Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus de hoop der heerlijkheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus de hoop der heerlijkheid

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Welke is Christus onder de hoop der heerlijkheid. (Col. 1 : 27 ) .

Paulus beroemt zich tegenover de Gemeente van Colosse dat hij door den Heere geroepen is om onder alle creaturen te verkondigen „de verborgenheid, welke verborgen is geweest van alle eeuwen en van alle geslachten, maar nu is geopenbaard aan Zijn heiligen”. Deze ontsluierde verborgenheid, dit door de prediking des evangelies ontdekte mysterie is Christus, ook aan de Colossers gepredikt en door het geloof omhelsd. Hij is de centrale inhoud der heilsopenbaring. In Hem reiken de eeuwen elkander de hand. In Hem ontving het verleden zijn vervulling, en in Hem ligt de waarborg eener zalige toekomst. Sterker nog: Christus is de hoop der heerlijkheid.
In dit woord weerspiegelt zich de schoonheid van den derden dag, waarop in den hof van Jozef van Arimathéa het leven uit den dood ontwaakte. Met dien dag der opstanding van Christus vangt de heerlijkheid van Gods kinderen aan. De weg tot hun gouden heilstaat loopt door het ledige graf van Jezus. In Zijn herrijzenis ligt de grondslag van de schepping van een nieuwen hemel en van een nieuwe aarde. De derde dag predict de verzoening aller dingen. In den opgewekten Christus is God met Zijn schepping in hernieuwde gemeenshap getreden. De scheiding is opgeheven, de zondeschuld uitgedelgd, de dood vernietigd, satan overwonnen, de heerschappij der zonde opgeheven, de hel gesloten, de hemel geopend. De geest vrijgemaakt van de stof.
Van een toekomstige heerlijkheid van Gods kinderen zou buiten de opstanding van Christus geen sprake zijn. Hij is de poort der gerechtigheid, waardor Zijn volk tot zijn volkomen heilstaat zal ingaan. Wat die aanstaande heerlijkheid aan zaligheid bevatten zal, is verre verheven boven elke menschelijke voorstelling. „Wat geen oog heeft gezien, wat geen oor heeft gehoord en wat in geen menschenhart is opgeklommen, heeft God bereid, die op Hem betrouwen.” Maar ook hiervoor is Christus weer de maatstaf. De luister Zijner opstanding is een voortgaande. Straks vaart Hij op ten hemel, zit aan de rechterhand Zijns Vaders. En wat Hij in die plaats der heerlijkheid leeft, dat leeft Hij Gode. Aan het welbehagen des Vaders is Zijn leven, op aarde en in den hemel, dienstbaar gemaakt. Zoo en niet anders zal de heerlijkheid van Gods kinderen zijn. Hij is de Eersteling dergenen, die ontslapen zijn. Zij staan straks uit de woonstede des doods op tot een eeuwig zalig leven. „Nu zijn we kinderen Gods, en het is nog niet geopenbaard wat wij zijn zullen; maar dit weten wij, dat wanneer Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk wezen zullen, wat we zullen Hem zien gelijk Hij is.” Welk een gedachte! Christus gelijk zijn! Een leven, volmaakt aan den dienst Gods gewijd. Een wandeling zonder struikeling, een lied zonder wanklank, een vrede zonder einde. Van die heerlijkheid wordt iets aangevoeld, wanneer Gods kind hier het beginsel der eeuwige vreugde mag genieten! Maar het is slechts een druppel van een ocean van volheid!
Welke en toekomst!
Te midden van het groote leed, dat Job schier tot het graf voerde, zag hij heen naar de heerlijkheid, welke hem wachtte, en het zieleheimwee snikte in Hem: „Mijne nieren verlangen zeer in mijnen schoot.”
Maar welke is dan de grond, waarop dat uitzicht steunt? Hoe vaak is het hart niet vol vreeze! Niet altijd is de verwachting even helder! Komt dat niet veelszins hier uit voort, dat het oog
niet gericht is op Hem, die de „hoop de heerlijkheid” is?
De heerlijkheid, die komt, is onlosmakelijk verbonden aan Christus, die alleeen is de hoop der heeerlijkheid. De geloovige leeft te veel uit een abstracte beschouwing, van hetgeen hij innerlijk ervaart. Schrift en Sacrament vermanen telkens weer dat we „onze zaligheid buiten onszelf in Christus” hebben te zoeken. Hij en Hij alleen, maar dan ook volstrekt, is de hoop de heerlijkheid. In Hem alleen licht de zekerheid uwer zaligheid, kind des Heeren! Naarmate Hij een gestalte in ons hart krijgt, naar die mate zal het uitzicht, de verwachting, de zekerheid op den komenden heilstaat voor uw geloof onwrikbaar zijn. De hoop is een genadegave, welke alleen in de gemeenschap met Christus genoten wordt. Geen leven uit de weldaden Zijner verdienste, dan in gemeenschap met Hem! Zonder Christus is er geen hoop!
