Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat (IV)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben enkele malen het woord „profetie” gebruikt, zonder een nadere omschrijving te geven van het woord en zonder een onderzoek in te stellen naar haar oorsprong, inhoud en doel. Want dat er met recht van profetie kan en mag gesproken worden, kan niemand ontkennen. Zelfs de godloochenaars gelooven, dat er inderdaad profetie is en dat er menschen geweest zijn en stellig nog zijn, die deze kostelijke gave bezitten. Niemand zal durven loochenen, dat er in den loop der eeuwen heel veel geschied is en nog geschieden zal, wat reeds tevoren geprofeteerd was, dat geschieden zou. Die geen vreemdeling in de Heilige Schrift is, zal dit ook onmiddellijk aanvaarden. Dat onze Heere Jezus Christus eenmaal geboren zou worden, is reeds in het Paradijs aangekondigd, hoewel er nog 4000 jaren zouden verloopen, alvorens Hij geboren werd. Maar de plaats waar Hij zou geboren worden, was ook reeds eeuwen tevoren door Micha aangegeven. En dan niet te vergeten Zijn lijden en sterven, Jesaja 53 geeft ons daarvan zulk een indrukwekkende beschrijving, dat een kerkvader gezegd heeft, dat dit Hoofdstuk geschreven was in de schaduw van Golgotha's Kruis. Noach kon reeds 120 jaren voor dat de zondvloed kwam, verkondigen, dat God een zondvloed over de aarde zou brengen. Ook is de ondergang van Babel reeds door Jesaja voorspeld. Maar hoe wisten deze menschen dat? Konden zij dit afleiden uit de teekenen der tijden? En dan is het antwoord: neen. Zoodat de vraag blijft: hoe wisten deze mannen, die deze gebeurtenissen jaren vooruit verkondigd hebben, dat zij werkelijkheid zouden worden? Wanneer deze vraag gesteld wordt aan geleerden, die de Heilige Schrift niet aanvaarden als het eeuwig blijvend Woord van God, dan blijkt onmiddellijk, dat deze vraag hen in groote verlegenheid brengt, De Rationalische Theologie, die door mannen als Kuenen en Wellhausen vertegenwoordigd werd, heeft geen andere verklaring kunnen vinden, dan uit te gaan van de onderstelling, dat de profeten een zoodanige visie op hun tijd hadden, dat zij daaruit konden afleiden, dat deze gebeurtenissen inderdaad moesten geschieden. De goddelijke factor werd volslagen door hen genegeerd. Vandaar dat zij ook een reconstructie van Israëls geschiedenis hebben voorgesteld, die aanvankelijk door velen, zoowel in ons land als in Duitschland, werd aanvaard. Maar de opgravingen hebben deze mannen volslagen in het ongelijk gesteld. Want deze hebben afdoende aangetoond, dat het volk van Israël een gansch ander volk geweest is, als zij zich dat voorgesteld hadden. De nieuwere moderne richting laat dan ook aan het profetische zelfgetuigenis veel meer recht wedervaren, omdat zij meer aandacht geschonken heeft aan het psychologische element in de profetie en op grond daarvan verklaart, dat de profetie uit de extase en soortgelijke zielkundige verschijnselen is voortgekomen. Maar terecht wordt daartegen aangevoerd, dat deze psychologische verklaringspoging allerminst als geslaagd kan worden beschouwd. Om hier een van de voornaamste bezwaren aan te wijzen; het is onwedersprekelijk, dat niet de geheele profetische prediking uit extatische toestanden te verklaren is. En dan blijft in de redeneering altoos de sprong van de extatische op de niet-extatische woorden, waarvan het onderscheid den profeten heel goed bewust zijn geweest. Men blijft altijd staan voor het onverklaarde en onverklaarbare feit, dat de profeten er dan toe zouden moeten gekomen zijn, om hun in niet extatischen toestand oprijzende gedachten op geheel dezelfde manier te beschouwen als datgene wat in extatischen toestand tot hen kwam. En daarom is er maar één afdoende verklaring voor het profetische zelfgetuigenis om het als volle werkelijkheid te verstaan en dat is deze: de profeten brachten het woord, dat zij spraken en de gebeurtenissen of gerichten. die zij aankondigden en niet uit hun eigen bewustzijn, noch uit hun visie op den tijd voort, maar zij waren organen die door een hoogere leiding werden voorgelicht en geïnspireerd, om te verkondigen, datgene wat hen door die leiding werd ingegeven of aangetoond. De goddelijke factor in de profetie kan en mag nooit worden uitgeschakeld of geloochend. De eenig juiste verklaring voor de profetie heeft ons de apostel Petrus in zijn tweeden zendbrief Hfdst. 1:20 en 21 gegeven, waar hij zegt: „Dit eerst wetende, dat geene profetie der Schrift is van eigene uitlegging. Want de profetie is voortijds niet voortgebracht door den wil eens menschen, maar de heilige menschen Gods van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken”. Zoo en niet anders mag de profetie worden gezien en verklaard en het was op dien grond, dat dezelfde Apostel dan ook verklaren kon, dat het profetische woord zeer vast is, d.w.z. dat wij ons daar veilig op kunnen verlaten, omdat God Zelf de auteur van de profetie is en God is geen man dat Hij liegen zou, noch eens menschen kind, dat het hem berouwen zou! Zou Hij het zeggen en niet doen? Of spreken en niet bestendig maken? Hier vinden wij dus de geestelijke basis, waarop de profetie rust en waaruit zij tevens geboren wordt: dat is de Heilige Geest.

d. H. ( Den Haag), J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1940

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1940

De Wekker | 4 Pagina's