Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat (IV)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De schrijver heeft ook een Hoofdstuk gewijd aan de voor ons nog onbekende toekomst en zonder zich in een profetenmantel te hullen, heeft hij daarin toch wel enkele richtlijnen aangegeven, die wij niet moeten vergeten. In de eerste plaats vraagt hij dan onzen aandacht voor de wijzigingen in de politieke verhoudingen in Europa, die nu reeds in hoofdlijnen kunnen worden geschetst. Wij achten deze hoofdlijnen van zeer groote beteekenis, omdat zij mede kunnen helpen om aan ons geheele volk een duidelijker inzicht in de Europeesche situatie te geven. Want daar ontbreekt het op dit oogenblik aan. Het overgroote deel van ons volk realiseert zich lang niet voldoende, wat er reeds geschied is. Het staart zich blind op hetgeen nog geschieden moet en zal; maar daardoor vergeet het maar al te zeer, wat er achter ons ligt. En dat achter ons liggende kan niet zoo gemakkelijk teniet gedaan worden, als dit algemeen in ons volk wordt aangenomen. Men kan in deze dagen soms felle discussies beluisteren over de vraag of Duitschland ook Engeland zal overwinnen en wanneer blijken zou, dat dit niet mogelijk was, dan trekt men daaruit de conclusie, dat alsdan ook de reeds door Duitschland bezette gebieden in Europa zouden vrij komen. Wij zijn het met den schrijver volkomen eens, dat deze conclusie absoluut verkeerd is. Hij zegt: Duitschland heeft immers op één punt den oorlog reeds gewonnen. Afgedacht nog van het resultaat, dat ten opzichte van Engeland bereikt zal worden, moeten wij niet uit het oog verliezen, dat Engeland in Europa alleen staat. Het heeft op het vasteland geen enkelen bondgenoot meer. Al zou het dus Engeland gelukken zijn onafhankelijkheid te handhaven tegenover Duitschland, dan zou dit de consequentie zijn, dat Duitschland op het vasteland van Europa de absolute leiding had met al de consequenties, die daaruit voor Engeland zouden voortvloeien. Engeland zou in een zoodanig geïsoleerde positie komen, dat het voor Europa totaal geen beteekenis meer had. Of dit gewenscht moet worden? O.i. niet: maar dat Europa zonder Engeland voortbestaan zal, staat voor ons vast. Engeland, dat steeds getracht heeft op het Europeesche continent de leiding te hebben, wordt als zoodanig absoluut uitgeschakeld en zal deze leiding in de handen van Duitschland zien overgaan. Dat is voor Engeland een geweldig offer, maar het zal toch genoodzaakt worden dit offer te brengen, tenzij dat er dingen zouden gebeuren, die wij op dit oogenblik niet kunnen verwachten.
De schrijver ziet de toekomst dan ook zoo: dat Engeland, in het gunstigste geval, in de toekomst zich zal terugtrekken in de „luisterijke afzondering" die velen zijner Staatslieden steeds hebben bepleit, en die, vóór de Entente met Frankrijk in het begin dezer eeuw tot stand kwam, ook veelvuldig richtsnoer der Engelsche Staatkunde was.
Wij zullen dus verstandig doen, wanneer wij de feiten aanvaarden, zooals zij voor ons liggen en die feiten zijn: „dat Duitschland den Engelschen invloed op het continent van Europa teruggedrongen heeft en dat, naar den mensch gesproken, een zoodanige wijziging in de oorlogsverhoudingen, die dit feit weer ongedaan zou maken, uitgesloten moet worden geacht, hoe de oorlog ook verder verloopt. Dat de schrijver de dingen niet alleen scherp, maar ook juist gezien heeft is thans bevestigd door de feiten. Die de rede van den Duitschen Minister Funk op Donderdag 25 Juli gehouden, heeft, over den opbouw van het Duitsche en Europeesche economische leven, zal ons dit onmiddellijk toestemmen. Wij zullen ons thans niet verdiepen in verdere beschouwingen over onze economische en sociale positie. Eén vraagstuk blijft nog over, dat wij nog even onder de loup moeten nemen en dat is het uitzicht op binnenlandsch Staatkundig terrein. Er zijn, zegt de schrijver, zoo