Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De zalving in en met Christus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De zalving in en met Christus

De positie van de Christen in 1943

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de zalving, die gijlieden van Hem ontvangen hebt, blijft in u en gij hebt niet van noode, dat iemand u leere, maar gelijk dezelfde zalving u leert van alle dingen, zoo is zij ook waarachtig en is geen leugen en gelijk zij u geleerd heeft, zoo zult gij in Hem blijven. 1 Joh. 2:27.

Dit woord predikt ons de werkelijkheid van des Christens leven. Zij raakt hun innerlijkst zijn en daarover tot klaarheid te komen, mag wel ieder Christens dringende begeerte zijn. Met nadruk zeggen wij; ieders Christens begeerte, want juist deze naam is er ten volle mee gemoeid. Immers weet gij wel, wat het zegt: de zalving van Christus deelachtig te zijn? Gij, die God vreest, behoeft een onfeilbaren Leidsman, Die niet slechts het rechte pad wijst, maar tegelijk de schreden er op bestuurt. Zonder dien Leidsman komen wij op den gevaarvollen weg om en bereiken het effen land van Jehovah niet.
Onze Heidelberger belijdt: Door het geloof ben ik een lidmaat van Christus en alzoo Zijner zalving deelachtig. Die zalving is een kracht, die in Gods volk blijft. Zij voert hen in een goddelijke atmosfeer, waarin zij opwassen en vrucht dragen. Het werk dier zalving omvat geheel hun bestaan. Men herkent het overal en in alles, gelijk trouwens alles, wat uit Gods handen komt. Er is dan ook geen hooger onderscheiding dan Christen te heeten. Die naam spreekt van de zalving des Geestes. Die zalving heeft elk kind des Heeren, daar hij een lid is van het lichaam van Christus, in en met Christus is.
Gelijk nu de profeet, priester en koning des Ouden Verbonds met de heilige zalfolie door God werd afgezonderd en bekwaam gemaakt tot zijn bediening, al zoo werden de geloovigen des
N. Testaments gezalfd met den Geest van Christus. Dat is, door de mededeeling en inwoning des Geestes afgezonderd tot ’s Heeren eigendom en toebereid om Zijn dienaren te zijn.
Door die zalving worden zij in Christus vernieuwd en geheiligd, afgezonderd van de onreine wereld en toegewijd aan den zaligen dienst des Heeren.
Door die zalving, door het licht van den Geest van Christus worden zij verlicht tot de kennis der verborgenheid des Evangelies met een klaarheid, die zeer ver overtreft al wat de profeten des Ouden Testaments van deze dingen gehad hebben.
Door die zalving, door de heiligmaking des Geestes, hebben zij zichzelven tot een heilige, levende en Gode welbehagelijke offerande overgegeven, welke is hun redelijke godsdienst en brengen zij zichzelve Gode ten offer.
Door die zalving, de machtige werking des Geestes, strijden zij met een goede conscientie als koningen tegen de zonde, den duivel en de wereld, om eenmaal met en in Christus te triomfeeren.
Welk een heerlijke onderscheiding die zalving te mogen deelachtig zijn! In innige levensgemeenschap met den Heere, ingeënt in Hem door het zaligmakend geloof, zijn Gods kinderen Zijner zalving deelachtig, gelijk de rank het sap van den wijnstok deelachtig is. Gaat die eere niet alles te boven en moet zij niet tot de grootste vreugde stemmen? Hoe hoog stijgt hier de roem des Apostels! Kan een Christen dat wel nazeggen?
Hoor, wat Johannes zegt: die zalving blijft in u en gij hebt niet van noode, dat iemand u leere. Hebben we dan de bediening des Woords niet noodig? Hebben dan Gods kinderen de onmiddellijke leering des Geestes, die onfeilbaar is en alle dingen omvat? Is dit wel naar den Woorde Gods? Ja, reeds Jasaja doet de belofte hooren: „Al mijne kinderen zullen van den Heere geleerd worden”! Bij Jeremia verneemt ge de troostvolle toezegging: „Ik zal Mijne wet in hun binnenste schrijven en zij zullen niet meer leeren een iegelijk zijnen naaste: ken den Heere”. Zegt de Heere Jezus Zelf niet: „Een iegelijk, die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij?” En ook Paulus getuigt hetzelfde als Johannes: „De geestelijke mensch onderscheidt alle dingen?” Het is dus geheel naar Gods Woord, dat wat hier voorgesteld is, tot het wezen van het Christendom behoort.
Op de vraag dus of het ware Christen zijn door eenig menschelijk onderricht kan meegedeeld worden, zeggen we: onmogelijk. Gods Geest is het alleen, Die levend maakt, Die de verborgenheden van het Koninkrijk Gods onthult. In dien zin is het ten volle waar: „Gij hebt niet van noode, dat iemand u leert”. Iets namelijk, dat Gods Geest niet reeds heeft geopenbaard. In dien zin zegt Johannes: „Gij weet alle dingen” en „gelijk dezelfde zalving u leert van alle dingen”. Daarmee spreekt hij zich uit, hoe de ware Christen door zijn zalving met den Geest dat weten volkomen bezit, waardoor alle dwaling in beginsel bij hem is uitgesloten. Allerminst wil dit zeggen, dat zij alwetend zijn. Al hun weten is stukwerk.
