Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Evangelieprediking (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Evangelieprediking (4)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eén van de grondfouten van zulk een evangelische prediking is wel deze, dat men uitgaat van een door en door onschriftuurlijk genadebegrip. Men wekt dan in en door de prediking bij de gemeente een voorstelling van Gods genade, die beslist wonderveel overeenkomst heeft met de voorstelling, die de Roomsche Kerk van Gods genade aan haar kinderen geeft. De Roomsche Kerk toch verstaat onder de genade niet allereerst die innerlijke ontfermingen Gods over het verlorene, waarvan de Heilige Schrift getuigt in het zoo bekende woord: „Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebben”, Joh. 3:16. Welneen, Rome geeft een heel andere voorstelling van Gods genade. Zij denkt als zij over de genade spreekt, niet allereerst aan de genade, die in God is, waardoor Hij de Zijnen tevoren gekend en verordineerd heeft en daarna geroepen, gerechtvaardigd en verheerlijkt. Rome spreekt over Gods genade, ik zou haast zeggen, als over een geestelijke substantie (zelfstandigheid), die dan in den mensch uitgestort wordt. Wel is volgens Rome de genade een zaak, niet van natuurlijken, maar van bovennatuurlijken aard, maar toch kan de Kerk die genade mededeelen, alsof het een natuurlijke zaak ware. De Roomsche Kerk leert dan ook, dat de genade Gods besloten kan worden in het sacrament. Door het sacrament te ontvangen „krijgt een mensch dan meteen de genade. Heel sterk komt dit naar voren in de Roomsche Doopsleer. Door het sacrament des Doops wordt de erfzonde volgens Rome weggenomen. Zulk een gedoopt mensch „bezit” dan genade. Hij heeft dan de genade als het ware in zich. Volgens Rome is de genade dus eigenlijk een zaak, een ding, een iets, dat de mensch bezit of niet bezit.
Zoo is het ook te verstaan, dat de Roomsche Kerk bitter vijandig staat tegen de zuivere prediking des Evangelies, tegen de prediking des geloofs. Naar de H. Schrift ons leert, is de genade niet een min of meer op zich-zelf-staand iets.
Weet ge wat genade is? Dat is nooit los te maken of te denken van God zelf. Het is de levende God zelf, Die Zichzelf stelt in een betrekking van genade tot Zijn schepsel. Van deze genade getuigt de levende God in het Woord Zijner genade. Alleen door de geloovige omhelzing van dat Woord der genade krijg ik persoonlijk deel aan dat heil. Een andere weg om deel te krijgen aan het heil des Heeren is er niet. Daarom is Evangelieprediking van zulk een ontzaglijk groote beteekenis.
Helaas geldt ook van de Kerk der Reformatie in ons goede vaderland het woord der Schrift: „Hoe is het fijne goud zoo verdonkerd!” In de na-reformatorische eeuw toch krijgen we in de Kerk der Hervorming de opkomst van de scholastieke theologie te zien. Dan dringt dat Roomsche genadebegrip de Kerk der reformatie binnen. Natuurlijk bedoelen we hiermede niet te zeggen, dat men de Roomsche leer van zonde en genade letterlijk overnam, maar wel beweren we, dat het scholastieke beginsel, dat de Roomsche kerkleer zoo geweldig parten gespeeld heeft, nu ook in de Geref. theologie haar verderfelijken invloed tot gelding bracht. Bij alle verschil met Rome, bij de vaak uiterst felle haat tegen Rome vindt ge toch telkens dezelfde grondlijn, dezelfde grondgedachte terug van de Roomsche Kerk.
Zoowel in de neo-Geref. lijn van Dr. Kuyper als in de uiterst onderwerpelijke richting van de oud-Gereformeerden vindt ge die in wezen Roomsche grondgedachte aangaande de genade Gods. Zeker, bij Dr. Kuyper c.s. vond dit scholastieke beginsel een heel andere ontwikkeling, uitwerking en toepassing als bij de oud-Geref. richting. Zij gaan precies den anderen kant ermee uit. Toch zijn neo-Geref. en oud-Geref. meer verwant aan elkaar dan beide wel weten of willen weten. Ook is er hier wat de wortel, de grondgedachte betreft een niet te miskennen verwantschap, met wat Rome leert over de genade Gods. Wanneer wij deze dingen zoo zeggen, mag niemand ons misverstaan, alsof we bedoelden te zeggen: neo-Geref. en oud-Geref. deugen niet. Bij ons, in de Chr. Geref. Kerk, daar is het in orde. Ach neen, ook onder ons heeft dat scholastieke beginsel ontzaglijk veel kwaad gedaan, zoo zelfs, dat maar al te velen eigenlijk niet meer weten, wat Evangelieprediking is. Juist omdat ook wij in eigen kerkelijk leven voor dit groote gevaar zoo bloot liggen, is het, dat we met ernst en liefde elkander op dit dreigend gevaar wijzen mogen.

Zeist. W. HEERMA.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Evangelieprediking (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 augustus 1943

De Wekker | 4 Pagina's