Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vraag en Antwoord

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vraag en Antwoord

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. te B. stelt de vraag of het geoorloofd is critiek op de prediking des Woords uit te brengen of dat deze zonder meer als de waarheid moet worden aanvaard.
Dit is een vraag waarbij ons Hollandsche kerkvolk zeer geinteresseerd is. Immers, waar wordt onder kerkmenschen makkelijker en veelvuldiger over gesproken dan over dominees en hun preeken? En een onderdeel en geen klein — van dit spreken wordt gevormd door de critiek op de preeken.
Laat ons beginnen met dit zeer te waardeeren. Zulk spreken toch bewijst, dat men niet van kerk en bijbel vervreemd is. Wij achten het altijd nog een voorrecht, dat ons volk voor een groot deel onder den kansel zijn geestelijk stempel ontvangen heeft.
Eveneens is het een voorrecht, dat het critisch luistert en maar niet zonder meer alles slikt wat het als geestelijk voedsel wordt aangeboden.
Er wordt geluisterd met critiek. Dat is alleszins geoorloofd. Want critiek oefenen is niet alleen het kwade naar voren brengen, maar met oordeel des onderscheids luisteren. En in dit oordeelen komt echt een functie van den menschelijken geest uit.
Gewoon menschelijk gezien aanvaarden wij alles niet, wat ons gezegd wordt zonder meer.
Deze functie nu wordt in de kerk, of wil men nader, op het erf van het koninkrijk Gods, niet te niet gedaan. Daar wordt geen enkele functie van den menschelijken geest teniet gedaan. Integendeel. Ze worden geadeld en geheiligd. Derhalve zal ook daar, waar Gods Geest in het hart kwam wonen de critische functie van den menschelijken geest niet vervallen. Het is juist roeping van den geestelijken mensch in dezen werkzaam te zijn. Het profetisch element in het ambt der geloovigen roept daar juist toe. De Apostel Johannes wijst er daarom op, dat zij de zalving van den Heilige hebben en alle dingen weten. Zij hebben zich in dit „critiseeren” te oefenen. Daarom worden de hoorders te Berea geprezen boven die van Thessalonica, immers zij onderzochten of hetgeen zij hoorden in overeenstemming was met de waarheid Gods in de Schriften des Ouden Verbonds. Dit was geen fitterij, maar, openbaring van een ontwakend geestelijk leven.
Maar, zegt mijn vrager, staat de waarheid Gods daarvoor dan eigenlijk niet te hoog?
Hier dient hij goed te onderscheiden. Immers er is en blijft verschil tusschen het Woord Gods zooals dat tot ons komt in de prediking. Preeken is wat anders dan Gods eigen Woord voorlezen. Het is de menschelijke vertolking van het eeuwige Woord des Heeren. De prediker is geen geïnspireerde profeet of Apostel wiens woord onfeilbaar is. Wel wil God voor hem zijn woord ontsluiten en hem leiden door zijnen Geest. Met dat al blijft zijn woord een gebrekkige vertolking van het Woord des Heeren. Derhalve valt het onder de beoordeeling van de geloovigen, die ook profeten zijn.
Hier zijn we echter tegelijk bij het punt waar de critiek haar maatstaf en grens ontvangt. Zij verlieze zich niet in bijkomstigheden maar richte zich voornamelijk de de vraag: wordt Gods Woord vertolkt in de preek? Wordt de volle raad Gods verkondigd? Om dit te kunnen beoordeelen moet men een prediker geregeld hooren. Eén preek, die waarlijk preek is haalt niet alles tegelijk overhoop, maar zal telkens een van de vele vlakken van de diamant der waarheid naar voren keeren.
Dit te vergeten is een fout van vele hoorders. Zij letten vaak meer op wat zij niet, dan op wat zij wel gehoord hebben.
Daarbij verliest heel wat critiek zich in het bijkomstige. Al te veel vergeet men dan dat elke prediker min of meer eenzijdig is. Geeft hij zich in de preek zooals hij is, dan is hij zichzelf en niet een ander. Hem dan telkens te vergelijken met iemand die precies zijn tegenbeeld is, is niet billijk, hem daarom te verachten is zijn Maker miskennen. God zegent zijn volk zoowel door David, den koning, alsook door Samgar met den ossenstok. Paulus werd door deze critiek op het bijkomstige ook reeds gekweld. In 2 Cor. 10 verweert hij zich daartegen. Zij hadden van hem gezegd, dat hij in de brieven wel een krachtig woord sprak, maar wanneer men hem hoorde dan viel het bitter tegen. Hij was beschroomd, afzichtelijk en zijn woord was niets waard omdat het den prachtigen vorm van de Grieksche welsprekendheid miste. Zie dat was ook critiek, maar van de slechtste soort. En het ergste was dat de Corinthiers geloofden dat ze juist was. Zij gingen de brutale en zich op woord- en redekunst toeleggende Judaïsten verkiezen boven Paulus. Zulke critiek gaat van geheel verkeerde maatstaven uit.
Inderdaad is er in veel critiek een handhaven van eigen gezichtspunt en meening. Van daaruit critiseert men dan. Zeer tot onvruchtbaarheid voor zichzelf.
De ruimte verbiedt mij nog veel van dit onderwerp te zeggen. Tot slot nog twee opmerkingen. Men bedenke, dat de eerste criticus op de prediking de prediker zelf is. Elke preek is een worsteling om het Woord Gods te vertolken. Hoe meer hij dat verstaat, hoe minder hij zijn kracht zal zoeken in het bijkomstige,dat de massa vaak wel trekt maar niet altijd de waarheid dient. Wie spreekt wordt onder het groot gewicht der zaak steeds kleiner. Hij gaat steeds meer beseffen, dat hij maar een weinig van de volheid Gods vertolkt en slechts een gebrekkige handwijzer is naar den grooten Zielgenezer Jezus Christus. Naarmate een prediker dat verstaat zal hij bevreesd worden voor routine en handigheid op den kansel. Hij zal steeds meer begeeren wáár te zijn. Iemand die zoo voor God worstelt met het gewicht van zijn werk geve men geen schop door zijn onbillijke critiek, waarbij men hem verwijt wat hij niet heeft en wat God wel aan anderen gaf.
Bovenal bedenke men, dat de echte critiek niet uitgebracht wordt op de straat of in het vluchtig gesprek met derden. Wie meent den prediker iets onder het oog te moeten brengen aangaande de vertolking van het Woord Gods, zoeke het gesprek onder vier oogen en oefene zoo zijn profetische functie in het ambt aller geloovigen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Vraag en Antwoord

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 juni 1943

De Wekker | 4 Pagina's