Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mijn zuchten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mijn zuchten

„Mijn zuchten is voor U niet verborgen." Psalm 38:10b.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

David, de dichter van dezen psalm, de harpenaar bij de gratie Gods, wiens gebeente reeds lang tot stof is vergaan, maar wiens liederen nog immer voortleven in het midden van Gods Kerk op aarde van alle eeuwen, geeft in ontroerende woorden uiting aan zijn diep-gevoelden nood.
Wij kennen zijn geschiedenis wel.
Hij heeft gezondigd en overtreden tegen den Heere, Die een jaloersch God is op Zijn eer.
De hoogste majesteit in den hemel is beleedigd door zijn ongerechtigheid, Gods deugden zijn geschonden.
Bovendien heeft David door zijn zonde de vijanden des Heeren grootelijks doen lasteren. Dat kan ook niet anders.
De zonde is immer God-onteerend, terwijl zij bovendien een reden is om de vijanden van God en Zijn zaak te verblijden.
Nooit worden de tegenstanders van God en Zijn koninkrijk meer verheugd, dan wanneer de onderdanen van het rijk Gods in zonde vallen. Hoe dient Gods kind altijd op zijn hoede te zijn, opdat de zonde hem niet overrompele.
En nu heeft de Heere Zijn gunstrijk aangezicht van David afgewend en het vuur van Zijn rechtvaardige gramschap is over hem gaan branden.
Niemand zondigt straffeloos tegen den levenden God, ook Gods volk niet, juist dat volk niet!
Hij is de Heilige en Rechtvaardige, Die toornt over de zonde! O, wat is de benauwing bij David groot geworden.
Temeer daar David niet voor God in de schuld wilde komen en zijn zonde bedekte.
Daarom drukte de hand des Heeren zwaar op hem en werd zijn sap veranderd in zomerdroogte (Ps. 32:4).
Vandaar de klacht: „Uwe pijlen zijn in mij gedaald en uwe hand is op mij gedaald. Er is niets geheels in mijn vleesch, vanwege Uwe gramschap; er is geen vrede in mij na beenderen, vanwege mijne zonde (Ps. 38:3—4).
Maar de Heere is hem weer te sterk geworden en de man naar Gods hart is met erkenning van zijn schuld en belijdenis zijner zonde voor den Heere in de diepte terecht gekomen.
Hoe buigt hij onder het recht Gods! Hoe erkent hij het vloekwaardig karakter zijner bedreven zonde!
Hoe is zijn hart verbroken en zijn geest verslagen!
Wat is hij nu klein!
Hoe gaat zijn innerlijk zielsbegeeren uit naar den levenden God, Wiens gunst en gemeenschap hij niet kan missen.
En zoo worstelt hij voor het aangezicht des Heeren, om in die gemeenschap weer te worden hersteld en daarin weer het leven te bezitten.
Neen, woorden kan hij niet vinden, zij zouden zijn nood niet zuiver kunnen vertolken; en zoo uit hij de begeerte zijns harten in een zuchten, dat voor den Heere niet verborgen is. We lezen dat woord „zuchten" vaak in Gods Woord. Een paar Schriftplaatsen noem ik. „En het geschiedde na vele dezer dagen, als de koning van Egypte gestorven was, dat de kinderen Israëls zuchtten en schreeuwden „over den dienst" (Ex. 2:23). Jeruzalem heeft zwaarlijk gezondigd; daarom is zij als een afgezonderde vrouw geworden; „zij zucht ook en zij is achterwaarts gekeerd". (Klaagl. 1:8).
„Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den ganschen nacht zwemmen." (Ps. 6:7).
„Om het zuchten der gevangenen te hooren". (Ps. 102:21).
Altijd is er dan sprake van een diepgevoelden nood der ziel, die men niet onder woorden kan brengen, waarover men niet in een veelheid van gezegden kan spreken.
