Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, waren zij allen eendrachtiglijk bijeen. En daar geschiedde haastiglijk uit den hemel een geluid als van een geweldig gedreven wind, en vervulde het geheele huis, waar zij zaten. Hand. 2 : 1, 2.

Tien dagen geleden stond de gemeente des Heeren in den geest op den Olijfberg, om daar te zien, hoe Christus ten hemel is gevaren, en nadat Hij de reinigmaking harer zonden door Zich Zelven teweeggebracht had, is gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hoogste hemelen, en zooveel voortreffelijker is geworden dan de engelen, als Hij uitnemender Naam boven hen geërfd heeft.
Had Hij echter de reinigmaking der zonden voor de zijnen op aarde verworven, vanuit den hemel moest Hij ze aan al zijne gekenden, zijn gansche kerk en gemeente toepassen. Dat toepassend werk moest echter geschieden door den Heiligen Geest, opdat de Drieëenige God, de God van volkomen zaligheid zou zijn voor een schuldig en verloren zondaar. Zou dus het werk van Christus vrucht afwerpen, dan moest noodzakelijk de uitstorting des Geestes plaats hebben. Vandaar dat de Zaligmaker bij zijne omwandeling op aarde zijne discipelen menigmaal daarop had gewezen, en enkele dagen voor zijne kruisiging, toen Hij gesproken had van zijn heengaan tot den Vader, den discipelen de belofte gedaan had: „En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal U een anderen Trooster geven, opdat Hij bij U blijve in der eeuwigheid”, en hun toegezegd: „Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welken de Vader zenden zal in mijnen Naam; Die zal u alles leeren, en u indachtig maken alles, wat Ik u gezegd heb”.
Die belofte werd nu aan de discipelen op den Pinksterdag vervuld:. Hij zou komen, maar die komst zou voor hen verrassend zijn. Neen! Zij wisten niet op welk oogenblik Jezus zijne belofte aan hen vervullen zou. Daarin ligt voor de kinderen Gods van alle eeuw een leering. Als God beloften geeft, zegt Hij ons niet den tijd, wanneer Hij die beloften vervullen zal. Dat doet Hij met wijze oogmerken, opdat wij niet traag zouden worden, maar werkzaam zouden uitzien naar zijne komst, en naarmate de vervulling langer op zich schijnt te laten wachten, des te vuriger zouden worden m het gebed.
Ook de discipelen hadden na het heengaan van Christus, reeds negen dagen wachtend en biddend doorgebracht, zonder dat zij de vervulling der belofte hadden mogen ontvangen. Zoo brak eindelijk de tiende dag aan, die een, voor alle eeuwen, gedenkwaardige dag zou blijven.
Die tiende dag na Christus’ hemelvaart was de dag, waarop Israël het Pinksterfeest vierde, dat ook wel genoemd wordt: „het feest der weken”, omdat het zeven weken na het Paaschfeest inviel en wel op den vijftigsten dag na Paschen. Vandaar de Grieksche naam: Pentecoste, (dat beteekent: de vijftigste dag), waarvan de naam in ons woord Pinksteren nog altijd overgebleven is.
Die vijftigste dag, dat Pinksterfeest, was voor den Israëliet onder den ouden dag, maar ook voor het geestelijk Sion onder den nieuwen dag. vol van beteekenis. Immers, op het Pinksterfeest brachten de Israëlieten de eerstelingen van den tarweoogst in den tempel, om daardoor de gansche oogst den Heere te wijden en te heiligen. Maar met de uitstorting des Geestes wordt die vijftigste dag van nog grooter beteekenis, omdat op dien dag de eerstelingen van den oogst der volkeren, binnen den geestelijken tempel des Heeren gebracht werden en naar waarheid gezongen mag worden.

De Filistijn, de Tyrier, de Mooren,
Zijn binnen U o Gods-stad voortgebracht!
Van Sion zal het blijde nageslacht
Haast zeggen: deze en die is daar geboren!

