm 139, als hij nagaat, hoe hij als kunstig borduursel is gewrocht in de nederigste deelen der aarde en hoe de Heere heeft gezien zijn ongeformeerden klomp. Hij wist niets, hij kon niets, maar God, zijn God heeft voor hem gezorgd, heeft hem geleid, bewaard, beschermd, bestuurd en bekwaamd en nu, „door de genade Gods ben ik, dat ik ben, en Zijne genade aan mij bewezen, is niet ijdel geweest !
Zalig hij, die z’n kracht weet te putten uit God, en weet, dat, wat hü heeft en is, hij van God heeft en door Hem is!
Maar, zooals de zon neerdaalt, zooals de dag, glorierijk in zijn aanlichten, in duisternis wegzinkt, zoo is ’t in een menschenleven. De sterke is enkel ijdelheid, de krachtmensch wordt op zijn tijd zwak, de wachters des huizes — lees maar Prediker 12 — gaan beven, de sterke mannen gaan gekromd, die door de vensteren zien, worden verduisterd, de maalsters worden minder ,. het is afgaan naar de valleien der donkerheid en des doods.
„En tot den ouderdom toe zal dezelfde zijn”. Welk een bemoedigend woord, rijke toezegging, door God gesproken tot het huis Jacobs.
In den ouderdom, bij het klimmen der jaren, wordt alles minder, de zintuigen weigeren hun werking, de een is doof, de ander blind, of zwak van oog, een derde wordt kindsch of ook is er een algemeene aftakeling, de veerkracht ontbreekt, de denkkracht wordt gemist, ’t geheugen weigert z’n dienst, men wordt hulpbehoevend, gebrekkig, ge kunt niet meer mee, reeds de voetgangers maken u moede — ge moet achterblijven, ge weet, dat ’t niet meer kan.
Uw werk wordt u moeilijk, anderen, jongeren overtroeven u, zij gaan u voor, gij wordt halfwas, straks gaat ge merken, dat ge „over” zijt.
Maar, lezer, weet ge, wat in den ouderdom het smartelijkste is? Het u bewust zijn, dat ’t niet meer gaat. Het voelen, dat ge niet meer kunt.
Een kind weet niet, dat ’t hulpbehoevend is, maar wie oud is, kan zoo echt lijden onder de gebreken van den ouderdom. O, dat moeten terugtreden is voor iemand, die eens vooraan stond, pijnlijk, dat is zoo pijnlijk! En dan kan ’t gebeuren, dat ouders, die heel oud worden, niet die liefde ontvangen van hun kinderen, welke zij, door hun trouwe zorg voor hun kinderen dubbel en dwars ’verdiend hebben; ’t kan gebeuren, dat vader of moeder, nu ze oud, afgeleefd, zonder geldmiddelen zijn, voor een oortje thuis liggen en dat ze voelen, wat verlangen er huist in ’t kinderhart, ’t verlangen naar ’t einde….. want, ’t wordt zoo moeilijk met vader of moeder!
Dan kunnen er bittere tranen geschreid worden voor God en soms ook , voor de menschen.
En waar ligt dan de hoop en waar ’t gebed? Voor Gods ware vromen ligt dan de eenige toevlucht in hun Heere en Koning! De dichter — lees maar Psalm 71 — verbindt jeugd en ouderdom: „Gij hebt mij geleerd van mijne jeugd aan. Daarom ook, terwijl de ouderdom en grijsheid daar is, verlaat mij niet”. Nu bijzonder voelt hij God noodig te hebben! Alles laat hem los, straks staat hij schier alleen, z’n lichaam bezwijkt, z’n kracht vergaat, hij kan niet meer, hij moet leunen en steunen, en…. soms is er niemand, die hem met lust steunt, ’t gaat vaak onwillig, gedwongen, morrend!
En nu komt de Heere u voor met Zijn belofte: alles verlaat u, alles verandert, alles gaat onder, gij voelt uw doorn in het vleesch door het tanen van uw kracht — „tot in den ouderdom toe zal Ik dezelfde zijn, ja, tot de grijsheid toe zal Ik ulieden dragen”.
Is dat geen rijke toezegging?
God de Heere dezelfde! Die geen verandering noch schaduw van omkeering kent. Hij is de Rotssteen der eeuwen, Die niet door den tijd aangetast wordt. Dezelfde is Hij in jeugd; dezelfde trouwe God tot den ouderdom toe, in den rijkdom Zijner ontferming; dezelfde in de teederheid Zijner liefdevolle Vaderlijke zorg; dezelfde in de Almacht Zijner bescherming,
Altijd even goedertieren.
Altijd even barmhartig.
Altijd even geduldig.
Welk een blijde pleitgrond voor allen, die zien, dat hun levenstijd verstrijkt, dat hun kracht vergaat. Alles ontvalt hun, zij houden God over en in hun God hebben ze alles,
Hij dezelfde.
En dat doet u dan te meer in aanbidding wegzinken, omdat gij niet altijd dezelfde waart! De Heere hielp u jong, toen ge ’t niet vraagdet, en wist noodig te hebben! En toen werd ge krachtig en ge meendet te kunnen en uw afhankelijkheidsgevoel werd minder sterk, gij hadt God niet noodig, er kwam lauwheid, het gebed verflauwde, gij dacht uzelf te kunnen redden, uw Simson-kracht verleide u, „ik zeide in mijn voorspoed : ik zal niet wankelen in eeuwigheid” …. dan waren er diepe wegen noodig om u terecht te brengen ….. Maar nu, nu gü niet kunt, nu gij voelt, dat menschenkracht, heil, hulp, belofte en liefde ijdelheid is, nu komt die goede, goedertieren, ontfermende God tot u en zegt: „Ik ben dezelfde, nog steeds dezelfde, gisteren, heden, tot in der eeuwigheid, ja tot de grijsheid toe zal Ik ulieden dragen!”
Denk het u in. Als de grijsheid Uw hoofd bedekt; de kracht u ontbreekt; ge in alles hulpbehoevend zijt, dan zal de Heere u dragen! Nog teerder dan een moeder haar kind draagt. Zoo droeg Hij Israël uit het land der dienstbaarheid; door de Schelf zee heen; door de barre woestijn om het naar het land der belofte te brengen.
Gedragen door ’s Heeren armen, om Jezus wille, over alle moeiten en nooden heen door de rivier des doods in het Vaderhuis met zijn vele woningen.
O, als ge dit bedenkt, dan wordt uw ziel als een gewaterde hof. Gelijk het gras is als een kortstondig leven, maar Godes gunst zal over u dezelfde wezen.
En als ge, door genade, daarbij leeft, dan wordt ge geestelijk sterk, dan voelt ge uw jeugd vernieuwd als eens arends; dan draagt ge groen en frisch gewenschte vruchten.
Bij den terugblik op uw leven wordt dan verdiept uw zondekennis, maar ook verdiept de kennis van ’s Heeren oneindige trouw en genade.
En daarvan zult gij roemen, zij ’t ook met gebroken stem.
Los, steeds meer los van de aarde, vastgeklonken aan Gods Vadertrouwe, totdat voor u aanbreekt de bedeeling der eeuwige jeugd.
„Maar (blij vooruitzicht, dat mij streelt!)
Ik zal, ontwaakt, Uw lof ontvouwen,
U in gerechtigheid aanschouwen,
Verzadigd met Uw Goddelijk beeld.”

Apeldoorn. Croes

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1939

De Wekker | 4 Pagina's

Een rijke toezegging

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1939

De Wekker | 4 Pagina's