Maar het groote onderscheid tusschen hun weten en dat van den natuurlijken mensch bestaat daarin, dat het kind des Heeren den sleutel tot alle weten ontvangen heeft juist in de kennis van Christus Zelen en van God in Christus. Daardoor vertoont zich alles aan Hem in het juiste licht. En geenszins sluit Johannes de bediening des Woords buiten, als hij zegt: „Gij hebt niet van noode, dat u iemand leere”. Is hij zelf niet in die heilige bediening werkzaam? Arbeidt hij niet door het Woord aan den wasdom en komst van Gods Koninkrijk? Hoe vermaant hij hen bij dat Woord te blijven. Dat Woord is immers des Geestes? ’t Is de Geest, die het in hun zielen weerkaatst. De zalving des Geestes leert dan ook slechts, wat niet dat Woord overeenkomt. Zij leidt in dat Woord in. Zij bevestigt er in de getuigenis Gods in het zieleleven vastmakend. Hoe groot is het dus die zalving deelachtig te zijn! Waarom nu spreekt de Apostel hiervan zoo met nadruk? Hij deed dat om Gods kinderen te waarschuwen tegen de anti-christelijke dwalingen en hen te vermanen tot een blijven in Christus als in het onwankelbare fundament hunner hope.
Reeds ziet Johannes, zij het ook op een afstand de laatste schrikkelijke openbaring in één persoon, die de Godevijandige machten aanvoert tegen den Heere en Zijn Gezalfde; de Anti-christ in wien het onkruid tot vollen wasdom komt en al zijn satanische vijandschap en tegenstand zal ontwikkelen op aarde, vóór Christus komt op de wolken. Van dien anti-christ ziet hij de voorloopers, in wie geheel dezelfde geest werkt, die aan het eind van het groote werelddrama dezen alles bezielenden anti-christ vervullen zal. Wat waren dat nu voor menschen? Welke verderflijke leer dreven zij? In het 22e vs. zegt Johannes het: „Wie is de .leugenaar, dan die loochent dat Jezus is de Christus? Deze is de anti-christ, die den Vader en den Zoon loochent”.
Reeds in den bloeitijd der eerste eeuwen traden zij in het leven der kerk naar voren en deden de gevaarlijkste ketterijen komen. ’t Ging tegen Christus, Zijn persoon, Zijn leer, Zijn werk. Diep en verwoestend ingrijpend in het wezen des Christendoms waren de opkomende dwalingen, die onder het voorgeven nog wel van hoogere kennis, niet alleen de waarachtige menschheid, maar ook de waarachtige Godheid van Christus loochende. Zoo werd het fundament zelve van het christendom aangetast. Hier was de gansche leer der zaligheid mee gemoeid.
Johannes zag reeds de gruwel der verwoesting om zich heen. Dat ontroert zijn ziel. Doch — zoo roept hij op eenmaal uit — vertroost door deze wetenschap: „Gij hebt de zalving van den Heilige”. De Heilige Geest is de genoegzame, onfeilbare Leeraar van al Gods volk. Zijn onderwijs laat hen geen oogenblik aan zichzelven over. Het is in alles voldoende. Zijn zalving leert hen van alle dingen. Hij neemt het alles uit Christus, op Wien Hij in volle mate rust en deelt het al de Zijnen mee. De leering des Geestes is waarachtig en geen leugen. Gods volk behoeft zich niet te laten slingeren.
De zalving des Geestes is hen een onderpand van Gods opzoekende genade; een waarborg, dat zij Hem toebehooren. „Gelijk, die Geest u geleerd heeft, zoo zult gij ook in Hem blijven”. Zoo zij zich onvoorwaardelijk door dien Geest laten leiden, zullen zij in den Zoon hun leven hebben en behouden. In Hem blijvend, in Zijn gemeenschap levend, zullen zij Zijn beeld vertoonen en hetgeen waarachtig was in Hem, zal ook in hen waarachtig zijn.
Doch wij bepalen ons niet tot den tijd van Johannes. Hoe kennelijk is de nadering van den anti-christ in deze dagen. Vooral in de landen waar de zon der genade helder heeft geschenen. Die niet van Christus zijn vergaderen zich, wenden zich af van het Licht en treden op als kinderen der duisternis, des Satans en bewuste vijanden van het kruis. Dit geldt niet de kerk alleen. Neen, de Christus Gods heeft niet maar een leerstellige en kerkelijke beteekenis, maar Zijn komst in het vleesch gold ook de wereld. Doch zie, daar treedt een Hem-vijandige macht op.
Anti-christussen, die Hem loochenen in de beteekenis als de eenige Redder in den nood, ook van onzen tijd, die loochenen, dat. Jezus is de Christus. Wie is de leugenaar dan die dit loochent? Hoevelen zijn er niet! Openlijk treden zij op, steeds stouter, al driester, immer feller. Zij maken  propaganda voor hun loochening en slepen gansche scharen mee. Met talent en macht bewerken zij de openbare meening in hun richting. Uit het Christendom is de Christus weggenomen! Voorwaar voor de ware christenen naderen zware tijden. Wie zal kunnen stand houden onder hen? Het antwoord is: Zij die christen zijn, d.i. die door het geloof een levend lidmaat van Christus geworden zijn en alzoo Zijner heilige zalving deelachtig. Door die zalving hebben zij Zijn naam leeren kennen, den naam van hun God en Zaligmaker en zóó bekennen, belijden zij Hem. Door die zalving leeren zij dagelijks zich zelven als een levend dankoffer Gode wijden en priesterlijk staan in Zijn dienst. Door die zalving volharden zij in den strijd met een vrije en goede conscientie en terwijl de Geest hun vingeren leert ten oorloge, bidden zij met de zekerheid der verhooring, dat de Heere hun door Zijn Woord en Geest onderwijze en aan Hem hun harte geven en Hem getrouw blijven, vrij van alle dwaling en menschen-leer!
Lezer, zijt gij reeds die zalving deelachtig? Bidt, dat gij een levend lidmaat van Christus moogt worden of zijn!

Veenendaal. DE BRUIN

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1943

De Wekker | 4 Pagina's

De zalving in en met Christus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 januari 1943

De Wekker | 4 Pagina's