Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ouderdom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ouderdom

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Schrift zingt het lied der grijsheid. als een sierlijke kroon, die op den weg der gerechtigheid wordt gevonden. Toch is het niet altijd, dat de grijsheid een lied en een zon is. Menigeen wordt al „mopperende” oud en soms kunt ge u verbazen, dat menschen zoo oud geworden zijn, maar nog niet wijzer. Ouderdom kan zijn de angst van een avond, de donkerheid van den nacht. Als de klokken den uitgang van het leven beieren, maar er geen lichtglans is te zien, en slechts de breede schaduw van den dood wordt opgemerkt.
Maar ouderdom kan ook zijn, als de morgenglans, die het ons zegt niet aan het einde te wezen, maar aan het begin van een nieuwen dag.
Wat is heerlijker en opbeurender, dan een oud man te ontmoeten met de blijdschap der eeuwige jeugd in zijn ziel, en met de vreugde van den dienst des Heeren in zijn veeljarig leven?
Zulk een broeder tel ik in de rij mijner vrienden, en uit zijn hand kreeg ik een versje, dat ik gaarne een plaats geef.
Het is een eenvoudige, dichterlijke ontboezeming, maar juist door dien eenvoud zoo schoon. Het is de sprake van een ziel, die haar festijn kent in den Heere en die weet, dat het „Halleluja” niet sterft, ook als de lippen eens worden gesloten. Ik hoop van harte, dat er onder de lezers van .„De Wekker'' nog meerderen van deze ouden mogen zijn, zij zullen den jongeren ten zegen wezen, en de beste brief, dat in het houden van 's Heeren geboden groote loon is.

Aan 's levens avond.
Het oog wat verdonkerd, wat spoediger moe,
Niet scherp van gehoor meer; — 't verlangen neemt toe,
Wat minder te werken, wat vroeger ter rust,
Zoo word ik door alles te meer mij bewust:
Mijn lente en zomer en herfst zijn voorbij;
Mijn hoofd draagt de sneeuw reeds van 't wintergetij.
Mijn lente en zomer ze waren zoo kort!
Mijn groen, nauw verschenen, was spoedig verdord.
En…… of in den oogsttijd ook vrucht werd gezien?
Ik kan het niet zeggen. God weet het. Misschien
Heeft iemand van 't boompje een vruchtje geplukt.
Ik zelf heb den indruk, of 't al is mislukt.
Maar 't stemt me niet droevig, ik leerde verstaan,
Dat 't hier in dit leven niet anders kan gaan,
„Ons leven is sterven” van 't eerste begin,
Dat zie 'k aan den avond steeds duid'lijker in.
En zoo heeft Gods goedheid door vreugd' en door strijd,
Mij elken dag „levend ten doode geleid”.
Eén tunnel nog wacht mij aan 't eind van de reis,
'k Zie in mijn verbeelding de man met de zeis,
En…… 'k kan 't niet ontwijken, 'k moet vallen…… maar Hij,
Die sterk en getrouw is, Hij blijft me nabij,
Hij steunt mij en leidt mij, want Hij kent die paân
En zal door den dood mij ten leven doen gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1940

De Wekker | 4 Pagina's

Ouderdom

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1940

De Wekker | 4 Pagina's