Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Gebed. (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Gebed. (7)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naast kinderlijke eerbied is een andere gestalte, waarin de bidder tot God heeft te naderen, het kinderlijk vertrouwen, het vaste geloof dat God ons hooren en verhooren wil en zal. Die twee woorden, geloof en gebed, zijn ten nauwste aan elkaar verbonden. Er is geen waar geloof zonder gebed, maar ook geen waar gebed zonder geloof. Gods Woord laat het ons op talrijke plaatsen zien, dat geloof en gebed bijeen behooren, ja dat het geloof een der onmisbare voorwaarden is, zal ons gebed verhoord worden.
In het machtige geloofshoofdstuk Hebreeën 11 verbindt God aan de figuur van Henoch, die biddend wandelde met God, den regel; „Want die tot God komt, moet gelooven dat Hij is, en een belooner is dergenen, die Hem zoeken”. De Overste Leidsman des geloofs en des gebeds, houdt het Zijn jongeren voor: „Alle dingen, die gij biddende begeert, gelooft, dat gij ze ontvangen zult en zij zullen u geworden." De apostel van het daadwerkelijk geloof, Jacobus, wijst er zijn lezers op: „Maar dat hij ze begeere in geloof, niet twijfelende; want die twijfelt is eene baar der zee gelijk...... want die mensch meene niet, dat hij iets ontvangen zal van den Heere”.
Zoo betoogt de Schrift telkens weer de noodzakelijkheid des geloofs als de grond van het bestaan van ons gebed. Er moet een vast kinderlijk vertrouwen zijn: geen weifelachtige gezindheid waarmee wij dikwijls een gunst van onze medemenschen vragen. Ook niet een gaan tot God, als eens Esther tot koning Ahasveros, die dat maar al te veel verkeerd begrepen woord sprak: „Kom ik om, dan kom ik om”. Dat was geen uiting van geloofsvertrouwen. Zij naderde ook tot een grillige tyran, die, al naar zijn luimen waren, nu eens ja, dan weer neen sprak op de tot hem gerichte verzoeken. God is echter geen Oostersch despoot a la Ahasveros, maar de Vader in Christus voor alle geloovigen. En tot Hem moeten wij gaan als kinderen die op hun vader vertrouwen.
Tot dit vertrouwen wekt de Heere niet alleen op, maar Hij geeft ook Zelf den grond aan van dit vertrouwen, als een heilige permissie. Die grond ligt in God. Zoo is het reeds helder beseft en uitgedrukt door de bidders uit het O. Testament. Een Daniël b.v. legt zijn gebeden voor Gods troon neer met de woorden: „Wij werpen onze smeekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn”. Gods Naam is daar de grond des vertrouwens. Voor de bidders in het N. Testament is dat uitgebreid met den naam van Christus, die de weg is, zoodat niemand tot den Vader komt dan door Hem. Hoe bemoedigend klinkt dan ook de vermaning van den apostel: „Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben om in te gaan......... en dewijl wij hebben een grooten Hoogepriester over het huis Gods. zoo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs”.
Als God dien grond des vertrouwens niet Zelf gegeven had, waar moesten dan de stumperige, zondige bidders blijven? In hen is totaal geen waardigheid of verdienste, waarom zij kunnen naderen tot God met hoop op verhooring. Ook van ons gebedsleven geldt: „Al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpeijk kleed”, gelijk een dichter sprak: „Zelfs mijn tranen en gebeden, keeren schuldig tot mij weer”.
Wij verdienen het, dat onze omgang met God is een kloppen aan een gesloten deur, een afgewezen worden in toorn. Maar God heeft Zich laten vinden in Jezus Christus, die Zelf altijd kan rekenen op het luisterend oor en de verhooring des Vaders, gelijk Hij sprak bij Lazarus graf: „Vader, Ik weet, dat Gij mij hoort”. In Hem is ’t Ja van God op al ons zoeken en vragen. In Hem mag ieder die gelooft, zeker, absoluut zeker zijn van ’t oor des Vaders en rekenen op de verhooring. O hoe moest dan die door God gegeven grond, de naam van Christus, den armen bidder opwekken tot stil en sterk vertrouwen.
En toch, als de eerlijke bidder zichzelf onderzoekt in het licht van Gods Woord, dan komt hij tot de ontdekking, dat juist dit geloof maar al te veel ontbreekt in zijn gebedsleven. Men twijfelt vaak aleer men bidt, terwijl men bidt, en ook nadat men gebeden heeft. Men is een baar der zee gelijk, op en neder geworpen en gedreven door de winden van den twijfel: wil God, kan God, zal Hij ons wel verhooren? Die twijfel heeft verschillende oorzaken.
Vaak ontstaat die twijfel doordat de bidder ziet op zichzelf. ’t Is alles nog zoo gebrekvol bij hem. Hij is ’t zoo onwaardig. Met Petrus moet hij zeggen: „Heere ga uit van mij, want ik ben een zondig mensch”. Kon men nu maar wat heiliger voor den Heere leven; had men nu maar een echter gebedsleven, ja dan durfde men meer op verhooring hoopen. En zoo zoekt men heimelijk den grond des vertrouwens in zichzelf. Of ook, men denkt te aardsch van den Heere, en meent dat de Heere door onze gestalten en smeekingen bewogen moet worden, en gunstig jegens ons gestemd moet worden, gelijk de heidenen de gunst hunner goden pogen te winnen. Maar de Heere neemt altijd redenen uit Zichzelf en doet het om Christus wil. Laat dan Zijn naam alleen de grond des vertrouwens worden en bidt om de genade des geloofs, opdat ge van Gods vaderlijke goedheid alles goeds leert verwachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Het Gebed. (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1943

De Wekker | 4 Pagina's