Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het gemeenschappelijk zingen (3).

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het gemeenschappelijk zingen (3).

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het slotvers wordt gezongen nadat het dankgebed is uitgesproken. Het dankgebed wordt uitgesproken na de preek. Dat is de meest gepaste orde. Gezongen wordt na het dankgebed. Dit slotvers behoeft niet altijd een lofzang of een gebed te zijn. Dat kan het wel zijn. Het slotvers moet passen bij de preek; bij het slot van de preek, of in elk geval, bij heel de preek. In het slotvers kan het slotgedeelte van de preek worden weergegeven en bijzonder slaan op het laatste gedeelte van den tekst. Dat vers kan de gemeente ook laten gevoelen, wat zij ontving onder de verkondiging van het Woord; het vers kan ook een gebed zijn, waarmee de gemeente het worstelperk weer binnen treedt. Eén vers is als slotvers wel genoeg. Natuurlijk kunnen twee kleine verzen bij elkaar behooren en dan laat men er twee zingen. Een kort vers voldoet, over ’t algemeen genomen, heel goed. Het behoeft niet altijd een vers te zijn, dat allen kennen. De onbekende verzen moeten ook geleerd en gezongen worden. Bij bijzondere gelegenheden worde het slotvers staande gezongen.
Bij bijzondere gelegenheden moet de dienaar des Woords zulke Psalmen kiezen, die iets van dat bijzondere laten uitkomen. Dus in de te zingen Psalmverzen moet uitkomen of het Heilig Avondmaal bediend wordt, of in den dienst openbare belijdenis zal plaats hebben, of een huwelijk bevestigd wordt, of een predikant tot zijn dienstwerk wordt ingeleid. Wie zijn Psalmboek ijverig bestudeert, zal telkens nieuwe schatten ontdekken. De liturg zal bij de bediening van den Heiligen Doop en bij de bevestiging van een huwelijk niet altijd laten zingen Psalm 134 : 3. Niet, omdat dit vers niet goed en niet rijk is, maar omdat er ook nog andere goede en rijke verzen zijn in ons Psalmboek. Wij geven hier geen verzen op. Dat behoort in een liturgiek elders te geschieden. Wij wijzen er alleen op, dat geen gemakzucht en geen traagheid van den dienaar moet uitkomen in het kiezen van Psalmen voor den dienst des Heeren.
Vergeten wij niet, dat in elken dienst en in elk vers iets uitstraalt van de heerlijkheid des Heeren, van de grootheid van den Christus Gods. Wie dit verstaat, zal meer letten op de groote beteekenis van de Psalmen voor elken dienst. Meermalen is er op gewezen, dat wij voor de bijzondere dienst zoo weinig keus hebben. Wij gelooven dat niet, maar verstaan de moeilijkheid wel. Op Kerstmis hebben wij onze Lofzangen, maar verder? Toch hebben wij in de Psalmen alles, ook verzen vol van den Christus. Zeker wij konden meer hebben. Wij missen een goede berijming (voor den eeredienst) van den Engelenzang. Verder zijn er andere schoone gedeelten in de Heilige Schrift, die zeker zeer passend zijn om in de gemeente te laten zingen. Vroeger wezen wij op deze dingen. Ook op een berijming van de Psalmen in het licht van het Nieuwe Testament. (Zie de brochure: „Menschelijke Gezangen”). Het is dus niet noodig dit onderwerp hier te behandelen.
Wanneer de gemeente de Psalmen Davids zingt, bindt zij den strijd aan tegen de booze machten; voor die Psalmen moeten de geesten uit den afgrond wijken. Om ze goed mee te zingen, moet ge in die Psalmen thuis zijn: gij moet ze kennen, verstaan, in leven, de kracht er van ervaren. Ge moet er mee saamgegroeid zijn in uw ziel. Reeds Calvijn wees er op, dat goed zingen van een Psalm niet gaat, tenzij die Psalm uw eigendom geworden is en gij die zingen kunt als sproot hij u zelf uit de ziel. Satan is bang voor de Psalmen en heeft ze daarom uit tal van kerken reeds gebannen, schreef Dr. A. Kuyper Sr. eens. (Zie in: „Menschelijke Gezangen”). En dit woord van Dr. Kuyper zullen wij nog veel beter verstaan, als wij er op letten, dat deze Psalmen maar geen Psalmen van David zijn, maar van den Christus. Zij zingen van den Christus en zijn geïnspireerd door den Christus. Zij gelden de gemeente des Heeren. Geen Psalm staat buiten den Christus en is zonder den Christus. Alle Psalmen zijn Messiaansch. Wie Psalmen zingt, zingt dus van den Christus en strijdt onder de banier van den Christus; die bindt den strijdt aan tegen de booze geesten en neemt plaats in het groote worstelperk. De Psalmen zijn liederen des Geestes, die in het heiligdom Gods moeten worden beluisterd tot lof des Heeren en waarin de smeekingen en lofzangen gedrongen worden voor den Troon Gods. schreef Ds. Sikkel. (De Heilige Schrift en haar verklaring, bid. 68—71).
Wanneer wij deze dingen bedenken, zullen wij gemakkelijker ons opmaken om juiste Psalmen te kiezen bij onze preeken. Ook op de feestdagen. Maar wij moeten onze Psalmen dan kennen. De gemeente moet b.v. weten, dat Psalm 81 een (Paaschpsalm is. Wie Hand. 2 leest ontvangt onderwijs over Psalm 16. En zoo is er meer te noemen Maar het ligt te veel verborgen en de berijming is lang niet altijd gelukkig. De Psalmen zelf zijn een rijke schat. De gemeente, die Psalmen zingt is allerminst een arme gemeente. Zij heeft in de Psalmen rijkdommen, maar die schatten moeten gekend worden in het geloof. Om recht te zingen moeten wij bezield worden door den Heiligen Geest.
Vroeger waren er zangdiensten. Wij begeeren die niet. Maar wel moet er veel beter gezongen worden. En dan moeten wij niet hebben het oneerbiedige zingen. De eene zange drijft soms tot vlug zingen en een ander zoekt dit te belemmeren. Dat behoort in den dienst des Heeren niet. Laten deze dingen rustig besproken worden, op een kerkeraadsvergadering of in een gemeentevergadering. De predikant kan dan het onderwerp inleiden. In de samenkomst der gemeente moet alles geschieden met de grootste eerbied. De organist moet dit ook niet vergeten. Bij het onderwerp „liturgie en kunst” wordt dit laatste nader besproken. De gemeente leere meer en meer zingen tot lof des Heeren en beseffe voortdurend, dat Zij, ook met haar zingen, staat in het groote worstelperk. Het zingen moet meer worden een actief deelnemen aan den dienst des Heeren. Dan zal ook klaarder worden verstaan, dat koorgezang niet past in haar midden. Ook niet gecamoufleerd.
L.H. van der Meiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1944

De Wekker | 4 Pagina's

Het gemeenschappelijk zingen (3).

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1944

De Wekker | 4 Pagina's