Wel ons, als ook wij zulk een Pinksterdag, waarop wij geboren werden uit den Heiligen Geest, in ons leven mogen kennen. Daarop zal het juist voor ons aan komen.
En dan zal ook ons, evenals dat Israël, het Pinksterfeest van nog grooter beteekenis worden. Die vijftigste dag herinnerde Israël ook nog aan wat anders. Immers vijftig dagen na den uittocht uit Egypteland kwam Israël aan den berg Sinai, om daar de Wet uit de hand des Heeren te ontvangen. Dat gedacht oud-Israël ook op het Pinksterfeest, dat de Heere Zelf op twee steenen tafelen Zijn heilige Wet geschreven en aan dat volk gegeven had. En is het nu niet opmerkelijk, dat de Heere vijftig dagen na het eerste Nieuw-Testamentisch Paaschfeest, waarop de Zaligmaker opstond en de gemeente des Nieuwen Verbonds herdenkt de verlossing uit het diensthuis der zonde en van de macht van den heidenschen Faräo, zijn Geest schenkt, Die naar Gods eigen belofte, de wet op de vleeschen tafelen des harten zou schrijven?
Ja waarlijk, de aanvang van het Nieuw-Testamentisch Pinksterfeest is vol van beteekenis. Want met de uitstorting des Geestes op den Pinksterdag houdt de bediening der Wet op, en de bediening des Geestes, (waarvan de apostel getuigt: „Indien de bediening der Wet in heerlijkheid is geweest, veelmeer zal de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn), vangt aan. Dat blijkt ons wel als wij eens even in den geest op dien eersten dag van het Nieuw-Testamentische Pinksterfeest, de gemeente te Jeruzalem binnentreden. Een liefelijk beeld vertoont ons die gemeente, als wij in onze tekstwoorden vermeld vinden, dat zij allen eendrachtiglijk bijeen waren, wachtende op de vervulling der belofte: „Maar blijft gij in de stad Jeruzalem, totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoogte”. Ja! een liefelijk beeld vertoont ons die eerste Pinkstergemeente, waar door die kleine schare de gemeenschap der heiligen beoefend werd. Door éénen Geest aan elkander verbonden; door één doel samengebracht, zijn zij in de liefelijkste harmonie bij elkander. Geen twisting, maar liefde heerscht in hun midden.
Mag ons dat eendrachtig samenzijn niet tot heilige jaloerschheid verwekken! O, de zonde zaaide tweedracht tusschen menschen en menschen. De zonde brengt zelfs nog zoo menigmaal tweedracht tusschen de kinderen Gods, die door genade toch uit één beginsel leven, en met één doel, en ééne hoop vervuld zijn. De discipelen zijn ons hier ten voorbeeld. Was er zelfs in de meest aandoenlijke dag, toen de Christus gereed stond om Zich Zelf voor hen in den dood te geven, nog geen twisting onder hen geweest, wie van hen toch de meeste wel zou zijn?.
Maar nu vinden wij van twisting geen spoor. Vrede en aangename rust heerschen in hun midden en liefelijk eendrachtig zijn zij bij elkander gekomen, om te wachten, wat de Heere doen zal.
En dit maakt hen ook ootmoedig smeekende discipelen. Een heilbegeerige ziel kan niet nalaten hare smeeking voor den Heere neer te leggen. Van de discipelen lezen wij dan ook: „deze allen waren eendrachtiglijk volhardende in het bidden en smeeken”. Deze geschiedenis leert ons, dat er een innig verband bestaat tusschen het gebed en de vervulling van Gods beloften. Als God de zijnen een zegen schenken wil, maakt Hij ze gewoonlijk eerst biddende. De Heere Zelf heeft gezegd: „Bovendien zal Ik hierom van den huize Jacobs verzocht worden, dat Ik het hen doe”.
Terecht zegt zeker Godgeleerde: „Het vurig gebed verkondigt ons het geluid van de naderende wagens van zegen”. Belofte en gebed hooren bij elkander. Hij die waarlijk hope mag hebben op Gods beloften, betoont dat in een werkzaam gebed. Zie het maar in de heiligen. Gods belofte, drong Jacob tot een biddend pleiten op Gods beloften; een Hem manen op zijn eigen woord: „Gij hebt immers gezegd: Ik zal gewisselijk weldadigheid aan u doen!” — Gelijk de discipelen kennen dan ook Gods kinderen iets van dat werkzaam zijn met, en pleiten op Gods beloften, dat hen met David, den man naar Gods hart, doet zeggen:

Gedenk aan ’t woord, gesproken tot uw knecht,
Waarop Gij mij verwachtingen hebt Gegeven!
Dit is mijn troost, in druk mij toegelegd!
Dit leert mijn ziel, U achteraan te kleven,
Al ’t geen Uw mond aan mij had toegezegd,
Gaf aan mijn hart vertroosting, geest en leven!

