Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Roomschen en het toneel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Roomschen en het toneel

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In Delft hebben de roomsche studenten hun „studentendag” gehad. In „Het Centrum” lazen wij een uitgebreid verslag. In de lezingen zijn dingen gezegd, die ook onthouden moeten worden. Wij noemen alleen iets uit de rede van Prof. Veraart. Hij zeide o.a. dat de katholieke jeugd haar recht op de vreugde handhaaft. De blijde eeuwigheidsgedachte van het katholicisme laat zich niet wegdringen door de lugubere daden van geestelijk havelooze individuen enz.
Verder sprak deze Prof. ook over: „de openbare katholieke maatschappij in Nederland en de Nederlandsche volksgemeenschap.” „Het is een groot voorrecht voor den katholieken student aanstonds in een katholieke maatschappij van Nederland te mogen werken.”
Wij weten dus wat beoogd wordt.
Vergeten wij het niet.
En in die „katholieke maatschappij” zullen wij dan zeker de tooneelstukken zien opgevoerd als voor de Delftsche roomsche studenten. Opgevoerd werd „Lazarus de Rijke”. Wij geven het volgende uit het verslag in „Het ’Centrum”:
„Het stuk „Lazarus en de Rijke” wordt door Bruning genoemd een „Bijbelsche comedie”. Het „Bijbelsche” moet men zoo verstaan, dat het stuk speelt in den onmeetbaren flits van den stervenden Frans Frederik Müller, directeur van ’t dagblad „Voorwaarts”. Het spel heeft dus de gevaarlijke zone gekozen tusschen leven en dood. Gevaarlijk, omdat zich hierbij de problemen stellen van de „verbeelding” van de onstoffelijke gebeurtenissen. Müller overziet n.l. in die laatste minuten voor z’n dood z’n geheele leven en wat hij overziet en wat er aan hem voorbijgaat en dat is: zijn aankomst bij God den Vader, dat wordt verbeeld. Daar tusschendoor is de realiteit in verschillende scènes gevlochten, welke spelen in de keuken van de Müllers en bij de hemelpoort in het zesde tooneel waar Müller, werkelijk gestorven, aankomt.
De „gevaarlijkheid” echter is door Bruning opgelost door moedig God den Vader en al het hemelsche eigentijds te metamorphoseeren. Dit vraagt n nieuwe instelling van den toeschouwer, welke instelling echter al wel reeds geïntroduceerd mag worden geacht door de film „Grazige weiden”. God de Vader in colbert achter zijn stalen bureau met telefoon en type-machine, Michaël in ’t zwart, radio voor het ontvangen van „de aarde”, wanneer dit alles in een waardige én goede verhouding één wordt met het spel, dan zal dit aan het spel ten goede komen en het vreemde zal vanzelf terugwijken.
Een eerste voorwaarde is dus, dat het spel „af” is. Wanneer dat niet het geval is, wordt al het andere potsierlijk. Hierop kom ik straks nog terug.
Als Müller aankomt bij God den Vader, beklaagt hij zich over de behandeling die hem, geacht man, wordt aangedaan. Bruning weet in den monoloog van Müller zeer scherp de pedanterie te hekelen van de „vooraanstaanden”, die onder een „vormendienst” hun innerlijke voosheid trachten te verbergen. Gevraagd naar de opsomming van zijn verdiensten komt Müller tot een zeer schrale opsomming van uiterlijkheden waarmede zijn leven gevuld was, maar die alleen strekten tot de eer van zijn beurs. Tot den zin van de werkelijke waarde van zijn leven voor God den Vader teruggebracht, smeekt hij toch zijn broer op aarde te mogen waarschuwen zijn leven te veranderen, opdat deze niet verdoemd zal worden zooals hem nu te wachten staat. God staat dit toe en in het vierde tooneel zijn we getuige van een dialoog tusschen den dooden en den levenden Müller. De laatste komt tot bezinning, maar het zoo sterke teeken, n.l. het verschijnen van een doode, door God toegestaan, blijkt tenslotte niet in staat den levenden Müller te bekeeren tot een definitief beter leven.
Müller keert tot God den Vader terug om het fiasco te melden. Het laatste tooneel is een dialoog tusschen Petrus en den nu werkelijk gestorven Müller, die het vagevuur mag binnentreden. Den korten flits, waarin hij in de eeuwigheid schouwde, heeft Muller kunnen benutten een berouw te verwekken over al het ellendige van zijn vorig leven. God toont daardoor zijn groote barmhartigheid voor de menschen.”
Wij hebben gezocht naar een woord om dit Gode-onteerende gedoe te karakteriseeren. Wij hebben vele woorden in onze gedachten gekregen. Voor ons staat het vast dat dit doen geheel tegen de Schrift is. Wij moesten denken aan Exod. 20:4 en Deut. 27:26.
Deze dingen zijn een baken in zee.
Velen roepen om een tooneelstuk. Uit het bovenstaande is te leeren waar het tooneel ons heen voert.
En dit moet dan ook nog christelijk heeten!
Een Katholieke maatschappij en dan zulk een tooneel!
Benauwende toekomst.

v.d. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1940

De Wekker | 4 Pagina's

De Roomschen en het toneel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1940

De Wekker | 4 Pagina's