Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Evangelieprediking (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Evangelieprediking (8)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een schadelijk misverstand, waardoor de roepstem tot bekeering krachteloos wordt gemaakt, is naar we zagen, de vereenzelviging van wedergeboorte en bekeering. Het zaad des Woords verstikt tusschen de doornen en distelen van onverstand en onkunde. Daarom is onderwijzing uit de Schriften zoo dringend noodig. Laat het toch goed tot ons zielsbesef doordringen, dat de eisch tot bekeering boordevol van de genade Gods is. Het is niet maar alleen zoo, dat gij u moet bekeeren, veel meer nog is het, dat gij u moogt bekeeren. Op zoo bijzondere en genadige wijze betoont de Heere in de Evangelieprediking, dat Hij geen lust heeft in uw dood en verderf, maar in uw bekeering en leven. Zoovelen er door het Evangelie geroepen worden, worden ernstig en welmeenend geroepen, ook diegenen, die teneinde toe weigeren te hooren. Zij gaan verloren, daarvoor dat zij de liefde der waarheid om zalig te worden met aangenomen hebben, 2 Thess. 2:10. Er is om zoo te zeggen, bij den Heere genegenheid, goedwilligheid om u in genade aan te nemen en daarom laat Hij u roepen, noodigen tot bekeering in Zijn Evangelie. Zie toch welk een genadevoorrecht er in de Evangelieprediking ligt uitgestald. Aan de duivelen is dit voorrecht niet gegund. Nooit werd of wordt tot één der gevallen engelen gezegd in den Naam Gods, gelijk tot u: bekeert u! bekeert u! Waarom niet? Omdat God van hen niet gediend wil wezen. Waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar (en daar hebt ge de beteekenis van het verbond der genade) Hij neemt het zaad Abrahams aan. Tot ons komt de Heere in de prediking met den eisch der bekeering. Als nu altijd weer die roepstem, waarin de Heere Zijn genade openbaart, tot u komt, o maak er u dan toch niet af door te denken: een mensch kan zich immers toch niet bekeeren. Zeg niet bij uzelven: wat een wettische prediking is dat. Ge toont daarmede noch de Wet, noch het Evangelie te kennen. Zeker, ik weet het, sommigen, die vergeten, dat de belofte aan het geloof voorafgaat en dat de Heere in Zijn Woord Zijn genade schenkt, prediken den eisch der bekeermg, alsof deze bekeering een eisch van Gods gestrenge en heilige Wet was. Maar dit is niet zoo! Laat toch de Wet Wet blijven en het Evangelie Evangelie. De Wet eischt nooit en te nimmer de bekeering des zondaars. Dat kan de Wet niet; dat is haar eenvoudig onmogelijk. De Wet eischt van den overtreder niet zijn bekeering, maar zijn verdoemenis. De Wet eischt van u als haar overtreder niet anders en niets anders dan dat gij ondergaat, verderft in de buitenste duisternis. De Wet, de letter doodt, alleen de Geest (het Evangelie) maakt levend. De Wet kan u niet tot bekeering roepen. Als de Heere in de prediking tot bekeering roept, dan hebben we te doen met het Evangelie. Dat is juist het speciale karakter van het Evangelie in scherpe onderscheiding van de Wet, dat de Heere u tot Zich roept in den weg der bekeering. Wie met dien eisch der bekeering ernst .maakt, m.a.w. wie nu eens waarlijk probeert zich te bekeeren, zal bevinden, dat bekeering geen kleine zaak is. De onbekeerlijkheid van eigen hart leert ge dan pas kennen, uw geestelijke onmacht en ook uw onwil. Vele menschen gelooven niets zoo graag als het stuk van hun onmacht. Echter begrijpen zij niet, dat de onmacht, waarvan de Heid. Catechismus spreekt in Zondag 3 (ganschelijk onbekwaam tot eenig goed en geneigd tot alle kwaad) heel iets anders is dan het begrip onmacht, zooals zij zich dat voorstellen en er zich mee troetelen. De meesten denken als het over des menschen onmacht gaat over zijn geestelijke doodstaat aan een natuurlijk kwaad. Als iemand door eigen roekeloosheid en onvoorzichtigheid van een hoogen ladder valt en zoo zijn beide beenen breekt, is hij onbekwaam, onmachtig om te loopen. Ook is dan zijn onmacht zijn eigen schuld. Toch zal niemand hem dit tot schuld rekenen en van hem eischen, dat hij vandaag toch zijn werk moet doen. Maar zoo staat het met onze onmacht niet. O maak van uw onmacht toch geen valsche voorstelling. Uw beeld ligt niet in dien man met gebroken beenen. Ons onbekwaam-tot-eenig- goed is geen natuurlijk, maar een zedelijk, een religieus kwaad. Onze onmacht is zonde. Niet maar vruchtgevolg der zonde zonder meer, maar de onmacht zelf is ook zonde, want zij is de ons geheel en volkomen beheerschende neiging tot zonde. Helaas wordt maar al te vaak en al te veel de onmacht als een natuurlijk kwaad beschouwd. Het is wel eigen schuld (tenminste van Adam in het paradijs), maar de zaak ligt er nu eenmaal toe en wij kunnen het onmogelijk verhelpen. Op deze manier wordt de roeping Gods tot geloof en bekeering geheel krachteloos gemaakt. Men wil dan nog wel erkennen, dat God in het Evangelie den zondaar tot bekering roept, maar de zondaar kan die roeping toch niet opvolgen. Zoo wordt het Evangelie aan innerlijke verachting prijsgegeven. Zoo wordt de roeping practisch als waardeloos terzijde gelegd.

Zeist. HEERMA.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Evangelieprediking (8)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1943

De Wekker | 4 Pagina's