Gelukkig, die zoo als de discipelen ootmoedig en smeekend op Gods beloften mag wachten. Hij zal ervaren, dat God een waarmaker is van Zijn woord; en geeft, met de discipelen, ook te volharden in ’t smeeken. Immers zij waren niet alleen ootmoedig smeekende, maar ook standvastig volhardende discipelen. Zóo zegt de Schrift, dat zij met de vrouwen standvastig waren, volhardende in het bidden en smeeken. Reeds tien dagen lang waren zij volhardende in ’t bidden geweest. Neen! niet altijd verhoort de Heere op het eerste smeeken. Zeker, soms Vervult de Heere, als het Noodig is, zijne belofte aan zijn kinderen:
„Eer ze roepen zal Ik antwoorden”. Maar ’t is meest, dat de Heere hen een tijdlang laat roepen. Zij moeten uit ervaring leeren verstaan, dat de Heere van den huize Jacobs gebeden wil zijn. In die oefenschool leidt de Heere al zijne kinderen. Elia moest wel zevenmaal zijne knieën buigen op Karmel, eer hij in de wolk als eens mans hand de aanvankelijks verhooring zijns gebeds mocht aanschouwen. Ook de discipelen moesten tien dagen standvastig volhardende zijn in den gebede, eer zij de vervulling van de belofte des Geestes mochten ontvangen. Maar toen ook werd ervaren het woord van onzen tekst: „En daar geschiedde haastiglijk uit den hemel een geluid als van een geweldig gedreven wind, en vervulde het geheele huis waar zij zaten”.
Welk een rijke troost en leering mag ons dus de Pinkstergeschiedenis van de uitstorting des Geestes zijn. Ja, rijke troost voor allen, die ontdekt aan hun gemis des Geestes en onbekwaamheid om met hunne zielenooden recht werkzaam te zijn, dat de Heere Zijn Geest geschronken heeft en nog schenken wil aan hen die Hem in waarheid er om bidden. Gij ziet hier niet een beschamende waarheid voor al Gods kinderen, die klagen moeten, dat zij zoo weinig van die zaligende werkingen des Geestes ervaren? Terecht is gezegd: „Het Christendom onzer dagen heeft iets mats en doodsch!” Waar zijn de kinderen Gods, die vervuld met den Geest, roemen mogen in hun God en Zaligmaker, en met Maria kunnen zingen:

Mijn ziel verheft Gods eer,
Mijn geest mag blij den Heer,
Mij Zaligmaker noemen!

Ach, zij worden schaarsch gevonden! Maar daarom ligt hier ook een ernstige vermaning om gedurig te smeeken, dat de Geest der waarheid en der klaarheid ons geschonken mag worden. Wat een geliefd prediker uit de kerk des Heeren een halve eeuw geleden getuigde, is ook nu nog van kracht: „Meer dan aan het brood dat wij eten, hebben wij behoefte aan een krachtige werking des Heiligen Geestes!” Moge die behoefte ons op dit Pinksterfeest doen’ smeeken:

Geest der kennis, Geest der waarheid,
der genade, der gebeên!
leer ons wandlen bij uw klaarheid,
in de heilverborgenheên!
Doe ons: Abba, Vader! bidden.
Zeggen: Jezus onzen Heer!
Geven Hem in alles d’ eer.
Zweef in der gemeente midden,
Om te heiligen d’ offerand,
Van hun hart en mond, en hand!

KAMPEN. v.d. BERG

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juni 1943

De Wekker | 4 Pagina's