Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Gebed. (12)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Gebed. (12)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op het gebed van Zijn volk wil God groote dingen doen. Het Woord van God, en ook de practijk der geloovigen leeren het ons, dat de kracht des gebeds groot is. Zoo schrijft Jacobus in zijn brief „een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel”, en dan illustreert hij dat uit het leven van Elia, die een gebed bad, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden; en hij bad wederom, en de hemel gaf regen, en de aarde bracht hare vrucht voort. Niet hoog genoeg kunnen wij dan ook de beteekenis van het Gode welgevallige gebed aanslaan, al schijnt het naar onze gedachten vaak, dat het gebed weinig waarde heeft, omdat het niet aanstonds verhooring vindt.
Een schoon licht op die kracht des gebeds werpt het visioen uit Openbaringen 8:1—5. Daar wordt ons geteekend welk een plaats de gebedsworsteling der vromen inneemt in de geschiedenis der kerk, ja meer, in de geschiedenis der wereld; hoe God Zijn raad uitvoert mee door hun gebeden, zoodat zij medewerkers zijn in de voltooiing van Zijn wereldplan. Johannes zag hoe de rook des reukwerks met de gebeden der heiligen opging van de hand des Engels vòòr God. En dan neemt de engel het wierookvat, en vult dat met het vuur des altaars, en werpt het op de aarde. En wanneer dan dat wierookvat omgekeerd wordt, geschieden er stemmen en donderslagen en bliksemen en aardbeving. De gebeden van Gods heiligen, die door God verhoord zijn, worden in vuurvorm over de wereld uitgestort. En die teekenen spreken van de oordeelen Gods, waarmee God de aarde teistert. Want de geschiedenis der wereld loopt niet langs lijnen van geleidelijkheid, maar zij gaat gepaard met schokken, rampen, ontknoopingen, drama’s en oordeelen. Maar die oordeelen Gods komen nu als verhooring van de gebeden der heiligen. Dat is de grootsche gedachte van dit visioen, dat de gebeden der heiligen de geschiedenis der wereld leiden.
Ziet, wanneer wij in dat licht de gebeurtenissen ook van onze dagen mogen bezien, hoe anders wordt dan alles. Nu schijnt het vaak, dat aan de zijde der wereld de oppermacht is. De Rabsake’s rinkelen met hun zwaard. De Nebukadnezars pochen op hun Babel door hen gebouwd. De Augustussen doen hun gebod uitgaan over gansch een werelddeel. Doch het is slechts schijn. De werkelijkheid is deze, dat met de machtigen, niet de wijzen der wereld regeeren, maar de heiligen met hun gebeden. In ’t oog der wereld heeft dat gebed geen waarde. De wereld roemt nu eenmaal in andere krachten en meent te overwinnen door pantserwagens en bommenwerpers. Maar sterker en meerder dan dit alles is het gebed van Gods volk. Niet zonder reden sprak Elisa bij Elia’s hemelvaart: „Mijn vader, mijn vader, wagen Israëls en zijne ruiteren”. Meer dan de strijdwagens en hun ruiteren was de biddende Elia geweest voor Israël. En nog is een biddende Elia meer waard dan een leger.
Ligt dan die kracht des gebeds in de bidders zelf? Geenszins. Wel ontvangen zij in dit visioen den naam van heiligen. Jacobus spreekt ook van rechtvaardigen. Dien naam dragen Gods kinderen terecht. In Christus zijn ze rechtvaardig en heilig voor God, waarlijk heilig, voor eeuwig heilig. Doch óók slechts in beginsel heilig. En dat beginsel is klein. Daarom is al wat die heiligen hier op aarde doen onvolmaakt en met zonden bevlekt. Zelfs hun tranen en gebeden keeren schuldig tot hen weer. Dat is een diep smartelijke ervaring voor de geloovigen, dat in hun heiligste verrichtingen de zonde verstorend tusschen treedt. Wie van Gods kinderen zal dan, ook hij ontdekkend licht des Geestes zijn gebedsleven niet veroordeelen voor God? Wat al zelfvoldaanheid kan er niet in ons bidden zijn, waardoor wij meenen dat God òm de kracht of innigheid van ons gebed verhooren zal. Wat al hoogmoed, verborgen tot in de plooien van den mantel des ootmoeds, dien wij den Heere laten zien. Wat al dwaze begeerlijkheden van eigenliefde en zelfzucht, waarmee we meer naar ons toe dan naar God toe bidden. Terecht zegt een godgeleerde: „Om de zonden van uw gebeden zou God u rechtvaardiglijk kunnen verdoemen”. Doch het visioen uit Openb. 8 laat ons zien, dat nu Christus in den hemel bezig is om verzoening te doen over onze met zonden bevlekte, stuntelige gebeden. Hij mengt die gebeden met het heilig reukwerk van Zijn zoen- en kruisverdiensten, en dan stijgt de rook des reukwerks met die gebeden der heiligen van de hand des engels op voor God. Dan worden die gebeden aangenaam in de oogen des Heeren. Den rook van Kaïns offer sloeg God eens neer. Zulk bidden kan Hem niet behagen. Maar het reukwerk van een verbroken hart, dat in den naam van Christus zich leert wenden tot den troon der genade, is Hem welbehaaglijk. Want dan ziet Hij in zulk een bidder den grooten gebedsstrijder Jezus, Dien Hij altoos hoort. Dan doet Zijn rechterhand krachtige daden voor Zijn volk. Dan komt het gebed van elken Cornelius tot gedachtenis op voor God. Laat dat u troosten en leiden tot de bede: „Mijn gebed worde gesteld als reukwerk voor Uw aangezicht.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Het Gebed. (12)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1943

De Wekker | 4 Pagina's