Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Gebed. (9)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Gebed. (9)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bidden in kinderlijke overgave met onderwerping aan ’s Heeren wil, is dus een heerlijk voorrecht. Helaas wordt deze gestalte niet immer aangetroffen. Maar al te veel bidden wij met het doel om God voor te schrijven, dat Hij ons gebed moet verhooren. Dan staan wij voor Gods troon als dwingende kinderen, die van ons gebed een verlanglijst maken, die we bij God indienen met de verwachting, dat Hij nu doen moet, wat wij van Hem begeeren. We geven God eigenlijk onze orders en verbeiden vol ongeduld het antwoord, dat precies zoo wezen moet als wij hebben uitgedacht. ’t Gaat ons dan in het bidden niet om Gods wil, maar het verkrijgen van onzen zin. Ons gebed is egoïstisch ingesteld inplaats van theocentrisch, zoodat we God God laten en Zijn eer bedoelen.
Op die manier maken wij een verkeerd gebruik van het gebed en verstaan wij het doel des gebeds niet. Ons bidden kan dan zoo licht leiden tot wat de Schrift noemt: kwalijk bidden. Zoo schrijft Jacobus in zijn brief: „Gij bidt en gij ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uwe wellusten doorbrengen zoudt”. Bij de lezers van dezen brief heerschte de hartstocht, het heette begeeren naar de dingen dezer wereld, die ze met inspanning van alles trachtten te verkrijgen, maar zonder resultaat. En die genotzucht beheerschte alles, ook het gebed. Zij baden wel tot God, maar met een verkeerd doel. Zij wilden n.l. den Heere met Zijn zegen gebruiken om hen in hun begeerlijkheden te dienen. ’t Ging er hun niet om iets te ontvangen met het doel er God beter door te kunnen eeren. Zij zetten dus God niet in het middelpunt, maar de verwezenlijking van eigen lusten en begeeren.
Hier is een gevaar, waartegen wij allen moeten waken. Calvijn heeft zoo treffend gezegd, dat God er niet is om ons, maar dat wij er zijn om God, het zuiver theologische standpunt. In theorie beamen wij dat woord ongetwijfeld, maar in de practijk keeren wij de orde juist om. Dan droomt ons zelfzuchtig hart van een God, Die ons alles geeft, wat wij ook maar begeeren; een God, Die er is om onze belangen te dienen; Die om onzent wil bestaat en ons tot het doel van Zijn handelen stelt. De trek van den heiden, die zijn goden dient en tot ze bidt, om van hen gebruik te maken tot zijn persoonlijk voordeel, is de trek van den gevallen beelddrager, die eens geschapen is om God, maar in zijn zondeval het uitleefde, dat God er is om ons. De natuurlijke mensch vraagt nog: hoe kan ik Hem het best mij doen dienen; hoe kan ik op de beste wijze gebruik maken van God tot mijn persoonlijk voordeel? God is er om zijn zelfzuchtige verlangens te bevredigen. En als dat niet geschiedt, dan zegt hij God zijn dienst op. Dan nadert hij niet meer tot God. Een hooger doel des gebeds kent hij niet. Dat kent een christen door genade wel. Hij leeft naar den regel van het „onze vader” bidden om de verheerlijking van ’s Heeren naam in en door alles. Maar de geloovige heeft ook een vleeschelijke natuur, en dat maakt dat ook het gebed van den geloovige nog maar al te veel is ingesteld op de bevrediging van zijn zelfzuchtige verlangens. Gij ziet het in die zonen van Zebedeüs, die op zekeren dag met hun moeder tot Jezus kwamen, en vroegen om de hoogste plaatsen naast Jezus in het koninkrijk, dat naar hun gedachten weldra zou worden opgericht. Hoe wordt ons beeld in hen geteekend. Ons bidden kent menigmaal ook geen hooger doel, dan de bevrediging van onze egoistische verlangens. Waarom bidden zoovelen in den nood tot God om uitkomst, ook nu? Is het niet om van den nood af te zijn, om weer een rustig en aangenaam leven te hebben, een zitten onder onzen wijnstok en vijgeboom, een verzekerd leven van lachende welvaart? Maar of God tot Zijn eer komt, daarover bekommert men zich niet. En als God dan niet dadelijk antwoordt, dan krijgt de Heere nog de schuld van heel de situatie en stelt men Hem voor als onrechtvaardig en liefdeloos
Geen wonder dat Jacobus moest schrijven „Gij bidt en gij ontvangt niet”. Want zulk een gebed, dat alleen maar bevrediging vraagt van onze lusten, is Gode niet welbehaaglijk. Zeker het is alleszins geoorloofd om onze aardsche belangen den Heere op te dragen. Wij mogen ongetwijfeld in den nood roepen om uitkomst. Doch het hoogste doel zij in alles de eere Gods. Ons bidden dient theocentrisch te zijn. God in het middelpunt, zoodat we in ons gebed alleen datgene zoeken, wat het meest Zijn Naam kan verheerlijken. Gelijk een schrijver zoo schoon zegt: „Daarom, hetzij ge om groote of kleine dingen bidt, zeg tot God: Als het Uw naam kan verheerlijken, verhoor dan mijn gebed en help mij. Maar als het Uw naam niet kan verheerlijken, laat mij dan in mijn verlegenheid blijven. En geef mij dan de kracht. Uw naam te verheerlijken in de omstandigheden, waarin ik mij bevind”.
Zalig het hart dat zóó leert bidden! Ook nu! Dan krijgen we vrede in ons hart, ook als onze gebeden schijnbaar niet verhoord worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Het Gebed. (9)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1943

De Wekker | 4 Pagina's