Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder den drang van politieke persoonlijkheden, waaronder Eden een vooraanstaande plaats innam, is eenigen tijd geleden Winston Churchill in het kabinet opgenomen. Of dit de instemming van Chamberlain heeft, zouden wij niet onvoorwaardelijk durven beamen. Wij althens achten de mogelijkheid niet uitgesloten, dat hij deze opname niet heeft durven afwijzen. Ook achten wij het niet onmogelijk dat het geval van Hore Belisha, die als minister plotseling ontslagen werd, en waarvan de ware oorzaken niet bekend zijn, met de opname van Churchill verband houdt. Hoe dit zij, de laatste is thans minister van marine, een ambt, dat hij in den oorlog van 1914-'18 reeds bekleed heeft en waarin hij toen een zekere vermaardheid verworven heeft. Men heeft hem toen reeds leeren kennen als een man, die voor niets terugdeinst en geen offer te groot acht, om een bepaald doel te bereiken, Toen hij dan ook in dit kabinet als minister van Marine werd opgenomen, hebben wij er geen oogenblik aan getwijfeld, of er zouden diep ingrijpende maatregelen getroffen worden. Wij hebben van die maatregelen thans iets te hooren gekregen, door middel van een radiorede, die hij Zaterdagavond 20 Januari gehouden heeft en die heel wat beroering heeft veroorzaakt in de neutrale landen. Wij laten thans de vraag nog onbesproken, of hij deze radiorede in overleg met Chamberlain heeft gehouden, of dat hij dit op zijn eigen houtje gedaan heeft. Wij vermoeden, dat dit laatste het geval geweest is, en dat Chamberlain niet zonder verbazing gehoord heeft, wat zijn marine-minister aan de wereld verkondigde, om die verbazing eenerzijds en de beroering, die door zijn spreken ontstaan is, anderzijds te kunnen begrijpen, is het noodig, dat wij een gedeelte van zijn rede hier overnemen, omdat daarin het duidelijkst zijn bedoeling is weergegeven.
Hij zeide o.m. het volgende:
„Iedereen vraagt zich met verbazing af, wat er met den oorlog aan de hand is. Gedurende verscheidene maanden hebden de nazi's woedende bedreigingen geuit tegen de Westersche democratieën, wanneer zij eenmaal tot den aanval zouden overgaan. Maar tot dusver zijn het de kleine neutrale landen, die de spits van de Duitsche boosaardigheid en de Duitsche wreedheid hebben moeten afbijten.
Neutrale schepen worden naar willekeur tot zinken gebracht, niet alleen door mijnen, maar door koelbloedig overwogen en welbewust gerichte torpedo's.
De Nederlanders, de Belgen, de Denen, de Zweden en vooral de Noren, zien hoe hun schepen vernietigd worden.
Alleen in Britsche en Fransche convooien kan veiligheid gevonden worden. In deze convooien is de kans om tot zinken gebracht te worden gering. In deze convooien werkt de controle, welke de zeewegen openhoudt en orde en vrijheid van beweging teweegbrengt, temidden der golven van anarchie en zeeroof. Iedere week neemt onze handel toe.
ledere maand wordt onze organisatie beter en sterker. Elken dag voelen wij ons vertrouwen toenemen en achten wij ons steeds meer bekwaam om contrôle uit te oefenen op de zeeën en de oceanen en de zeewegen open te houden, krachtens welke wij leven en langs welke wij den weg naar de overwinning zullen vinden.” Wij halen voorloopig niet meer uit die rede aan, omdat de ware bedoelingen uit dit kleine gedeelte reeds duidelijk wordt, Het gaat om de kleine neutrale staten, die hun neutraliteit niet alleen hebben uitgesproken, maar ook door hun mobilisatie duidelijk getoond hebben, dat zij hun neutraliteit met alle de hun ten dienste staande middelen, willen en zullen handhaven. Met die neutrale staten, waartoe ook Nederland behoort, heeft hij zielsmedelijden. Zoowel op zee als te land zijn zij de slachtoffers, waarop Hitlers haat en verachting nederdaalt. Richten wij, zoo sprak hij, het oog op de groep van kleine, maar oude historische landen, gelegen in het Noorden, of de andere groep bezorgde volkeren op den Balkan of in hét Donaubekken, achter wie de vastberaden Turk staat. Alle vragen zich heden af„ wie het volgende slachtoffer zal zijn, tegen wie de misdadige avonturiers van Berlijn hun slag willen slaan. In Roemenië, heerscht een diepe vrees, of wellicht door een afspraak tusschen Moskou en Berlijn, dit land het volgende voorwerp van gewelddadige in bezitneming zal zijn.
