Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De theologische professoren op de Generale Synode. 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De theologische professoren op de Generale Synode. 3

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In ons vorig artikel hebben we gezien, dat Calvijn onderscheid maakt tusschen herders en leeraars, voornamelijk op grond van Efeze 4 : 11. Onder de herders (pastores) verstaat hij de gewone Dienaren des Woords, terwijl de leeraars (doctores) een afzonderlijk ambt bekleèden, om nl. de Schriften uit te leggen, de zuivere leer te verdedigen, de herders op te leiden, enz. Wij hebben toen gezien, dat Calvijns beroep op Efeze 4 : 11 ongegrond is. Met de uitdrukking: herders en leeraars, wordt één groep van ambtsdragers aangeduid; de pastor is ook doctor.
Maar al heeft Calvijn zich vergist in zijn exegese van Ef. 4 : 11 e.a. plaatsen, wat de instelling van het doctorenambt zelf betreft, vergiste hij zich niet, maar greep daarmee terug naar wat altijd in de Christelijke kerk had bestaan. Altoos waren er leeraars (doctores ecclesiae) geweest, en dit ambt was, zooals prof. dr. H.H. Kuyper opmerkt, door voortreffelijke mannen bediend, die Calvijn hoog schatte, en daarom ijverde hij voor herstel van dit doctorenambt 1).
Nu is er verschil over de vraag, of Calvijn het doctorenambt inderdaad als een kerkelijk ambt in strikten zin heeft beschouwd, zooals dat van predikant, ouderling en diaken. Prof. Kuyper meent van niet, anderen, zooals bijv. Jansen, in zijn De Kerkenordening, deel I, Van de diensten, blz. 86, 87, meenen van wel. Wij zullen in deze kwestie geen uitspraak doen, omdat het zeer moeilijk is uit de verschillende gegevens de juiste gevolgtrekkingen te maken 2).
Wij willen nu alleen nog letten op Calvijns eigen leven. Het is bekend, dat hij op doorreis van het hof van Ferrara naar Bazel over Genève ging, nadat hij eerst te Noyon familie-aangelegenheden had geregeld. Willem Farel, die in Genève het werk der reformatie ter hand had genomen, vernam, dat Calvijn, die reeds bekendheid genoot als schrijver van de Institutie, in de stad was, zocht hem op en deed hem het dringend verzoek in Genève te blijven, om daar mee te helpen aan het werk der reformatie. Calvijn sloeg dit verzoek met het oog op zijn jeugdigen leeftijd en zijn studiën af. Maar Farel bezwoer hem te blijven met de bekende woorden: „,Gij wendt uwe studiën voor, maar in den naam van den almachtigen God verkondig ik u: Gods vloek zal u tretten, als gij in het werk des Heeren ons uwe hulp ontzegt en uzelven meer zoekt dan Christus”. Door deze woorden diep getroffen, gaf Calvijn toe, maar onder voorwaarde, dat hij niet als predikant behoefde op te treden. Hij wenschte alleen voorlezingen te houden over de theologie. En dit geschiedde. Hoewel zelf niet gepromoveerd tot doctor in de theologie, trad hij jure suo op als doctor of professor, zonder daartoe door iemand aangesteld te zijn. Hij noemde zich: professor in de kerk van Genève. Gelijk gezegd: dit deed hij jure suo, d.w.z. hij gevoelde zich door God tot dit werk bekwaamd en geroepen en trad nu krachtens eigen autoriteit op. Met deze publieke voorlezingen of colleges begon Calvijn in 1536. Het duurde nog tot het najaar van 1537 voor hij als predikant in de kerk van Genève optrad. Toen had hij dus een kerkelijk ambt. Vanaf dien tijd was hij én predikant én doctor of professor. Doch dezen dienst van doctor of professor vervulde Calvijn niet enkel voor de kerk van Genève, maar voor heel de kerk van Christus. „En die dienst bestond daarin, zooals hij dit zelf als het ambt der doctoren omschreven had, dat hij de Schriften uitlegde, de gezonde leer van het Evangelie verkondigde en alle dwaalleeringen en ketterijen door zijn geschriften bestreed. En al vroeg stroomden leerlingen naar hem toe om door hem voor het predikambt onderwezen te worden. Dat Calvijn later — maar dit geschiedde eerst in 1559 — toen de Akademie gesticht werd, daaraan als professor verbonden werd, sprak vanzelf, maar zijn ambt als doctor ecclesiae had hij toen reeds bijna een kwart eeuw lang vervuld. 3).
1) De Heraut, no. 3077, 10 Jan. 1937.
2) Enkele argumenten van prof. Kuyper lijken ons niet sterk. Bijv. als prof. K. argumenteert met de Fransche Geloofsbelijdenis en zegt, dat deze het doctorenambt niet noemt, terwijl dit toch had moeten geschieden, als Calvijn het een bepaald kerkelijk ambt achtte te zijn, vooral ook omdat hijzelf de opsteller van de Fransche Confessie was, dan moge hier bedacht worden, wat prof. dr. H. Bouwman opmerkt inzake de Ned. Gel. Belijdenis: Doch de Nederlandsche Confessie bedoelt niet het doctorenambt uit te sluiten, want art. 30 handelt over de gewone ambten der kerk, die in elke plaatselijke kerk behooren te zijn, en hiertoe behoort het doctorenambt niet, Geref. Kerkrecht, I, blz, 356. Verder zegt prof. K., dat in niet één Confessie het doctorenambt vermeld staat. Dit is niet geheel juist. In de Helvetica posterior, 1562, wordt in art. 18 het doctorenambt naast dat der pastoren genoemd; ook in de Hongaarsche belijdenis, 1562 cap. V, 13, 14 komt het doctorenambt voor, om nu van de Congregationalisten e.a. nog maar te zwijgen, verg. Müller, Bekenntnisschriften, Bouwman, a.h.w., 356. Tenslotte nog een derde argument, nl. dat Calvijn in de Kerkorde van Genève het doctorenambt tot het schoolambt brengt. Dit is juist. Doch was dat niet een gevolg van de omstandigheden? Daarop wijst de uitdrukking in art. 43: toutesfois de selon que les choses sont auiourdhui disposees, nous comprenons en ce titre les aides et instrumens pour conserver semence à l’advenir, et faire que l’Eglise ne soit desolee par faute de Pasteurs et Ministres. Ainsi, pouruser d’un mot plus intelligible, nous l’appelerons l’Ordre des escoles; Verg. Jansen, a.w. blz. 86, en Bavinck, Doctorenambt, Kampen, 1899, bz. 61.
3) Prof. dr. H.H. Kuyper, t.a.p.; verg. voor breeder overzicht zijn: De Opleiding tot den dienst des Woords bij de Gereformeerden, blz. 136 v.v.; zie ook Bavinck, a.w.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1944

De Wekker | 4 Pagina's

De theologische professoren op de Generale Synode. 3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1944

De Wekker | 4 Pagina's