Dan kan zulk een mensch niet anders dan zich in een sprakeloos gebed en een klacht zonder woorden voor den Heere neerleggen. Gelukkig, dat de Heere Zijn oor ook, ja juist, te luisteren legt naar het piepen van de zwaluw en het kirren van de duif.
Het zuchten des harten is voor Hem niet verborgen!
Hij is er, door Zijn genade. Zelf de Werkmeester van!
Zijn liefste werk is — om het zoo even te mogen uitdrukken — door Zijn Woord en Geest te verbreken de harten, door Zijn genade te verbrijzelen de ziel, door zijn liefde te vertederen het gemoed.
En zou Hij, als Hij ze eerst vernedert en verbreekt, dan het gebroken riet vernielen en de rookende vlaswiek uitblusschen? Immers neen!
Zou Hij eerst de zucht doen geboren worden in het hart, om Zich dan van die zuchtende ziel af te wenden en haar om te laten komen in den nood?
Gode zij dank, neen. De Heere ontdekt wel door Zijn Geest en Woord aan het zondig bestaan. Hij slaat stuk, brandt uit, werpt terneer, maar niet dan om in dien weg plaats te maken voor den rijkdom! der genade in Christus Jezus. God maakt ons bekend met onze namelooze ellende, met onze ontzettende armoede der ziel, maar niet om er dan in te laten sterven!
Neen, doch om daartegenover uit te teekenen de ontferming der eeuwige liefde uit Hem in den Heere Jezus.
Hoeveel beloften en vertroosten liggen er al niet in de Heilige Schrift juist voor die treurenden, die zuchtenden. Welaan dan gij, die zucht onder de schuld uwer zonde, legt u met uw nood in de binnenkamer neer voor den alwetenden God, Die alle dingen ziet en kent, Die ook uw klagen verstaat en weet wat gij noodig hebt.
En als de macht der zonde u drukt en gij met uw verdorven aard zoozeer te kampen hebt, dat uw hart zich dan verheffe tot den goedertieren God, om het van Hèm te begeeren.
In Christus, den eenigen Borg en Zaligmaker, is de toegang geopend tot den troon der genade om geholpen te worden ter bekwamer tijd.
Die Borg heeft door Zijn werk den weg vrijgemaakt voor uw zuchten.
Christus is in al de ellende van Zijn volk ingegaan, de golven en de baren van Gods toorn zijn over Zijn heilig hoofd heengegaan.
Hoe heeft ook Hij gezucht in al zijn lichaamssmart en zielewee tot den Vader!
„Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten!"
Doch Hij moest als Borg verstooten worden van den Vader, opdat de Zijnen aangenomen zouden worden uit genade.
Zijn zuchten was voor den Heere wèl verborgen, de Vader gaf Hem over aan de smarten der hel, opdat juist als een vrucht van dat eenige Borgwerk het zuchten van een arm en ellendig volk op zou klimmen in den hemel. Wat een rijkdom en heerlijkheid ligt er zoo in dien dierbaren Borg!
Hij is een volkomen Zaligmaker! Hij is toch niet alleen de Verwerver der zaligheid, maar ook de Toepasser, Die het door Hem verworven heil wegschenkt aan de ziel.
Zoo zelfs, als hier op aarde een mensch zucht, dan is er in den hemel een Borg, Die in duidelijke woorden spreekt tot den Vader op grond van Zijn eigen werk ten behoeve van dien bidder. En als vrucht van dat voortgezette Borgwerk zal de Heere een verhoorend God zijn.
Wel is het ’t hart, dat zucht, maar in dat hart is het de Geest van Christus, Die getuigt met onuitsprekelijke zuchtingen. En wie zóó tot God komt, zal ervaren, dat de Heere de Vervuller en vervulling is van allen, die in waarheid tot Hem zuchten.

Enschede. J. Tamminga.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1940

De Wekker | 4 Pagina's

Mijn zuchten

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 augustus 1940

De Wekker | 4 Pagina's