Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Zegen (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zegen (2)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Soms worden verschillende uitdrukkingen aan de eigenlijke zegenspreuk toegevoegd; b.v.: bij den aanvang geschonken, bij den voortgang vermenigvuldigd; of: de troostvolle werking des Heiligen Geestes. Meer zou te noemen zijn. Nu zwijgen we over het dwaze: aan- of voortgang; een aan-gang kennen wij niet. Die verschillende toevoegsels van eigen makelij vinden we niet in de Heilige Schrift. Alleen in 1 Petr. 1:2 lezen wij het woord vermenigvuldigd, Wanneer dit woord in de zegenspreuk wordt opgenomen, dan nemen wij een Bijbelsch woord op. Maar dit heeft dan weer nadere verklaring noodig en kan tot verkeerde conclusies leiden. Als God genade en vrede schenkt, vermeerdert Hij die ook. Het makelij: bij aanvang enz. moet beslist weggelaten worden. De liturg spreekt in den Naam van God en de zegenspreuk des Heeren is geen wensch:….. „worde u bij den aanvang” enz., maar een betuiging, dat de Heere tegenwoordig is en hoe Hij tegenwoordig is in het midden der gemeeente. En daarom deugt dat eigen makelij niet, Uit vrees voor een leer, welke heel de gemeente houdt voor wedergeborenen; werd dit makelij gebruikt. Doch de zegenspreuk heeft niets te maken met zulk een leer.
Gevraagd is of de zegenspreuk moet ingeleid worden met een of andere formule? B.v. met, Geliefde broeders en zusters; of met: Geliefde gemeente en allen, die met ons vergaderd zijt; of met: Geliefden in onzen Heere Jezus Christus; of met een andere formule? Dr. A. Kuyper Sr. vindt de formule alleen noodig om den liturg nederig te houden. (Eeredienst 190). Het gevaar is zoo groot, dat hij zich gaat gevoelen; hij spreekt namens God, is het orgaan van God; hij staat tegenover de gemeente enz.; daarom is het goed, dat hij spreekt van „geliefde broeders en zusters”, opdat hij zich één wete en gevoele met hen en niet boven hen. Maar wij moeten weer goed beseffen, dat de dienaar spreekt namens God; daarom lijkt ons de formule „broeders en zusters” niet de meest geschikte.
De Schrift spreekt van geliefden Gods, geroepen heiligen (Rom. 1:7); van Gemeente Gods, geheiligden in Christus Jezus, geroepen heiligen, met allen, die den Naam van onzen Heere Jezus Christus aanroepen enz. (1 Cor. 1:2). Soms kort: De gemeente Gods, met al de heiligen 2 Cor. L; L; of: Gemeente (Gal. 1:2); of: Heiligen en geloovigen (Efeze 1:1); of: Heiligen en opzieners en diakenen (Fil. 1:1); of: Heilige en geloovige broeders in Christus (Col. 1:2): of: Aan degenen, die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben (1 Petr. 1 1); of: Geliefden (3 Joh. 2). Er is dus heel veel variatie. Wij moeten, naar het ons voorkomt, geen inleidende formule gebruiken, of zulk eene, welke past bij de zegenspreuk. De Heere Zelf legt den zegen op; Hij spreekt dus en Hij zal de gemeente niet aanspreken met: Geliefde broeders en zusters. Eisch is de inleidende formule niet. Wanneer die gebruikt wordt, moet die kort zijn en, gelijk wij opmerkten, aansluiten bij het karakter van de zegenspreuk. Wij kunnen de korte Schriftwoorden gebruiken, b.v.: Geliefde gemeente des Heeren; of: Geliefden; of: Gemeente Gods. Waar de liturg spreekt in Gods Naam, is het korte: Geliefde gemeente, voldoende.
Veel wordt in de zegenspreuk uitgesproken. Zij is dus geen wensch van den liturg, geen groet van den dienaar, geen bede van den priester, maar eene betuiging des Heeren. De zegenspreuk is ook geen mededeeling der genade; niet namens de kerk door den dienaar, en ook niet door God en Christus. Zeker, Christus spreekt van vrede en geeft vrede (Joh. 14:27); maar wanneer de dienaar de zegenspreuk uitspreekt, dan is dit niet een bewijs, dat de Heere daardoor genade meedeelt.
Wij hebben verklaard, dat de zegenspreuk betuigt, dat en hoe de Heere tegenwoordig is in het midden der gemeente. Bij deze praesentia realis (werkelijke tegenwoordigheid) wordt niet altijd stil gestaan. Wie als een blinde en dood in het midden der gemeente verkeert, verstaat en beseft niets van deze presentie des Heeren. De kracht er van ervaart hij niet. Die Jezus niet liefheeft, wordt vervloekt, als hij zoo voortleeft.
(1 Cor. 16:22). Die wandelt in de genade en in den vrede (Gal. 6:16), mag er van verzekerd zijn, dat God met hem en in hem is met genade en vrede. Laten wij op dit laatste genoemde Schriftwoord goed letten; het is voor de boven genoemde opmerkingen van groote beteekenis. Gods kind moet in het leven staan om te beseffen, wat de praesentia realis, de werkelijke tegenwoordigheid des Heeren inhoudt.
Mochten deze dingen toch eens dieper worden verstaan en meer worden ingeleefd. De gemeente zou dan ook meer sterven aan allerlei verkeerde, onbijbelsche opvattingen. Echt geloofsleven is onmisbaar om de liturgie naar de Schrift te verstaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1943

De Wekker | 4 Pagina's

De Zegen (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1943

De Wekker | 4 Pagina's