Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgie. Het gemeenschappelijk gebed (1).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgie. Het gemeenschappelijk gebed (1).

Gebed en eeredienst.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

a. Gebed en eeredienst.
Ook het gebed behoort tot den eeredienst, is er een wezenlijk deel van. Eeredienst is niet „geheel Gebed”, zooals Dr. v.d. Leeuw wil. (bld. 180). Wel zijn wij het met hem eens, dat wij het gebed niet moeten degradeeren tot een satelliet van de preek. (Satelliet is een ondergeschikt iets, dat bij de preek behoort als een schaduw bij een persoon). Vooral het gebed na de preek dreigt dit te worden bij predikanten, die slecht kunnen eindigen. Zij hebben zelfs geen tijd meer om nog „even te danken”. „Huis des gebeds” moet meer dan een benaming zijn. Het is wel droevig, als er wel tijd is voor bewondering van den mensch, ook van den prediker, en er geen tijd is om te danken, te aanbidden, geen tijd is voor de hoogste bewondering. Dr. Gerritsen schreef eens, dat aanbidden de hoogste vorm van bewondering is. Bewonderen staat tegenover kleineeren, naar beneden halen. De duivel bewondert nooit, hij kan niet bewonderen, omdat hij jaloersch is. Alleen wie liefheeft bewondert. (Liturgiek 1911). Bij het gebed mogen wij deze dingen wel onthouden.
Zoowel in het Oude als in het Nieuwe Testament worden veel woorden gebruikt om het bidden of het gebed uit te drukken. De bekende Trommius geeft uit het Oude Testament acht en uit het Nieuwe twaalf woorden. Uit die verschillende woorden blijkt wel wat bidden inhoudt. Bidden is aanbidden, vragen, smeken, danken; bidden is „des harten binnenst overleg gezegd, gezucht, gedacht”. (Da Costa). Het gebed moet „kunstloos waar” zijn. Het rechte bidden geschiedt door den Geest der genade en des gebeds en is vrucht van den Hoogepriester, Die altijd voor de Zijnen bidt.
Het gebed moet natuurlijk eerbiedig zijn; het moet niet koud, werktuigelijk worden uitgesproken en geen opsomming zijn van feiten. Het gebed moet niet zwaar overladen zijn, zoodat de meesten, die meebidden, het niet kunnen volgen. Het gebed mag niet zijn een doceeren, redeneeren, dogmatiseeren. In het gebed moet de liturg niet preeken, niet bestraffen en geen mededeelingen doen. Nooit mag hij in het gebed een of ander lid becritiseeren of vermanen. Ook wake de liturg tegen onheilige gemeenzaamheid en doode eenvormigheid in het gebed. Het gebed eischt „een eigen stijl, schoon, zakelijk, duidelijk. Niets is in het gebed erger dan breedsprakigheid.” (v.d. Leeuw, 181). Het priesterlijke moet in het gebed uitkomen en de priester moet de bewogenheid des harten kennen. De Gemeente bidt en de liturg moet tolk zijn van haar hart, dus van vele harten. Hij moet niet te lang bidden, want dan zullen zeer velen niet meer mee kunnen bidden. Vooral beseffe hij te staan voor het aangezicht Gods. Het gemeenschappelijk gebed stelt hooge eischen.
Gevraagd is naar de houding onder het gebed. Moet de gemeente onder het bidden knielen, staan of zitten? Bij ons is de gewoonte van knielen zeldzaam. Het knielen is in onze kerk gebruikelijk bij den bejaardendoop, bij de huwelijksbevestiging en bij de bevestiging van een candidaat. Onder de gereformeerden in de periode der Hervorming was dit knielen meer bekend. Bij a Lasco vindt men er aanwijzigingen voor. Calvijn wees er op. Een synode van Utrecht (1612) sprak de wenschelykheid uit. (Gunning, 53; Schotel, 297; Instit. Calv. IV. 10, 29, 30). Van de kniebuiging zegt Calvijn, dat zij een menschelijke traditie is en tegelijk, dat ze van God komt. Zij komt van God, voor zooveel zij een deel is van die