Ook Nederland krijgt een beurt. Hij herinnert er ons aan, dat wij in den loop der eeuwen, onze diensten aan de Europeesche vrijheid bewezen hebben en dat wij ook thans onze geheele weermacht gemobiliseerd hebben. En dan komt hij met zijn plan voor den dag, dat hierop neerkomt, dat al deze neutrale landen in een spontaan gebaar, hun plicht zouden doen overeenkomstig het Volkenbondshandvest en zich aaneen sloten met het Britsche en Fransche Rijk tegen agressie en onrecht.
Op het oogenblik is hun toestand betreurenswaardig en deze zal nog erger worden. Zij buigen nederig en vreesachtig voor Duitsche dreigementen, zich troostende met de gedachte, dat Engeland en Frankrijk den oorlog zullen winnen, dat deze alle wetten en overeenkomsten strikt zullen naleven, dat inbreuken alleen van Duitsche zijde verwacht kunnen worden. Alle hopen, dat de storm zal voorbijtrekken voordat het hun beurt is verslonden te worden,
Maar ik vrees, zegt hij, dat de storm niet zal voorbijtrekken. Hij zal steeds erger worden en steeds verder woeden.
Hij zal zich uitbreiden naar het Zuiden en naar het Noorden. Er bestaat geen kans op een spoedig einde, behalve door een gezamenlijke actie, en indien ooit Engeland en Frankrijk den strijd moede mochten worden en een schandelijken vrede mochten sluiten, dan zou er voor de kleine landen van Europa, met hun scheepvaart, en hun bezittingen, niets anders overblijven den verdeeld te worden tusschen de barbaarschheden van het nationaal-socialisme en het bolsjewisme.Het eenige, dat zeer van pas komt bij het bepalen van de actie der neutralen,is hun toenemend inzicht in de macht en de vastberadenheid van de Westelijke geallieerden.
Deze kleine landen zijn verontrust over het feit, dat de Duitsche legers talrijker zijn en dat hun luchtmacht nog talrijker is en dat beide dichter bij hen zijn, dan de strijdmacht van Groot-Brittannië en Frankrijk. Stellig is het waar, dat wij numeriek voor ongelijkheden staan, doch zeer weinig oorlogen zijn gewonnen door getallen alleen. De kwaliteit, de wil, de kracht, de aardrijkskundige voordeelen, de natuurlijke en financieele hulpbronnen, de controle ter zee en bovenal een zaak, welke de spontane gevoelens van den menschelijken geest opwekt, dat zijn de beslissende factoren gebleken in de geschiedenis der menschheid. Getallen verontrusten ons niet. Wij hebben ook geen reden er aan te twijfelen, dat de snel toenemende kracht van het Britsche rijk zal worden opgevoerd tot waar zij wezen moet, en volkomen aangepast zal worden aan de schitterende inspanningen van de Fransche republiek.
Wat nu te zeggen van dit voorstel? Eenvoudig dit. Ten eerste, dat hij daarmede het bewijs levert, dat men in Engeland lang niet zoo zeker is van de overwinning als dit algemeen gedacht wordt. Ten tweede, dat niet een van de neutrale staten de roekeloosheid zal begaan, om het voorstel van Churchill in overweging te nemen, laat staan er op in te gaan, want dat zou gelijk staan met partijkiezen voor Duitschlands tegenstanders, met het gevolg, dat België en Zwitserland en wij onmiddellijk oorlogsterrein zouden worden en binnen enkele uren het slagveld zouden kunnen worden voor de Duitschers, die daaraan een grond zouden ontkenen om ons den oorlog te verklaren, met al de gevolgen die daaraan verbonden zouden zijn. Daarom neutraal blijven en onze mobilisatie handhaven. Dan zullen wij als het moet metterdaad toonen:

Wij willen Holland houwen,
Ons Holland fier en klein.
Wij blijven hou en trouwe
Wat ook ons lot mocht zijn.
En die ons denkt te dreigen,
Of denkt te nemen ooit,
Hij zal ons land niet krijgen.
Wij geven Holland nooit.

Dan gaan wij liever in het voetspoor van onze Vaderen:

Die sloegen 't oog op God
En riepen als een stroom Hem aan.
Hij deed hen nimmer schaamrood staan
Maar wendde straks hun lot.

Met God, voor Nederland en Oranje blijve onze leuze, ook in dit tijdsgewricht.

d. H (Den Haag). J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1940

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1940

De Wekker | 4 Pagina's