Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De moraal der geschiedenis (14).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De moraal der geschiedenis (14).

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De herderlijke bediening der Gemeente behoort tot de voornaamste bemoeienis, waartoe de dienaren des Heeren worden geroepen. Hij predikte dit eigen voorbeeld. Bij voorkeur kiest Christus, het bekorend beeld van den herder en zijn schapen, om de innige verhouding te teekenen, waarin Hij tot de Zijnen staat. In de Psalmen en bij de Profeten komt die schildering zoo treffend uit.
Maar dan het N. Testament! Hij noemt zich de goede Herder, die zijn leven geeft voor de schapen. Hij teekent de valsche herders, die slechts de kudde weiden om vuil gewin, tegenover de herders, die hun hart op de kudde zetten, en het aangezicht der schapen kennen. Als Hij Simon-bar-Jona in zijn herderlijke waardigheid herstelt, dan zegt Hij, in antwoord op de tot driemaal toe hernieuwde belijdenis van diens liefde: „Weid Mijne schapen!” En hoezeer dit woord in Petrus hart is ingebrand, blijkt wel uit zijn brieven.
De Kerk heeft dan ook terecht dit pastorale werk naar waarde geschat. Leest slechts het „Formulier tot bevestiging van de dienaren des Goddelijken Woords”. Geen schooner titel dan die van herder en leeraar. Let wel, het zijn niet twee ambten: èn herder èn leeraar; de een, die zijn arbeidsterrein op den kansel en op de catechisatie vindt, en de ander in het midden der Gemeente. Het zijn twee takken van arbeid, waartoe de dienaar des Heeren wordt geroepen. De zielszorg omvat het prediken en het herderlijk ambt. Altijd is hij herder en leeraar, hetzij hij het Woord bedient en het zaad des Verhonds onderwijst, hetzij hij aan ziek- en sterfbed is gezeten, of op huisbezoek is.
Natuurlijk zijn de gaven zeer verschillend. Niet ieder kanselredenaar is een goed catecheet; niet ieder pastor een gezocht prediker. Maar toch heeft de geschiedenis dit geleerd, dat de nagedachtenis aan een trouw herder langer voortleefde in de Gemeente dan die aan den meest welsprekend prediker. Het woord vervluchtigt, maar de omgang drukt sporen af in het leven der Gemeente. Doch hoe onderscheiden de gaven ook zijn, er zal toch bij den rechten dienaar des Heeren een streven gevonden worden, dat hij met Paulus, al is het in een ander verband, zeggen kan: „Niet dat ik het alreede gegrepen heb, maar ik jaag er naar of ik het ook grijpen mocht.” Zonder een herders hart is niemand een waar gezant van Christus! Er moet iets van de bewogenheid in zijn ziel leven, die Jezus vervulde, als Hij Israël zag als „schapen, die geen herder hebben”. Het albeheerschend motief voor den dienst des Heeren is: „De liefde van Christus dringt mij.”
Niet het minst in dezen tijd heeft de pastor zich te bezinnen op zijn roeping. Gevaren van allerlei aard bedreigen het leven der Gemeente in het algemeen, maar ook elk van hare leden in het bijzonder. Er waren geesten rond, die te gevaarlijker zijn, omdat zij zich het liefst in het gewaad der Schrift hullen. Het Schriftgezag wordt op allerlei wijze ondermijnd. Een ervaringstheorie wordt als de grond voor het geestelijk leven naar voren gebracht. Allerlei ongeestelijke bedenkselen, die vreemd aan de H. Schrift zijn, worden gelanceerd door sprekers en schrijvers. Het is inzonderheid het boek, dat ontstellend groot gevaar bracht onder de jeugd. Onze jonge menschen, die rijp en groen eten, worden door schrijvers een gedachtenwereld ingeleid, die door haar bekoring menigeen op wegen bracht, waarop zij reddeloos verloren gingen. Onze tijd werkt verwarrend op tal van menschen, die den band met Gods Woord verliezen.
Welk een taak vindt hier de dienaar des Heeren. Als een, die waakt over de zielen hem toevertrouwd, heeft hij dagwerk om met teedere zorg acht op zijn schapen en lammeren te slaan. Zijn werk is eeuwigheidswerk. Niet aan menschen allereerst, maar aan den Heere is hij rekenschap verschuldigd. Dat maakt het noodzakelijk, dat hij de Gemeente kent, zooals zijn vader zijn kinderen, de herder zijn schapen. Er moet een levend contact zijn. Een omgang, waarin de liefde wederkeerig tot openbaring komt. Meer dan ooit zien we tegenwoordig de groote gevaren, waarmede de Kerk en inzonderheid haar jeugd, bedreigd wordt. Veronachtzaming der zielszorg voert tot geestelijke schade, ook voor den pastor zelve. Het leven in de Gemeente wijst hem de richting en geeft hem de stof voor de bediening des Woords.

A. (Apeldoorn) G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1943

De Wekker | 4 Pagina's

De moraal der geschiedenis (14).

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1943

De Wekker | 4 Pagina's