Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tweeerlei schuldbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tweeerlei schuldbelijdenis

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen zeide Saul tot Samuèl: Ik heb gezondigd.1 Sam. 15 : 24a.En David zeide tot den Heere: Ik heb zeer gezondigd.2 Sam. 24:10.

Welk een vreeselijke verwoesting brengt toch de zonde over den mensch, Ik breng u, om u iets daarvan te doen zien, voor de aandacht het beeld van Saul, den koning Israëls, zooals hij op zijn troon is gezeten, met David tokkelende de snaren der harp, aan zijn voeten.
Zie hem" daar zitten op den troon, wild voor zich uitziende, het voorhoofd onheilspellend gefronst, terwijl al dieper de lijnen der wroeging worden in-gegroefd in zijn gelaat.
Hij is verschrikt, beangst, duisternissen der ziel komen over hem en in zulk een vlaag van krankzinnigheid werpt hij de spies om dien onschuldige daar voor hem te treffen.
Droevig beeld van den mensch, die door God verlaten is.
Ontzettend woord door Samuël eenmaal gesproken: „omdat gij het woord des Heeren verworpen hebt, zoo heeft de Heere u verworpen."
Of Saul dan geen berouw heeft gehad over zijn zonde? Schijnbaar, ja, maar het was geen waar, geen oprecht berouw.
Wel roept hij uit: Ik heb gezondigd, doch ’t kwam niet uit een verbrijzeld hart.
Ik breng u in een ander koninklijk paleis. In het paleis van den Koning David.
Neen, we treffen hem niet aan gezeten op zijn troon, met de koninklijke kroon op ’t hoofd en de gouden scepter in handen,
We zien hem in verbrijzeling neerliggen voor zijn God.
De Koning ligt in ’t stof gebogen. In schuld en smart ligt hij terneer. David gevoelt, hij heeft tegen God gezondigd. Dat is het, wat zijn ziel zoo zwaar drukt. Hij heeft den Allerhoogste in Zijn eer aangetast.
Onder woorden kan hij het misschien gansch. niet uitbrengen, wat er in zijn hart omgaat. Zijn smart lost zich op in de belijdenis en bede: „Ik heb zeer gezondigd, in hetgeen ik gedaan heb; maar nu, o Heere! neem toch de misdaad Uws knechts weg; want ik heb zeer zottelijk gedaan."
De Heere heeft ons in Zijn Woord niet medegedeeld, wat er in dien vreeschelijken nacht, dien nacht der schuldbelijdenis, in zijn ziel is omgegaan, maar zegt ons alleen, dat hij des anderen morgens vroeg opstond en de Profeet tot hem kwam met de boodschap, dat zijn zonde vergeven was, doch dat hij nu moest kiezen uit drie dingen.
Wij weten, hoe moeilijk de keuze was uit zijn: „mij is zeer bange, laat ons in de hand des Heeren vallen."

Saul beleed zijn zonden voor Samuël, Toen zeide Saul tot Samuël: „Ik heb gezondigd."
Wat was zijn zonde? Hoog was de zoon van Kis door den Heere bevoorrecht, met ambtelijke gaven voor het koningschap ruim bedeeld.
„Een ander hart" werd hem zelfs geschonken.
Niet een „begenadigd" maar een „koninklijk" hart.
Uitwendig heeft Saul dan ook getracht den Heere te dienen. Met fieren moed voerde hij de oorlogen des Heeren tegen de vijanden Israëls.
Op zekeren dag komt het bevel des Heeren tot hem: „Ga nu heen en sla Amelek en verban alles,wat hij heeft."
Geheel de gedachte van Amelek moet uitgeroeid. Tot de uitvoering van dat oordeel zal de Heere Saul gebruiken,
Doch wat geschied? Saul volbrengt het bevel des Heeren volgens zijn eigen meening. Het woord Gods weegt hem niet zwaar,
Hij verschoont den Koning Agag en de beste schapen en runderen. Hij wilde dat alles niet verbannen. Wat is zijn zonde? Eigenwillige godsdienst, waaruit voortvloeit diefstal van het verbannene en ongehoorzaamheid.
Saul en Samuël ontmoeten elkaar te Gilgal en de Koning roept den Profeet toe: „Gezegend zijt gij den Heere, ik heb des Heeren woord bevestigd".
Waarop Samuël vraagt: „wat is dan die stem der runderen en der schapen, die ik hoor?" „O," zegt Saul, „die hebben ze van de Amelekieten medegebracht om den Heere, uwen God, te offeren."
Waarop Samuël antwoordt: „zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen; omdat gij des Heeren woord verworpen hebt, zoo heeft Hij u verworpen, dat gij geen Koning zult zijn."
Ziedaar Saul’s zonde,
En welke is zijn belijdenis?
Toen zeide Saul tot Samuël: „Ik heb gezondigd."
Hij belijdt zijn schuld niet voor God. Hij komt niet waarlijk in de schuld. Het is een lippen belijdenis.
Hij vraagt aan Samuël om vergeving. Dit is de belijdenis van den onbekeerde, die meent, als hij zijn zonde uitschreeuwt voor de menschen, dat ze daarmede weg zijn.
De zonde kost hem zijn kroon, daarover heeft hij spijt. Ze kost hem ook de gunst des Heeren, doch daarover bekommert hij zich niet.