eerlijkheid, die wij volgens het bevel van den apostel moeten betrachten. Calvijn beroept zich dan op 1 Cor. 14:40. Maar die tekst zegt voor de kniebuiging niets in den directen zin. Calvijn laat dan ook zeer duidelijk uitkomen, dat voor de kniebuiging geen bepaalde voorschriften zijn. De Heilige Schrift veroordeelt het knielend bidden niet; zij spreekt er meermalen over; Ps. 95; Jes. 45:23; Dan. 6:11; Ezra 9:5; Fil. 2:10 e.a. Wij knielen in onze huizen. Vroeger geschiedde dit ook in de kerken. In 1618 geschiedde dit nog te Dordrecht en Voetius o.a. heeft er voor gepleit. (Dr. A. Kuyper, Onze Eeredienst 231—232). Het knielen moet symboliseeren de houding van een gebogen ziel, welke de majesteit Gods beseft. Vroeger had men in de kerkgebouwen stoelen, die als zit- en bidstoelen gebruikt werden; later zulke ruime banken, dat men er ook in knielen kon. Dit alles is afgeschaft. Vooral keerden de Puriteinen in Engeland zich sterk tegen het knielend bidden in de episcopaalsche kerk, omdat men in dit knielen een bepaald soort religie en een oud-roomsch gebruik zag. Zij bonden in ’t algemeen den strijd aan tegen het ritualisme. De mystieken verwierpen het knielen, omdat dit knielen slechts vorm was. Zelfs het knielen in huis werd door sommigen veroordeeld. Men kon even goed in bed wel liggende bidden. Anderen hebben het staande bidden op deze wijze verdedigd: Jezus stond op en de Nieuw- Testamenfische gemeente mag staan, als verzoende gemeente. Dit is natuurlijk geen argument, want de Farizeërs stonden ook (Matth. 11:23; Luk: 18:11). De vrouwen, moesten zitten blijven, (volgens 1 Cor. 11:7, 8). Al die argumenten hebben niet veel zin. Er is zeker voor knielend bidden iets te zeggen. Maar er zijn evengoed bezwaren. Bij knielend bidden kan de vermoeide spoedig in slaap vallen, vooral als het gebed wat lang duurt. De kerk meet over de houding geen strijd voeren. In ons land .b.v. is het staan voor den meerdere een vorm van eerbiedsbetuiging. Op een eerbiedige houding bij het gebed komt het aan. Specifiek roomsch is het knielend bidden niet. Wij sluiten de oogen bij het bidden, hoewel wij in de Heilige Schrift ook lezen van bidden met de oogen open. Het vouwen der handen is, volgens Dr. Kuyper Sr. van Indisch-Germaanschen oorsprong (237). Er is niets tegen het staande bidden in te brengen. Ook als de vrouwen staan, is dit geen zonde. Gebod is dit evenmin. Ik geloof niet, dat wij in 1 Cor. 11:7 en 8 een bewijs hebben, dat de vrouwen moeten zitten onder het bidden; Dat er onderscheid is tusschen de vrouw en den man leert 1 Cor. 11 duidelijk en dat dit ook uitkomt in de houding bij het bidden is geen bezwaar. Maar men moet in al die dingen geen dogma zoeken. Het komt op een eerbiedige houding aan. En „de liefde zal zeer wel oordeelen wat schadelijk en stichtelijk is, en indien wij aan de liefde het bestuur laten, zoo zullen alle dingen wel gaan”. (Calvijn, Inst. TV. 10, 30).
Wij kunnen wel concludeeren: Er is geen bepaalde Schriftuurlijke eisch. Voor ons is er geen (noodzaak om eenige verandering voor te stellen. Laten de mannen **en de vrouwen zitten onder het bidden in de samenkomst der gemeente. Maar laten de mannen dan allen staan (de zwakken en zeer ouden van dagen uitgezonderd). En laten de mannen dan allen eerbiedig staan. De dienaren des Woords moeten zorgen, dat er niet zoo lang gebeden wordt, dat het staan voor een ieder vermoeiend wordt.

**Correctie : Laten de mannen staan en de vrouwen zitten

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1943

De Wekker | 4 Pagina's

Liturgie. Het gemeenschappelijk gebed (1).

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1943

De Wekker | 4 Pagina's