Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Gebed. (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Gebed. (8)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met kinderlijk vertrouwen mag dus de bidder tot God naderen, in het vaste geloof, dat God om Christus’ wil hem zekerlijk hooren en verhooren wil. Toch is aan dit vertrouwen weer een grens gesteld en wel door den wil des Heeren. In zijn brief schrijft Johannes „En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zoo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort”. Daarom dient de gestalte van den bidder er ook eene te zijn van kinderlijke overgave en onderwerping aan den wil des Heeren. Want slechts die gebeden, die zijn naar ’s Heeren wil, zijn metterdaad gebeden en worden ook metterdaad verhoord.
Nu rijst hier de vraag wat wij hebben te verstaan onder ’s Heeren wil. Voorop stellen wil, dat de Heere maar een, ongedeelden wil, heeft; doch we onderscheiden dien in een geopenbaarden wil of wil des bevels en een verborgen wil of wil des besluits. Welke van deze wordt hier bedoeld? Naar wij meenen gaat het hier in Johannes woord allereerst over den wil des bevels dien hij als maatstaf stelt voor het gebed. Want hoe kunnen we onze gebeden richten naar en toetsen aan een maatstaf, waarvan we niets weten en kunnen weten, zooals de wil des besluits, die ons verborgen is? Alleen de geopenbaarde wil is het richtsnoer èn voor ons werken èn voor ons bidden. Gods Woord en wet moet ook bij ons gebedsleven de eenige lamp zijn, om aan onze begeerten het rechte spoor te wijzen. Daarin wordt ons in tal van woorden en geschiedenissen geteekend, wat wij van den Heere moeten en mogen vragen.
Maar dan hebben we voorts ook te denken aan den verborgen wil van Gods besluit. Dien kunnen we wel niet in rekening brengen, daaraan kunnen we onze gebeden niet toetsen, en toch hebben we ook in ons gebedsleven ernstig rekening te houden met dezen wil, in dien zin, dat wij ons onderwerpen aan de leiding van Gods raad en wil, zoodat wij tijd en wijze der verhooring aan God overlaten, overgeven. Dat geeft aan ons gebed een voorwaardelijk karakter, zoodat men in elk gebed met stille onderwerping betuigt „Niet gelijk ik wil, maar gelijk Gij wilt”. Wil dat nu zeggen, dat uit ons gebedsleven de ernstige smeeking moet verdwijnen en dat het gebed alleen maar een roerlooze overgave moet zijn aan God, een absolute oplossing van den menschelijken wil in Gods wil, zonder meer? Zoo hebben velen het zich voorgesteld en ze maken van het gebed een uiting van willooze, passieve onderwerping, die schier grenst aan het berusten in het noodlot. Sommigen hebben zelfs het smeekgebed ongeoorloofd genoemd.
In de Kerkgeschiedenis wordt deze richting aangeduid met den naam van Quietisme, die het ideaal der godzaligheid zocht in een willoos zich overgeven en zich verliezen in den verborgen wil van God. Eèn van de aanhangsters van deze richting ging daarin zoover, dat zij zelfs niet meer om hare zaligheid meende te mogen bidden, wijl ze niet wist, wat het meest zou strekken tot de eere Gods, hare behoudenis dan wel hare verwerping. Haar gebed was niet als bij David een pleiten op Gods beloften: „Heere, doe gelijk Gij gesproken hebt”, maar een geheel willoos zich overgeven aan den wil des besluits: „Heere, doe gelijk Gij besloten hebt”.
Gods Woord veroordeelt echter deze richting, die schijnbaar zoo vroom is, maar eenzijdig nadruk legt op de verborgene dingen die voor den Heere onzen God zijn. En ’t is merkwaardig dat men in den Bijbel zelf nergens zulke quietistische gebeden vindt. In het gebedsleven van de Oud-Testamentische bijbelheiligen ziet men veel meer telkens den menschelijken wil worstelen met den Goddelijken, en eerst na strijd komt het tot een vereend worden met Gods wil. En in het Nieuwe Testament wordt u naast de bijbelheiligen geteekend de bidder bij uitnemendheid, Jezus Christus, Die in Gethsemané met sterke roeping en tranen smeekte „Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan”. Hier smeekt de Heiland om voorbijgang van den bitteren kelk, maar tevens laat Hij de wijze van verhooring over aan den Vader met de betuiging „doch niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt”. Dat is het voorbeeld van ware onderwerping aan Gods wil, die nog wat anders is dan een louter passief berusten als in een meedoogenloos noodlot. Dan wordt het een hartelijke overgave onzer zaken in de hand Gods, in de wetenschap dat God beter weet wat voor ons noodig en goed is dan wij.
Gelukkig het hart dat zoo leert bidden. Vragen wij veel om deze overgave, die het doet beleven:
„Gebeurt het, dat ik neder kniel,
en bidde met de gansche ziel,
om iets dat ik van harte wacht,
maar dat Gij Heer, ondienstig acht,
o God, verhoor mijn beê dan niet!
’t Is ’t best, dat Uwe wil geschiedt.
Wij zien, helaas! op vleesch en bloed,
maar wat Gij wilt, is enkel goed”.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Het Gebed. (8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1943

De Wekker | 4 Pagina's