Welk een geheel andere schuldbelijdenis is die van David.
Neen, hij heeft niet in de eerste plaats met menschen, maar met God te doen, Het is bij hem geen spijt, maar berouw.
Wat was zijn zonde?
David had het volk doen tellen. Lag daarin zulk een groot kwaad? Ja. Wij weten uit de wet van Mozes, dat ieder Israëliet van twintig jaar tot de getelden overging. Dan moest er een hefoffer gegeven voor den dienst des Heeren.
Dat tellen mocht alleen geschieden door den Priester op Gods bevel, dit was dus een ambtelijk werk, dat niet den Koning toekwam.
Wat doet nu de Koning? Hij geeft bevel om het volk te tellen.
Dat was dus ten eerste zijn werk niet, een ambtelijke zonde dus, dan was het hem te doen om het getal strijdbare mannen te weten, om te berekenen of hij zich kon meten met zijn vijanden.
Het was een miskennen van den Heere.
Wel bezien was beider zonde een ambtszonde.
Ook David had dus verdiend verworpen te worden van het koningschap.
Maar David, zoo vragen wij, zijt gij dan vergeten, hoe dikwijls de Heere u heeft uitgeholpen en gered als ’t u bange was? Hoe gij juichen mocht:

De Heer’ der Heeren
Doet ons triumpheeren,
Hij, geducht in macht,
Slaat elk gunstig gade,
Die op Zijn genade,
In benauwdheid wacht.

David’s hart sloeg hem, daaruit kwam zijn schuldbelijdenis op.
Bij Saul is het een belijdenis der lippen, bij David des harten.
Het eerste teeken van ware boetvaardigheid is, dat men de bedekselen der schande verwerpt.
Dat men leert pleiten op genade alleen.
Dan heeft men het niet met den mensch, maar met God te doen.
Schijnbekeering: „Ik heb gezondigd." Dat riep Farao ook uit. Spijt over de gevolgen. Het is feitelijk niets anders dan medelijden met zich zelf. Hierover zit men in vreeze, dat men in de zonde wat te ver gegaan is en nu schrikt voor de gevolgen.
Dat soort schuldbelijdenis is er veel, vooral in onzen tijd.
Kent gij het onderscheid tusschen: „zondekennis en zondesmart".
Is uw belijdenis nog slechts een: „Ik heb gezondigd", of kent gij het: „tegen U, U alleen heb ik gezondigd en gedaan dat kwaad is in Uw oog."
Hebt gij het bloed der verzoening van Jezus Christus noodig?
Het eerste brengt van God af, het tweede doet vluchten tot God, bij Wien veel vergeving is.
Let op het einde van Saul, de man uit wiens mond gehoord werd: „Ik heb gezondigd". Op Gilboa valt hij in zijn eigen zwaard.
Een ernstige waarschuwing klinkt ons hieruit tegen.
Wees met een geroerd of geschokt worden niet tevreden.
Misschien hebt gij ook wel eens uitgesproken in een oogenblik van wanhoop : „Het gaat niet goed met mij voor de eeuwigheid". Doch verder kwam het niet.
Zalig zijn zij, die uit de verbreking des harten om genade mogen roepen, vluchtende tot den Borg.
Die in de worsteling der ziel liggen voor God en buigen onder ’t recht des Heeren.
Omkomen laat de Heere de Zijnen daar niet, en wat ze ontvangen of behouden, wordt nu enkel genade. Dat David Koning mag blijven, is nu genade en genade alleen.
De Heere doet de Zijnen deelen in schuldvergevende genade. Daardoor is het, dat zij roemen:

Zoo ver het West verwijderd is van ’t Oosten,
Zoo ver heeft Hij, om onze ziel te troosten,
Van ons de schuld en zonden weggedaan.

Zwolle. de Bruyne

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1939

De Wekker | 4 Pagina's

Tweeerlei schuldbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 september 1939

De Wekker | 4 Pagina's