precies juist, nog heel wat Nederlanders die de meening koesteren, dat op een goeden dag als het Vredesverdrag geteekend is H.M. de Koningin en Haar Ministers in Londen, te Hoek van Holland aan wal stappen en den volgenden dag de zaken dan op den ouden voet zullen worden voortgezet. Wij gelooven daarvan niets! En persoonlijk hebben wij daar ook niets van geloofd, maar van meet af aan rekening gehouden met de ernstige mogelijkheid, dat deze band helaas verbroken is geworden en dat wij het in Gods hand moeten geven en afwachten wat Zijn Voorzienig bestel hierover zal openbaren. Maar dat wij dit dadelijk zullen aanschouwen, gelooven wij niet. De vorige scheiding tusschen Oranje en Nederland heeft ook geduurd van 1795—1813 en Willem de V heeft het vaderland, dat hij verlaten moest, nooit meer teruggezien. Wij vreezen dat dit voorloopig ook het geval zal zijn met ons Koninklijk Huis en onze ministers. Sterker! Die de rede van den Rijkscommissaris door hem op 26 Juli gehouden, gelezen heeft, zal daaruit ook vernomen hebben: hoe hij daarin het onderwerp „Monarchie en Regeering" heeft aangeroerd en wij nemen hier zijn woorden letterlijk over:
Het schijnt mij ook noodzakelijk, de verhouding, gelijk die thans voor ons geldt ten aanzien van de naar het buitenland gegane vroegere politici der Nederlanden, te verduidelijken. Met de vroegere regeering heb ik mij des te minder beziggehouden, daar het toch ook volgens de Grondwet van dit land aan de regeering verboden is, den zetel naar buiten Nederland te verleggen en derhalve deze stap onwettig is en daarmee alle verdere ondernomen maatregelen dezer mannen eveneens onwettig geworden zijn, geheel afgezien daarvan, dat krachtens het beziettingsrecht de Führer van het Groot-Duitsche Rijk voor den duur der bezetting de uitoefening en toepassing van de regeeringsmacht duidelijk geregeld heeft.
Wat nu de positiekeuze ten aanzien der Koningin betreft, moet het volgende vastgesteld worden: de Koningin heeft den oorlogstoestand tegen het Duitsche Rijk uitgeroepen, althans door haar autoriteit gedekt en is als vijandin van het Groot-Duitsche Rijk naar Engeland gegaan. Bovendien volhardt zij bij dezen toestand, te meer waar ons niet bekend is, dat zij op eenigerlei wijze protest tegen de van Engeland uit tegen Nederland ondernomen bomaanvallen op niet-militaire doelen, waaraan voorts nog in de eerste plaats Nederlanders ten offer vallen, indient.
Zonder de vraag van den staatsvorm in de Nederlanden aan te raken, zonder de verhouding van het Nederlandsche volk, tot het Huis van Oranje op eenigerlei wijze te willen beïnvloeden, want dit zijn dingen, waarover het Nederlandsche volk zelf in vrij besluit zal oordeelen, staat vast, dat een bezettingsmacht het zich niet kan laten welgevallen, dat voor een persoonlijkheid, zelfs als die de koningin van een land is, die zich in de rijen der vijanden bevindt, betoogingen van welken aard ook worden gehouden. Evenzoo spreekt het vanzelf, dat iedere bemoeienis met het bezette land voor den duur dezer bezetting uitgeschakeld wordt.
Ik onderstreep deze verklaring met nadruk met het oog op toekomstige gedenkdagen, maar ook met het oog daarop, dat vermeldingen in politieke vergaderingen of programma’s door de bezettingsmacht niet kunnen worden ter kennis genomen. Alles, wat ik hier van de Koningin zeide, geldt in de gegeven omstandigheden ook voor het Huis van Oranje. Dit standpunt heeft met onze houding ten aanzien van de politieke wilsvorming van het Nederlandsche volk niets van doen.
Wij kunnen uit deze verklaring besluiten, dat onze conclusie juist geweest is, dat, wat thans verbroken ligt, alleen door Gods hand weer kan worden vereenigd. Wij zullen Gods weg en Gods tijd moeten afwachten.

d.H., (Den Haag), J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1940

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1940

De Wekker | 4 Pagina's