Daarom legt Petrus den uitverkorenen Gods dan ook den psalm der aanbidding op de lippen: „Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, die ons heeft wedergeboren tot een levende hope, door de opstanding van Jezus Christus uit de dooden!”
Die levende hope is ontloken in de schaduw van het ledige graf in Jozef's hof. Tot op het kruis was er geen hoop! Toen heerschte de dood in al zijn verschrikkelijkheid. Toen hield Satan nog het geweld!! Toen was er vloek en toorn en de ontzettende nacht der Godsverlating! Toen waren er banden des doods en angsten der hel. En zoolang Christus in het graf lag, was er een aangrijpend zwijgen! Het leven was nog niet geopenbaard. Indien er na dien schrikwekkenden nacht geen derde dag was aangebroken, dan was er veel geschied, maar tevergeefs! Dan was het geloof ijdel en waren verloren, die in Christus ontslapen zijn, dan waren Gods kinderen nog in de zonde!!
Maar de derde dag licht aan!! Christus staat op en wordt van de smarten des doods ontbonden! En met Hem geheel Zijn Kerk! Alleen, die in Hem tot zaligheid gelooven. Het oude is voorbijgegaan, ziet, het is alles nieuw geworden! De staat des doods is voor eeuwig ten einde, en de staat van eeuwig leven aangebroken. Voor Hem, maar in Hem voor al Zijn volk. Hij staat op als de heerlijkheid. Ook Hij leeft nog in uitzicht op de vervulling van alle beloften! Eerst breekt de ure aan, waarin Hij den arbeid Zijner ziel zal bekroond zien, als wanneer Hij den Vader het Koninkrink zal overdragen, en „God alles zal zijn en in allen”
Christus, de hoop der heerlijkheid!
Uit Hem, kind des Heeren, vloeit nu alle verwarchting voor de komende heerlijkheid voort! Hij, de grond, de waarborg, de zekerheid der hoop! Die hoop beschaamt niet omdat Hij de Hoop de heerlijkheid is.
Hoe rotsvast is de verwarchting van Gods kind!
In elk mensche leeft verwarchting. Zijn leven is hopen. Het spreekt nog van onze hooge afkomst. God heeft de eeuw in ons hart gelegd! Zonder hoop kan de mensch niet leven. Is alle verwachting afgesneden, dan grijpt de mensch naar het gordijn van den dood! Dan wordt het leven hem te zwaar, en werpt hij in wanhoop dien last van zich!
Arme mensch, die geen hoop kan koesteren, die niet op bittere teleurstelling uitloopt. Dat is de wereld buiten God en zonder Christus, zonder hoop. Dat verklaart al den weemoed der klaagzangen, het onbevredigde verlagen, het wanhopige tegenover den dood. Buiten Christus — geen uitzicht in de toekomst! De mensch is ongelukkig, die niet meer te verwarchten heeft. Daarom is de wereld op heden zoo moede, omdat er geen hope is. Al haar verwarchting is op ontgoocheling uitgeloopen. Hoe heeft ze haar verwachting gebouwd op wetenschap en kunst, op techniek en cultuur. En de vruchten daarvan brachten haar den dood! Het uitzicht is even troosteloos en hopeloos. En telkens weer, bij de puinhoopen van haar verwoest levensgeluk, maakt de wereld bekeningen omtrent nieuwbouw. Totdat haar einde komt, snel en onverwachts! Ontzaggelijke ure, als de wereld, die nu is, zal ondergaan in den vuurdoop! Dante, de groote dichter, heeft getracht, den jammer der verdoemden te teekenen. Hij schreef boven den ingang der hel: „Die hier binnentreedt, late alle hoop varen!„ Alle hoop varen, maar dat is de dood, de eeuwige dood.
Schoon vooruitzicht voor allen, die Jezus in onverderfelijkheid hebben liefgehad. Met Christus, de hoop der heelijkheid, in het hart, wordt de levenskracht verjongd, en is er geestdrift en moed voor den strijd. Christus onze hope der glorie! In zijn bloed gewasschen, is ons de heelijkheid zeker, en de zaligheid der toekomst is het zijn met Hem en het Hem gelijk zijn.  Met Hem en het met Hem in de verlossing des lichaams, in de bereiding der ziele tot Gods lof, in het heerschen over alle dingen.
Wegschuilend in het verborgene Zijner vleugelen weet ge u, kind des Heeren, veilig en zeker van uw toekomst. Geen weg zoo moeilijk, geen kruis zoo zwaar, geen strijd zoo hevig, of met uw Christus, de hoop de heerlijkheid verbonden, is uw belijden:
Bezwijkt dan ooit in bitt’re smart,
Of bangen nood mijn vleesch en hart,
Zoo zult Gij zijn voor mijn gemoed,
Mijn Rots, mijn Deel, mijn eeuwig Goed.
Apeldoorn
J.W. Geels

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1944

De Wekker | 4 Pagina's

Christus de hoop der heerlijkheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1944

De Wekker | 4 Pagina's